Het verhaal speelt zich af in het oude Engeland, waar het puritanisme diep geworteld zit in de maatschappij. Voor de buitenwereld zeer vrome gemeenschappen, maar vanbinnen geperverteerd door de strenge wijze van leven. Een van de gruwelijke neveneffecten van dit puritanisme waren de zogenaamde heksenjachten. In die tijd geloofde men dat God alleen de mannen had voorzien van een verstand. Vrouwen die op één of andere manier ook blijk gaven van intelligentie moesten dus wel bezeten zijn van de duivel. Ze werden gebrandmerkt als heksen en veroordeeld tot de brandstapel, de galg, de verdrinkingsdood…
De oorspronkelijke situatie in dit verhaal is de idylle van 2 geliefden. Het meisje wordt beschreven als een onaardse schoonheid, dat de onderdrukte lusten van de mannelijke bevolking van het dorp opwekt. Ze blijft echter trouw aan haar geliefde en wordt daarom uit jaloezie uitgemaakt voor een heks. Als ze op een nacht het woud inloopt, wordt ze gevolgd door 5 mannen. Die misbruiken en vermoorden haar. In het dorp wordt hier weinig ophef over gemaakt. Men beroept zich erop dat ze in de naam van God is omgebracht omdat ze zogezegd een heks zou zijn geweest.
De jongeman vindt haar verminkte lichaam in het bos en weet met zijn verdriet geen blijf. Symbolisch vindt hij niet ver daarvandaan de sleutel van de kerktoren op de grond, die waarschijnlijk een van de 5 moordenaars had laten vallen. (Symbolisch = She was slaughtered in the name of Christ) Hij wilt zich wreken en wordt hierbij geleid door de geest van zijn geliefde, die hem doorheen de mist naar een kapel leidt waar de schuldigen zich bevinden. Hij steekt het in brand en ze verbranden allemaal levend. De moord is gewroken, maar de jongeman blijft alleen achter met zijn verdriet…

Haar geest in de mist

"De maan hangt als een wreed portret tegen de hemel,
zachte winden fluisteren de klaagbedes van de bomen
terwijl deze tragedie begint met een gebroken hart van glas
en de Middernachtmerrielijke vertrappeling van dromen.
Maar oh, laat geen tranen vloeien.
Angst en pijn kunnen de dood vergezellen
maar het is het Verlangen dat haar eeuwigheid bewaart
zoals we zullen zien…"

Zij was het goddelijke schepsel
Dat in de koude spiegels kuste:
Een koningin van sneeuw…
Haar schoonheid kende haar gelijke niet,
Haar lippen in volmaakte harmonie.
Donker glanzende ogen
Zochten haar overal,
Een Arabische nachtmerrie…

Zij scheen op de waterkleuren
Van mijn vijverleven als parel
Totdat zij die haar niet konden krijgen
Haar van deze wereld wegrukten.
Op die noodlottige nacht toen…
De bomen stonken naar zonsondergang en kamfer;
Achtervolgden hun lantaarns schimmen en wierpen
Bespiedende blikken, zoals de schaduwen die ze wierpen
Over mijn geliefde die bloemen plukte onder het maanlicht.
De rede in vuur en vlam zettend
Of ze integendeel uitdovend
Slopen ze door de wouden, behekst
Door de zijdeachtige bekleding
Van haar heupen, die macht hadden
Over alles wat ze aanschouwden
Behalve een opkomende nevel
(Een dodelijke zegen die verborg)
Haar geest in de mist

Ze verkrachtten en lieten…
(vijf dienaars van God)
…Haar geest in de mist

De dageraad vond haar daar
Aangestaard door de cederbomen,
Haar zijden kleed aan stukken gescheurd. Haar ravenzwarte haar,
Golvend in de wind om haar onteerde schoonheid te kleden,
Was bezet met ijssterren van de vorst. Ik wist dat ik haar verloren had
En weende tot mijn tranen zich terug tot een gebed hadden gevormd.

Zij had mij gezworen op haar zoete bloed
"Mij nooit te verlaten
of de afgunstige Hemel zou onze harten moeten stelen."

Toen riep ik wanhopig:
"Kom terug bij mij -
Ik was verliefd op jou geboren
Dus waarom zou het noodlot ons nu in de weg staan?"

En terwijl ik haar zachte glooiingen verdronk
Met onuitgespoken dromen en laatste woorden
Merkte ik een lichte flikkering op de grond:
De sleutel van de Kerktoren…

Het dorp rouwde licht om haar
Want ze was een heks geweest
Die de mannen hadden willen misbruiken
En ik stortte in onder dit christendom, tekens zoekend om de schuldige aan te wijzen;
En mijn beproefde ziel werd koud als ijs

Een koningin van sneeuw
Haar schoonheid kende haar gelijke niet,
Haar lippen in volmaakte harmonie.
Ogen van vadzige monniken
Zochten haar overal,
Een Arabische nachtmerrie…
Ze was bezeten
Van een melkwitte huid.
Mijn porseleinen Yin,
Mijn gracieuze Engel van Zonde.

En nu voor haar…
Stonk de bries naar zonsondergang en kamfer;
Mijn lantaarn achtervolgde haar geest en liet
De vlammen hun Kapel verteren en ze crepeerden zo gruwelijk
Dat het alleen kan beschreven worden door het (Laatste) Oordeel dat door hun eigen bijbel werd verkondigd…

De rede in vuur en vlam zettend
Zonder schuldgevoel door tastbare vlammen
Werd ik bevangen door tranen
Behekst door de zijdeachtige bekleding
Van haar heupen die macht hadden
Over allen die haar hadden vervolgd
Behalve een opkomende mist

Een laatste zegen om haar geest
In de nevel te verbergen

En ik viel in een omhelzing
Waar de geliefden wegkwijnen…
Haar geest in de mist

Haar geest in de mist


©Joeri W.