Voedselketen

 

In de natuur zijn planten en dieren steeds op elkaar aangewezen. Ze leven er met elkaar, maar ook van elkaar.

Als voorbeeld nemen we een Ioofbos. In het bos staan eiken. De bladeren van de eik leveren voedsel voor rupsen.

KooImezen zoeken naar de rupsen en eten ze op. Een roofvogel, bijv. een sperwer, vangt op zijn beurt koolmezen.

Elke soort is afhankelijk van de ander. Het lijkt net een ketting, waarin planten en dieren de schakels vormen.

In die vorm zou je het ook kunnen opschrijven:

eikeblad → rups → koolmees → sperwer.

We spreken in dit verband dan ook van een ‚‚voedselketen".

Overal in de natuur kom je zulke voedselketens tegen. We geven een voorbeeld. In het water van de sloot komen

waterplanten voor.

Kikkervisjes leven van waterplanten. Watertorren eten kikkervisjes. Baarzen eten waterkevers en de snoek

eet baarzen. Opgeschreven in de vorm van een ketting ziet het er zo uit:

waterplant → kikkervisje → waterkever → baars → snoek.

Elke voedselketen begint met een plant en eindigt met een vleesetend dier