Planteneters

graseters— vruchteneters— knaagdieren — gebit

 

Zoogdieren die zich voeden met planten zijn planteneters. Ze zijn ingedeeld in twee groepen: graseters en vruchteneters.

Graseters eten hoofdzakelijk gras en bladeren. Dit voedsel wordt heel fijn gekauwd, want het is moeilijk te verteren. Het gebit van graseters bestaat daarom bijna helemaal uit brede, platte kiezen. Deze zijn voorzien van ribbels. Als molenstenen malen ze gras en bladeren fijn. Meestal bevat het gebit van graseters ook nog snijtanden. Ze worden gebruikt om het voedsel af te bijten. Graseters hebben allemaal een lang darmkanaal. Twintig meter is heel normaal. Er leven veel bacteriën in. Die helpen bij de vertering van het voedsel. Paarden, koeien, geiten en herten zijn graseters.

Vruchteneters leven van vruchten, zaden, wortels en knollen. Tot deze groep planteneters rekent men de knaagdieren. Met de scherpe knaagtanden worden stukken voedsel afgeknaagd. De ribbels malen ze daarna fijn. Bekende vruchteneters in ons land zijn eekhoorns. muizen, ratten en hamsters. Hazen en konijnen hebben een ander gebit. Ze horen daarom niet bij de knaagdieren. BiIj alle planteneters ontbreken de hoektanden. Hun gebit is niet volledig