Dertien herfsten en een weduwe
De tot leven gekomen hoer is als een verwoestende kracht op een gunstige nacht
Haar ogen verraadden de betovering van het spookachtige maanlicht
Een verontrustende blik, voor eeuwig spookend over verre zeeën
Wit en doodgebloed, was haar echte Moeder gevoed
Aan de uitgehongerde wolven, aangevoerd door de natuurkrachten
Vanuit steilgepiekte gebergten die schijnbaar groeien in ongemak
Doorheen de maag van het woud, werd een zwarte koets voortgedreven
Geflankeerd door bliksem met weerhaken die siste op de storm
(Verguld met wapenschilden van Karpatische afkomst)
Slaven naar de sadist brengend voor de nieuwgeborene
Op die avond toen de Gravin's eigen familie werd verminkt
Kroop een tragedie over de naam Bathory
Elizabeth gedoopt, was er geen blekere roos
Die meer duister werd als deze elegante verschijning
Niemand meer koud van gemoed
Maar haar schoonheid spon webben
Rond harten die door één aanblik verloren waren
Zij vreesde het licht
Dus toen zij ten onder ging als een zondaar aan de ontucht
Onder een grimmige puriteinse overheersing
Offerde zij...
Tovermiddelen zoals maagden aan de ratten in de muur
Maar nadat martelengelen de onderworpen gevangenen hadden afgelikt
Waren haar dromen nog nooit zo crimineel wreed
(En bezeten van zulke verrukkingen)
Want raven voorzagen haar nachtelijke vluchten van vleugels
Van erotiek
Half veracht door de preekstoel
De komende folteringen
Half onderwezen door de samenzwering van demonen
In haar
Haar voetval veranderde in voodoo
Om haar eigen schaduw aanbeden te zien
In de kerk zonder smet
Maar vanbinnen walgde ze
Niet van haar harem van minnaars
Maar van de blik van hun Heer
'Ik moet mijn ogen afwenden naar hymnes
Want zijn blik brengt dogma's over mijn lichaam
Hij weet dat ik heb gedroomd over vleselijke riten
Met hem ondood voor drie lange nachten'
Elizabeth luisterde
Geen opgedreunde preken
Sleepten zo'n schuldgevoel voor haar deur
Begroeven haar ziel met zulke stenen
Want zij kon zweren dat de priester zuchtte
Toen zij knielde om boete te doen...
Zij vreesde het licht
Dus toen zij ten onder ging als een zondaar aan de ontucht
Onder een grimmige puriteinse overheersing
Offerde zij...
Haar maagdelijke onschuld
Aan deze wolf in priesterskleren
Doorstotend om te spoken
Door haar innerlijke biechtstoel
De vergeving zou komen
Toen haar zonden weggewassen werden
Door een wedergeboorte in het wit...
De spiegel wierp kransen van doodskruid
Op het graf van haar onschuld
De moord droop van haar verborgen gezicht af
Van een fluistering tot een schreeuw
Al haar nachtrust leek vervloekt
In verzen van ondergang
Maar daar in de hel van orgieën
Was geen verschrikking erger
Dan de openbaring in de spiegel
Dat ze de fallus van de duivel
Uit eigen wil kuste...
En zo met ramen wijd opengegooid voor een hemel vol maandstonden
Ontvluchtte zij in het geheim het kasteel op de avond van de zonnewende
Een dochter van de storm, wijdbeens rijdend op haar geliefkoosde nachtmerrie
Op winden zonder gebeden
Stigmata bloedden nog altijd tussen haar benen
Een koude bloederigheid die nieuwe haat teweegbracht
Zij zocht de Tovenares
Door sneew en dompige wouden naar het hol van de sadist
Negen gestoorde lotsbestemmingen gooiden de dobbelsteen van verpulverd gebeente
Voor de keel van Elizabeth
Verdoemenis won de gok en spoorde de maan aan om
In eenzaamheid te schijnen
Tussen de wildernis van bomen
Om rond te waren op een pad
Voorbij het gejammer van verkrachte nimfen
In de greep van de sadist
Naar de schaamspleet van het woud
Waar de heks haar onderwees
In nog duisterdere kunsten
Tussen minnedrank en woudbloemen
Temidden van het zweet van gewurgde mannen
En griezelige waarheden, aloude ongunstige voortekenen,
Kwam Elizabeth opnieuw tot leven
En onder het openscheuren van de dageraad keerde ze terug
Als een vlam in een doodshoofd
Met de belofte om te branden
Geheimen werden uitgebroed terwijl ze reed
Door nevels en moerassen tot waar
Haar kasteelmuren terug opdoemden waarin de rusteloze
Opgehoopte kadavers kraaien
Zij ontwaakte uit een sprookje om in rouw gedompeld te worden
Bezeten kerkklokken dwongen haar uit haar slaap
Geluid door een priester, die zichzelf castreerde en ophing
Als een bloedrode vleermuis onder de beltoren
De bijbelgelovigen wauwelden hun mantra's
Betoveringen verzesdubbelden hun winst
Maar Elizabeth lachte, dertien herfsten waren voorbijgegaan
En zij was een weduwe van God en zijn toorn, eindelijk...
©Joeri W.