Kerkhof en zonsondergang

We rijzen met de zon in de onderwereld
We gaan gebukt onder een grafloze naam
We forceren de doodskisten
En wonden met lippen gekruld
Rond tanden die zonde hebben geproefd

Kerkhof en zonsondergang

Tegen de flora van het vallen van de nacht
Verzamelen we als de fauna van de oorlog
Om Aurora zo heftig te vervloeken
Met haar aandeel in het komen van de dageraad
Om het verleden op te roepen
Die onstuimige nachten vol schitterende pijn
In dienst van de Godin des Doods
Terwijl haar lakens koninklijk rood kleurden

Manen verlengen onze in crypten opgesloten silhouetten
Schaduwen dansen, ogen flitsen vervaarlijk
Ontsluier de hebzucht, onze noden zijn bitter, afgemat
Op omhooggerichte monden en verblijfplaatsen van kwaadaardigheid

We wandelen door dit Eden, heimelijk
Gezichten verborgen onder leeuwachtige trots
In de omhelzing van de avondschemering
Moeilijk om het geheim te houden
Als bloed en lust en wakende werelden samenkomen

Te lang al hebben we ons verscholen als landlopers
In de steden van de neon zon
Zwerfhonden en kerkhofhuurders
Mona Lisa waar de verf is uitgelopen
Ik mis ons glorieuze verleden
Onze nachtelijke vluchten azend op de angst
Als spoken in de daken voor Miss Christine
Als de zangvogel haar nek gebroken heeft

Wolven huilen hun aan de mist gebonden serenades
Kerken krommen hun rug met balustrades
Geprezen zij het afgooien van de maskers
Wanneer jacht maken op dit kuise ongedierte
Onbevreesd voor het gesloten verbond...

Verduister de schermen op de vloeren vol rauw vlees
Er is moordlust in de dorst

Rijke rode van bloed doordrongen tapijten
Hingen in vergulden kaders van slapende nonnen
In dromen waar thema's van bestialiteiten
Een zegen zijn voor hun zondagse schapen

Preken hangen een zwart gewaad
Over het kerkhof en de zonsondergang

Nu bestormt de klok middernacht
En de geest van nog-te-komen
Zal ze bewerkingen tonen van duister genoegen
Of van de kerkers die we onder de voet gelopen hebben
Ik zie een winterpaleis
Geslepen diamanten op een porseleinen nek
Als het Zwanenmeer de geest van het arme gezond verstand gebroken heeft
Terwijl ik haar bloedend wegwierp

We rijzen met de zon in de onderwereld
We gaan gebukt onder een grafloze naam
We forceren de doodskisten
En wonden met lippen gekruld
Rond tanden die zonde hebben geproefd

We wandelen door dit Eden, heimelijk
Gezichten verborgen onder leeuwachtige trots
In de omhelzing van de avondschemering
Moeilijk om het geheim te houden
Als bloed en lust en wakende werelden samenkomen


ŠJoeri W.