Zwanenzang voor een raaf

Vergeef de dag
Haar laatste serenaden
Haar hemels bont en blauw als Germaanse vrouwen
Dieprode wonden
Waar volgens de Dood
Zijn ambtsgewaden in zwemmen

Zoals ook ik zou doen
Want zijn duistere blik
Heeft zich als een slangdraak, een zeis
Op verkoolde resten gericht
Met gedeelde verachting
Voor hen die ik wil tuchtigen

Hun kreten
Zijn verlamd
En de rook heeft die herinneringen verstikt
Maar nog steeds lig ik hier
Hoewel de tranen opgedroogd zijn
Op het graf van mijn Clarissa

Een gedicht voor haar, de aarde toegefluisterd
(De vloek van een geliefde is een doorkijk-lijkkist)
Bejubelt haar zo vaak instemmende rondingen

Nochtans was zij...
Geen Sneeuwwitje de nacht dat zij stierf
Toen de maan bevroor was dat haar achtervolger's zegen
Lippen vol bloed en ontfutselde geheimen

Want erop en erin spreidden zij haar wijd
Die engelenbruid
De duivel's trots
Zal zich vlug wreken met met gezwinde herhaling

Maar ze zouden kronkelen
Voor mijn duistere blik
Behekst, gefixeerd zoals Mordecai
Op de heerschappij van Esther
En op die manier
Zag ik hun lust nog altijd haar dijen besmeuren

Hun kreten
Zijn verlamd
En de rook heeft die herinneringen verstikt
Maar nog steeds lig ik hier
Hoewel de tranen opgedroogd zijn
Op het graf van mijn Clarissa

Onder deze bomen waarrond de mist zich kronkelt
Vervliegt haar geest, met zicht op een ketting van fakkels
Een sterfelijke kus die bladeren van poëzie inspireert

Ik was...
Geen donkere ridder die mannen brak als ijs
Ik was een weerwolf totdat de maan bevroor
Met lippen vol bloed en en laatste groeten

Nu droom ik
Omringd door zuivere wolken van de zoetste vergetelheid
Waar schoonheid zweeft
Bevrijd van de tanden van die beesten die waren gekomen
Om haar spreuken uit te rukken
In monnikscellen behangen met rode letters
Waarin zelfs de kroonprins van de Hel
Uit zijn arrogante schulp gekropen
Zou aarzelen om het te overtreffen

Maar haar aangezicht vervliegt snel
En zoals zwarte veren
Uit de brandende hemel vielen
Zo ontwaakte ik als een krankzinnige
Haar prachtig lijk
Geschikt bevonden voor hun plezier
Zou natuurlijk
Bij dageraad branden met mij

En daar vannacht
Opgehangen voor mijn ogen
Bengelt ze naakt
Tentoongesteld voor hun vulgair genot

Door mijn tralies schreeuw ik naar de sterren
Die mij troost bieden voor mijn misdaden

Ik zal de vlammen niet vrezen
Die voor passie ongevoelig zijn
Bijlange na niet dezelfde verschroeiende pijn
(Hoop ik) die zich van mij meester maakte toen ik haar verloor
Noch de kracht van mijn gebrul
Dat als as en grief zal neerdwarrelen
Zoals onze geesten in de mist
Wanneer we beiden het leven zullen gelaten hebben


©Joeri W.