Vlinders
dagvlinders – nachtvlinders
Vlinders zijn de enige insekten met gekleurde schubben op hun vleugels. We kennen dagvlinders en nachtvlinders. Beide soorten zijn gemakkeiijk uit elkaar te houden. Dagvlinders vliegen overdag. Ze hebben prachtige kleuren op de bovenkant van hun vleugels. De onderkant is heel simpel van kleur.
Bij het rusten worden de vleugels omhoog geklapt. Dan vallen ze nauwelijks op. Een heel duidelijk herkenningsmiddel zijn de antennen.
Bij dagvlinders zijn die altijd knopvormig. Bekende dagvlinders zijn de kleine vos, het koolwitje, het hooibeestje en het blauwtje. Nachtvlinders vliegen bijna allemaal na zonsondergang. De voorvleugels zijn vaak grijsbruin. De achtervleugels dragen vaak opvallende kleuren. In rust zijn de voorvleugeis over de achtervleugeis gevouwen. De antennen zien eruit als de veer van een vogel. Bekende nachtvlinders zijn de zogenaamde uiltjes en pijlstaarten In ons land komen ongeveer 70 soorten dagvlinders voor en een paar duizend soorten nachtvlinders.
Elk voorjaar zijn er bij ons vlinders uit andere landen te gast. We noemen ze trekvlinders, zoals we ook over trekvogels spreken. Bekende trekkers zijn atalanta´s, distelvlinders en garnmaultjes. Ze komen uit Zuid-Europa en zelfs helemaal uit Afrika.
De wijfjes leggen hier hun eitjes en gaan daarna dood. De nakomelingen van de trekvlinders blijven de hele zomer in ons land rondvliegen. In het najaar trekken sommige weer naar het Zuiden. Dan zijn er al wel veel gestorven.
Het verschijnsel noemen we ‚vlindertrek‘