De gestoorde nagels van het noodlot

"Spiegeltje, spiegeltje, aan de wand
Zouden brandende lusten niet mijn enige bezit zijn in dit land?
Want als ik jouw wil zou laten geschieden
Moet je mij de hekserij van jouw tong gunnen"

Drie maanschijven bevroren in de schaduw van zes
Terwijl nog maar een ziel de graaiende Styx overstak
Krampachtig zijn kitscherig kruisbeeld vasthoudend
Vleermuizen vlogen over de kantelen in een ongelijke vloedgolf
Voortekens van corruptie binnen de Kerk
Een stinkende dompige oase hield zich nog altijd vast aan een dwaze verrijzenis

Eenzaam als een ijskoud altaar
Het kasteel en haar slottoren
Als de heerschappij van een sprookje verrees
Een weduwe op de besneeuwde toppen
Waarop de Gravin rust vond
Haar ledematen nog spinnend van het genot van de moord
Badend in maagdelijk wit en zoals de nacht
Levend en jong en onvervuld

Was het het gehuil van een wolf
Die de zilveren draad van betoverde gedachten doorbrak?
Van haar leven als slechts een afspiegeling
(Zoals de maan gevangen in smalle ramen)
Die opende als donkere oogleden op
De zucht van de wouden waar de wind over neerdaalde

Als een Sirene die een lied weeft
Met de melodieën van stikkende koren
Waar de wraakzuchtige doden
Thuishoren...

Naar de Tovenares en haar zwarte kunsten
Haastte zij zich vanuit gitzwarte torens in het uur van Mars
Onder een met sterren doorvlochten hemel getralied met littekens
Om de strakke teugels te ontbinden die in galop bleven, wanhoop
Beslagen met melancholie, maakte daar plaats voor heiligdommen
In aan banden gelegde schimmige moerassen waar marmeren afgoden voor zich uit staarden

Was het de kus van de mist
Die de lucht vervulde van de nobelheid van absint?
Verloren zielen smekend voor wedergeboorte
Aan Goden op hun woudzuilen
Wiens grafschriften spraken over opnieuw verrijzen om vergeving
Te bekomen door een holocaust van zonde

Met een tong vastgehaakt in scheldende endeldarmen
Bad de Tovenares boven tekens en zegels
Tot de Dood, om de dunne sluier te scheuren
Zodat de Alouden opnieuw zouden verrijzen

Terwijl de schaduwen groeiden
Verviel de Gravin
In masturberen met haar dolk
Terwijl de Heks bezweringen afdreunde
Met zware rozen klaarkomend op de weg naar de Hel
Terwijl de gruwelijke donderpreek van het opkomend onweer
Twee gescheiden werelden aankondigde

Verderf uitstralend, kwam iets
Met de stank van onteerde graven
Neergedaald over deze samenzweersters
Die ineenkrompen door de aanblik van een verschrikking
Die het gebrul van parende demonen met zich mee bracht

Glansrijk
Met hangers
(Geboorte-trofeeën uit de buik van ontheiligde nonnen)
Viel een gevleugelde demon, getooid
In afval, hun magische cirkel binnen, een ingang zoekend
Om met een ijskoude tong haar kut te likken
Waar robijnen uitgesmeerd over sneeuwwitte dijen
Glinsterden als een contract in de tas van een hoer
Enkel ter communie gaand voor het lichaam van Christus

"Als het bloed is wat jij begeert, kwaadaardige demon
Zal ik jou deze heks gunnen
Als jij voor mij een sluier wilt trekken
Over de groeiende littekens van ouderdom en leed"

Terwijl de demon stinkende geloften kwijlde
En met zijn prooi wegvloog
In klauwen verlangend om de misselijkheid
Van eewige verkrachting op te wekken
Sprak de Tovenares krijsend in zijn greep
Een laatste vloek uit om
De Gravin te besmeuren met de belofte
Dat haar Heer gruwelijk om het leven zou komen op het slagveld

En zij zou wegrotten
Eenzaam
Waanzinnig
Op de gestoorde nagels van het noodlot


©Joeri W.