Trekvogels

 

Voor veel vogels Iigt het broedgebied ergens anders dan hun winterkwartier. Elk jaar trekken ze van het ene gebied naar het

andere en weer terug. We noemen zulke vogels trekvogels. In ons land kunnen de trekvogels in drie groepen worden verdeeld:

—zomergasten broeden hier. Daarna trekken ze zuidwaarts naar hun winterkwartieren. ZwaIuwen, kieviten en grutto‘s zijn zomergasten;

—wintergasten zijn alleen `s winters hier. Ze trekken in het voorjaar noordwaarts naar hun broedgebieden. Een heel bekende wintergast is de bonte kraai;

—doortrekkers broeden ten noorden en overwinteren ten zuiden van ons land.Ze zijn hier slechts op doorreis zoals kramsvogeIs, ganzen en kraanvogels.

Niet alle vogels trekken. Voor sommige is het broedgebied tegeIijk het winterkwartier. Zulke vogels heten standvogeIs.

Mussen, merels en kraaien horen tot deze groep.