Helaas werkt de website nog niet goed dit komt door dat er nog wat ge-upload moet worden! |
![]() |
|
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]()
|
Inleiding:Aan de lezer van dit werkstuk over K. Norel, Dit werkstuk schrijf ik voor het vak Nederlands voor mijn examen. Het gaat over de schrijver K. Norel. K. Norel vind ik op zich wel een goede schrijver. Want zijn manier van schrijven vind ik wel prettig lezen en zijn boeken en verhalen gaan over personen op het water of op het land of in de lucht, en dat boeit mij wel. De 3e reden dat ik K. Norel wel een goede schrijver vind is als schrijver gebruikt jij geen grof taalgebruik dit komt waarschijnlijk door zijn christelijke achtergrond. De informatie over de schrijver heb ik uit: “Ouwe Bram leeft nog!”, dit is een blad van uitgeverij - antiquariaat ” ‘t Vergeten boek”, het gaat over protestands-christelijke jeugdschrijvers in Nederland. Een aantal hiervan ging over K. Norel. Ik hoop dat u / jij evenveel plezier bij het lezen van dit werkstuk heeft / hebt als ik heb gehad bij het maken hiervan. Ook weet ik nu iets meer over K. Norel Met vriendelijke groeten, Iede Post Ps. Dit werkstuk komt ook op het internet. Het adres is www.geocities.com/iedepost onder het kopje “Een werkstuk over K. Norel”. Wie is K. Norel? En nog meer van deze vragen. Dit is letterlijk over genomen uit “Ouwe Bram leeft nog!” K. Norel, schrijver over Holland en het water Wie aan grote schrijvers binnen de prot. chr. jeugdliteratuur denkt, komt in eerste instantie terecht bij W.G. v.d. Huist, daarna bij Anne de Vries; de derde in belangrijkheid is waarschijnlijk K. Norel. Hij was een begrip bij de Nederlandse lezers, zowel bij volwassenen als bij kinderen. En niet alleen in eigen kring.
Wie was Klaas Norel?
Hij was de oudste zoon van een eenvoudige veehouder, Okke Norel, die zijn
bedrijfje net buiten Harlingen had en die later een kleine melkzaak in de
stad uitbaatte. Zijn moeder, Jacoba Dijkstra, was eveneens van
boerenafkomst. Op 9 november 1899 werd Klaas als eerste kind in het gezin
geboren. Na hem kwam er nog een zus, Anna, en een broer Sake. Anna is nog
in leven en woont in een verpleeghuis in Harlingen. Sake overleed op
90-jarige leeftijd in 1997, hij bouwde in Nederlands-Indië een militaire
carrière op en kwam in de Tweede Wereldoorlog in Birma terecht. Het gezin
Norel was rechtzinnig gereformeerd; gedurende zijn gehele leven gaf Klaas
echter een eigentijdse invulling aan zijn geloof, waarin hij openstond
voor elke andere mening.
Klaas was, zoals reeds gezegd, avontuurlijk aangelegd. Daarbij was hij journalist in hart en nieren en altijd in voor een primeur. Hij trouwde op 8 januari 1925 met Jantje de Vries, dochter van Joost de Vries en Maria Lub, de eerste afkomstig uit een tuindersfamilie, zijn vrouw uit een bekende vissersfamilie. Zij kregen vier kinderen: Marie, Okke, Joost en Coby, die alle vier nog in leven zijn. Jantje kreeg in de loop van haar leven nog wel eens wat te stellen met de avontuurlijke Klaas. Zo ging Klaas, als eerste, en als primeur voor zijn krant, in 1929 met een auto over het ijs naar Urk. Over een ijsvloer die bestond uit bevroren zout water waaronder eb en vloed nog dagelijks twee keer heen en weer ging. Jantje wist van niks. Gelukkig slaagde de tocht en kreeg hij in die barre winter nog vele navolgers. Maar hij was wel de eerste! Later zou zijn avontuurlijke aanleg hem over de halve wereld voeren, varend op vrachtschepen, kustvaarders, mijnenvegers en onderzeeërs.
Naast zijn werk bij
"De Vrije Westfries" werd Norel correspondent van het gezaghebbende
antirevolutionaire dagblad "De Standaard" en begon hij artikelen te
schrijven voor diverse andere bladen zoals voor "De Wandelaar", "De Vriend
des Huizes" en "De Spiegel". Ook schreef hij jeugdverhalen in "Vrij en
Blij". Hij kwam in contact met de schrijver P.J. Risseeuw, die hem
aanraadde een boek voor de jeugd te gaan schrijven. Dat kwam uit in 1935,
"Land in zicht!" en werd meteen een succes. Het boek handelde over de
drooglegging van de Zuiderzee. Aangemoedigd Illustratie van Corrie van der Baan voor Pim, Ineke en hun hondje Klaas, die zeer koningsgezind was en zes boeken schreef over het Koningshuis, was niet iemand die zijn mening onder stoelen of banken stak. Na de bezetting door de Duitsers begon hij onmiddellijk te rebelleren tegen de Duitse censuur en zo werd hij de eerste journalist die door de Duitsers opgepakt werd, in juli 1940 zat hij drie weken in het huis van Bewaring in Amsterdam. Na zijn vrijlating ging hij door tot "De Vrije Westfries" in april 1941 verboden werd. Hij had weer een primeur, want het was de eerste krant in Nederland, die dit overkwam. De boeken die Norel in het begin van de oorlog nog kon publiceren, gaf hij duidelijke titels zoals "Janmaats en Signeuren" en "Dispereert niet". Bij "Opstand in Holland" was het afgelopen, mede omdat hij geen lid van de Kultuurkamer wilde worden. Op dat moment startte Norel met zijn illegale werk. Met een onverstoorbaar optimisme, "nog drie maanden en dan is het wel afgelopen", ging bij aan de slag. Het zou allemaal echter een stuk langer gaan duren. Klaas werd lid van een Enkhuizer verzetsgroep, hielp onderduikers, en zamelde geld in. In oktober 1943 sloeg het noodlot toe, de groep werd opgerold. Een bevriende politieman kwam waarschuwen aan het huis van de familie Norel. Klaas was echter in Amsterdam en zou die dag met de trein thuiskomen. Op die manier zou hij zo in de val lopen. Moeder Jantje stuurde echter zo snel mogelijk haar oudste dochter Made met de trein naar Amsterdam, om vader op het vijfde perron te gaan opwachten. Bij aankomst in de hoofdstad liep Marie naar de eerste de beste trein die naar Enkhuizen zou vertrekken en vond daar haar vader. Die ruilde zijn retourkaartje met het enkeltje van zijn dochter. Marie ging terug naar Enkhuizen op het kaartje van pa en Klaas dook onder. Verschillende leden van de verzetsgroep werden wel opgepakt en geëxecuteerd. In 1944 was Klaas ondergedoken bij een bakker in Heerhugowaard. Klaas' zoon Joost, die in 1995 een artikel over zijn vader publiceerde in "Steevast, jaaruitgave van de Vereniging Oud Enkhuizen", schrijft daarover het volgende: "Nieuw onderdak werd
gevonden bij bakker Ruiten in Heerhugowaard. Omdat de bakkerij nog stroom
had, kon op de zolder een radio worden geïnstalleerd. Ook was het mogelijk
stencils Na de bevrijding werd Klaas Norel chefredacteur Binnenland bij Trouw, maar raakte door het vele werk, door moeilijke contacten met hoofdredacteur Bruins Slot, en waarschijnlijk ook als reactie op de hectische oorlogsjaren, overspannen. Het was duidelijk dat hij moest kiezen: òf schrijver òf journalist. Hij koos voor het eerste. Daarin legde hij een ijzeren discipline aan de dag. Na het ontbijt zette hij zich onmiddellijk aan het werk, schreef alles eerst in klad om het daarna op de schrijfmachine verder uit te werken. Over één onderwerp schreef hij soms gelijktijdig drie boeken, één voor volwassenen, één voor de oudere jeugd en één voor jongere kinderen. Met zijn al in de oorlog geschreven trilogie "Engelandvaarders" raakte hij in het gehele land bekend. Het werd zijn allergrootste succes naast andere bestsellers als "Varen en vechten", "Vliegers in het vuur", "Scheepsmaat Woeltje", "Mannen van Sliedrecht" (eerste hoofdstuk van Herman de Man, na diens dood door K. Norel afgemaakt), enz. Bekende titels voor de jeugd zijn: "O 16", "in kruiend ijs", "Houen jongens!" "Die kwajongens" en vele andere. Ook schreef Klaas diverse schoolboekjes, soms samen met Aart Grimme, zoals de serie "Bij huis en van honk" met illustraties van W.G. v.d. Huist jr. Joost omschrijft zijn vader als een heel goede vader, ondanks diens drukke werkzaamheden, optimistisch van aard, die spannend kon vertellen en vaak met zijn kinderen op stap ging. Door zijn avontuurlijk karakter, waardoor hij vaak van huis was, kwam wel een groot gedeelte van de opvoeding op moeder terecht. Na de oorlog
verhuisde Klaas Norel naar Amstelveen, waar hij zich o.a. inzette voor het
christelijk onderwijs. Hij had een wekelijkse column in het kerkblad van
Amstelveen en leefde erg mee met gebeurtenissen in kerk en samenleving.
Zelf stelde hij zich open voor samenwerking, stond zeer positief tegenover
oecumene en het samengaan van de drie grote christelijke partijen in één
CDA. Wij zullen ons K. Norel herinneren als één van de grotere talenten binnen de protestants-christelijke groep boekenschrijvers, die met zijn onopgesmukte werk veel lezers aan zich bond. Mocht er ooit nog eens een biografie over hem verschijnen dan zou die het beste als titel "Recht door zee" kunnen meekrijgen. Daarmee is hij het best getypeerd, zowel in leven als in werk. RvS De bronnen die “Ouwe Bram leeft nog!” heeft gebruikt:
Dit is letterlijk over genomen uit “Ouwe Bram leeft nog!” Een bibliografie is een beschrijving van wat iemand heeft geschreven. De honderdzestig
titels die van Norel bekend zijn, zijn in zeer wisselende oplagen
verschonen. Sommige boeken zijn zoveel verkocht, dat ze op iedere
rommelmarkt voor een prikje te krijgen zijn. Niet dus omdat het slechte
boeken zijn, maar met name omdat de aantallen zo groot waren, dat ze
eigenlijk nooit echt zeldzaam worden. Sommige andere titels zijn echter
niet of nauwelijks meer te vinden. Uiteraard zijn dit de meest
interessante voor verzamelaars. Onderstaande lijst is niet meer dan een
opsomming van titels. Uitgevers, drukgeschiedenis etc. blijven achterwege.
Dat kan ook Romans
|
Hoofdpersoon: |
Karakter eigenschappen: |
Evert Gnodde, een visser uit Urk |
Wilt voor de koningin in Engeland vechten en gaat via de Duitse weermacht naar Engeland en helpt op die manier mee aan de bevrijding van Nederland. |
Jan |
Een vriend Evert gaat samen met hem naar Engeland en bevrijdt samen met Evert de dominee en smokkelen hem de boot op waar ze opvaren. |
Bijpersonen: |
|
Dirk |
een broer van Evert |
Ali Romkes |
Ze is de vriendin van Evert en ze is hem altijd trouw gebleven, óók toen hij een tijdje in het door hem en iedereen gehate uniform zat |
vader van Evert |
Hij is eerst verdrietig, omdat Evert naar de Duitsers gaat, maar als blijkt dat hij op deze manier met zijn eigen boot, de U.K. 194 (was door de Duitser gevorderd), naar Engeland gaat is hij trots op Evert |
Dominee van Velden |
Eerst predikant in Meer. Hier is hij opgeven ogenblik opgepakt. |
Clara |
Een mede verzetstrijder. |
Loods aan boord
Hoofdpersoon: |
Karakter eigenschappen: |
Jan Loots (zijn achternaam is ontstaan doordat er in zijn familie loodsen waren) Hij was eerst zeeman en later loods. |
Hij voer eerst op de grote vaart en is om zijn vrouw over gestapt naar het loodsen bestaan. |
Bijpersonen: |
|
Jane |
Vrouw van Jan Loots en wilt graag dat Jan niet meer zover van huis gaat. |
Norel schreef Loods aan boord voornamelijk in ik-vorm de hij-vorm komt er een heel klein beetje er in voor en de ik-persoon is in Loods aan boord Jan Loots. Als je kijkt naar Spanning dan kan je dat vrij aardig terug vinden, want op dag dat Jan Loots op fjord in Noorwegen in de mist moet varen dat heel plotseling komt op zetten.
Engelandvaarders Norel juist weer meer in de hij-vorm.
Voorbeeld:
’Maak open!’ commandeert een harde stem. De tromp van een pistol is voor haar ogen.
Het zijn Duitsers. Haar eerste opwelling is snel te vluchten door de tuin. Maar ogenblikkelijk onderdrukt ze die gedachte. Daar-voor is het te laat. Een koelbloedig spel moet ze nu spelen.
Ze trekt de schoot uit het slot. Vier Duitsers stormen binnen.
‘Waar zijn mannen?’ schreeuwen zij.
‘Hier zijn geen mannen,’ antwoordt Clara.
Letterlijk overgenomen
uit Engelandvaarders
deel 3, blz. 124
Ook de Spanning is hier ook uit te halen en ook als je kijkt naar andere citaten uit Engelandvaarders. Neem bijvoorbeeld bovenstaand citaat, de spanning is daar om te snijden op zo’n moment!
K. Norel gebruikte om de haverklap spanning en schreef zowel in de ik-vorm als in de hij-vorm. Hij kan zowel het een als het ander. Ik vind het zelf niet zoveel uitmaken in welk vorm hij schrijft.
De tijd waar het boek Engelandvaarders zich afspeelt kan je o.a. zien aan het onderstreepte in onderstaand stukje. De totaal beschreven tijd is 5 á 6 jaar en het is chronologisch verteld.
'Wat
is er aan de hand?' vraagt hij aan zijn vriend.
'We gaan er op los! Het is invasie'
'Wie zegt dat?'
'Iedereen.'
'Iedereen...,' schampert Evert. 'Iedereen heeft 't al honderd keer
gezegd.'
'Maar nou is 't zo. De vrachtboten zijn allemaal stikvol soldaten.'
'Da's meer gebeurd,' zegt Evert koel.
'De slagschepen gaan de haven uit.'
'Een oefentochtje,' blijft Evert koppig.
'De jagers maken los.'
Nu wordt het Evert toch te machtig. Hij slaat zijn boek dicht en gaat Jan
achterna naar boven. De hele haven is in actie. Dikke rook stijgt uit de
schoorstenen van de schepen. Sleepbootjes trekken hakkepoffend de kruisers
van de kade los. Op de wal marcheren nog steeds troepen aan, maar veel
dekken staan reeds vol soldaten, die joelen en zingen van Tipperary en van
de was, die aan de Siegfriedlijn te drogen wordt gehangen. En iedereen is
aangestoken door een vecht- en aanvalsgeest.
Maar de wind fluit in het want. De zee is vol met witte koppen. De golven
bruisen tegen de basalten glooiing. En het is morgen volle maan. Deze
gelegenheid is voor een overtocht volslagen ongeschikt. Dit is een
grootscheepse manoeuvre, gelooft Evert. Het bootsmansfluitje snerpt.
'Aantreden op het achterdek,' gelast de schipper.
De bemanning verzamelt zich op het achterdek. Temidden van zijn officieren
treedt de commandant voor het scheepsvolk. Hij leest een brief voor, een
dagorder van generaal Eisenhower. 'D-day', de grote dag, waar naar gij allen
uitgezien hebt, is gekomen. Wij gaan ten aanval om West-Europa te bevrijden
en Duitsland te verslaan. Ik reken er op dat alle geallieerde
strijdkrachten, te land, ter zee en in de lucht hun plicht vervullen zullen.
Voorwaarts! Wij zullen overwinnen!'
Evert krijgt een schok. Dus toch! Dus nu! Al zijn pessimisme is verdwenen.
Plotseling zijn z'n weifelingen weg. Het gaat er op los. Het is invasie.
Holland wordt bevrijd.
*'D-day' - Decision-day - dag van de beslissing, van de invasie.
Blz. 79 uit Engelandvaarders deel 2.
Loods aan boord speelt in de tijd dat er nog wel zeilvaart was, maar de stoomboten steeds meer op drongen en dit is ongeveer in het jaar 1807.
Hoe lang het boek op zich zelf (“De speeltijd”) duurt weet ik niet want er zitten nogal veel flashbacks in.
De boeken van Norel spelen voor namelijk af op zee, maar ook in de lucht of op het land, dit komt door dat hij een grote liefde voor de zee had. Deze 2 boeken spelen zich af in Engeland, Frankrijk, Nederland en in Scandinavië.
Engelandvaarders begint volgens mij open, want hoofdstuk 1 begint als volgt:
HOOFDSTUK 1
Oorlog!
In de kleine stuurkast van de U.K. 194 leunde Evert Gnodde sla-perig op het roer. Het valt niet mee voor een jongen van zestien om wacht te houden in het holst van de nacht, wanneer het stage schommelen van de botter en de schuit zo rustig ligt te trekken aan de kor. ..............................
Letterlijk overgenomen uit Engelandvaarders deel 2, blz. 220
Ik vind dit een open begin, omdat het verhaal begint midden op zee. Het verhaal eindigt gesloten, maar toch ook wel weer open. Want als Ali en Evert thuis komen dan eindigt het verhaal met het begin van de maaltijd wat onder brokken word door.........
‘Tast toe!’ zegt Romkes na het gebed. Maar eer ze goed en wel aan het eten zijn, stroomt het smalle straatje vol muziek. De Ur-ker fanfare is op pad. Met rinkelende bekkens, een dreunende trom en schetterende trompetten komt ze afgemarcheerd. Voor het huis van Romkes houdt het muziekcorps halt. Een serenade voor de Engelandvaarder! Evert en Alie staan arm in arm voor de deur. Hun ouders aan weerskanten. Het koppel broertjes en zusjes, veel meer dan een dozijn sterk, verdringt zich in het smalle tuintje voor het huis. ‘Adriaan Valerius’ speelt een daverende mars. Bij het Wilhelmus, dat daarna gespeeld word, staat de soldaat stram in de houding. ‘En nou zou ik willen dat je nog Psalm 89 vers 8 speelde,‘ zegt Gnodde tot de dikke dirigent. Die brengt zijn hand aan zijn karpoets en heft daarna zijn diri-geerstok. En terwijl het corps het koraal speelt, zingt het straatje, opgepropt met mensen, te zamen met de familie op de stoep:
Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht hunne kracht,
Uw vrije gunst alleen wordt d’ere toegebracht...
Letterlijk overgenomen uit Engelandvaarders deel 2, blz. 220
Loods aan boord begint open, want het verhaal begint op het moment dat hij van de boot gaat en een vriend groet en daarna diep hij herinneringen op.
Het verhaal eindigt gesloten, want het verhaal eindigt bij Jan thuis en aan het einde van een gesprek.
De reden dat de boeken van Norel voor namelijk ook op zee afspelen komt door dat hij een grote liefde voor de zee had. Zo ging hij wel eens, voor niets, met een boot mee naar Canada of naar Vancouver Island! En als die van zo’n reis terug kwam had hij weer een boek af.
Ook schrijft hij over het dagelijks leven. Een voorbeeld is: ”Het Pinksterkamp der zeeverkenners”, dit boek is gebaseerd op een pinksterkamp van zijn zoon Joost die bij de zeeverkenners zat. Of in andere boeken werden bijvoorbeeld de namen van zijn kinderen gebruikt.
De 2e Wereld Oorlog was voor hem ook een onderwerp waar hij over kon schrijven.
De motieven om Engelandvaarders te schrijven zijn was vooral om de toekomstige jeugd te laten herinneren “zo was het”. Zie onderstaande citaat.
Norel schreef dit voor de pocket-/ Norelserie uitgegeven door Elsevier.
Het thema van Engelandvaarders is oorlog, dit blijkt óók onderstaand citaat.
Woord vooraf.
Deze pocketherdruk van Engelandvaarders is niet meer, als de die vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog uitkwam, herinnering voor degenen die de Duitse bezetting bewust hadden beleefd en bij het lezen dikwijls zeiden: 'ja, zo was het'.
Het boek zal nu, naar ik hoop, vooral zijn lezers vinden onder de jonge Nederlanders die geen weet hebben gehad van die bange en bewogen tijd. Zij mogen er uit leren hoe fel ons volk geschokt werd door de overval van 10 mei '40, hoe diep het was verslagen door de snelle nederlaag, boe wreed en vals het door de Nazi's werd verdrukt. Maar ook hoe het verzet ontwaakte en sterker werd naarmate de Nazi's harder trapten.
Er was toen veel ellende en leed, er was ook avontuur! En wel avontuur dat stond in dienst van recht en vrijheid. Dit heeft de jeugd van toen sterk aangesproken. Ik vind het een fijne zaak dat het ook de jonge Nederlanders van nu nog blijkt te boeien.
DE SCHRIJVER
ð Bronnen op het internet:
v http://www.reformatorischdagblad.nl/
ð Papieren bronnen:
v Ouwe Bram leeft nog!
v De boeken:
Ø Engelandvaarders
Ø Loods aan boord
ð het werkstuk:
Ik vond het leuk om het werkstuk te maken.
Er is heel wat tijd in gaan zitten, zelfs de vakantie moest er voor een deel aan geloven.
ð de boeken:
Ik vind de boeken leuk om te lezen om dat er wel spanning in zit en van een beetje spanning houd ik wel.
ð (de schrijver K. Norel):
Mijn mening over de schrijver staat in de inleiding
Ik werkte in Amsterdam, beging een verkeersfout op het Victorieplein. “Halt politie”. “Meneer, u doet het verkeerd.” Ik zeg: “Meneer u heeft gelijk.” Je moet agenten altijd gelijk geven. Hij zegt “Ja, ik heb gelijk en ik moet u bekeuren.” Ik zeg: “Nou als ‘t niet anders is, dan... “ “Hoe is uw naam?” “Norel” Even stilte. Hij zegt: “U bent toch geen familie van die schrijver?” Ik zeg: “Ja dat is mijn vader.” “Meneer, ik kan u niet bekeuren, want ik ben juist een boek van ‘m aan ‘t lezen.” Dus zo heb je toch wel eens een keer voordeel van zoiets, aldus Joost Norel, Joost vertelde dit op de 3e
Ouwe-Bramdag.
Deze site is voor het laatst bijgewerkt donderdag 03 januari 2002