AMNESTY INTERNATIONAL MEETJESLAND


De Peru-actie van 2002

 

                   

 

Toen de Spaanse conquistador (veroveraar) Francisco Pizarro in 1527 in Perú landde, trof hij daar een van de hoogst ontwikkelde staten van Latijns Amerika aan, het Inka-rijk. Dit rijk had zich vanuit Cuzco in de loop van de 15e eeuw uitgebreid over het huidige Peru, West-Bolivia, Ecuador, de noordelijke helft van Chili en Noordwest-Argentinië, door onderwerping van naburige Indiaanse rijken. Het Inkarijk was sterk hiërarchisch georganiseerd, met aan de top de koning, bijgestaan door de hoge geestelijkheid en de adel. De tweede expeditie van Pizarro (1532) betekende het einde van het Inkarijk. De Spanjaarden vernietigden de heersende klasse en dwongen de bevolking tot dwangarbeid. In 1535 stichtte Pizarro de huidige hoofdstad Lima, dat uitgroeide tot de hoofdstad van het Spaanse koloniale rijk.

De aanvoerders van de Peruaanse onafhankelijkheidsstrijd waren de revolutionaire Argentijn José de San Martín en de Venezolaan Simón Bolívar. In 1824 werd Perú door Simón Bolívar ingelijfd in Groot-Colombia, waarvan het land zich in 1827 losmaakte.

De eerste jaren van de jonge republiek werden gekenmerkt door strijd tussen concurrerende generaals en door een stagnerende economie, o.a. als een gevolg van de eenzijdige nadruk op goud- en zilverwinning tijdens de koloniale periode en een onderontwikkelde landbouwsector.

Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw kreeg de economie een impuls door de export van guano en nitraat. Over de vindplaatsen van deze meststoffen ontstonden conflicten met Spanje (1863-1869), eindigend met de Spaanse erkenning van de Peruaanse onafhankelijkheid, en met Chili (1879-1883). Deze zogenaamde Salpeteroorlog liep uit op een nederlaag voor Peru, dat de nitraatmijnen in de provincie Tarapaca verloor en Chili voor tien jaar het toezicht gaf op de provincies Tacna en Arica met de gelijknamige havenstad Arica. Na de oorlog was het land vrijwel geruïneerd en kwam het onder het gezag van verschillende junta's.

De groei van de op de export georiënteerde productie van katoen, suiker, metalen (vooral koper), vismeel en koffie zorgde voor een opleving van de economie, maar niet voor een betere verdeling van de inkomsten. De productie was in handen van een klein aantal families (de oligarchie) en buitenlandse ondernemingen. De buitenlandse ondernemingen waren o.a. binnengehaald voor hun expertise en contacten op de internationale afzetmarkt. Voor de ondersteuning van de economie begon Perú buitenlandse geldschieters te zoeken om een infrastructuur aan te leggen. Tijdens de regeerperiode van Leguía (1919-1930) vertienvoudigde de buitenlandse schuld.

Uit onvrede met het economische beleid van de junta, die zich enkel richtte op de ondersteuning van de oligarchie, was in 1924 de Alianza Popular Revolucionario Americana (APRA) opgericht, een niet-communistische linkse partij, o.l.v. Víctor Raúl Haya de la Torre, die steunde op de radicale middenklasse. De APRA zette zich in voor de verbetering van de levensomstandigheden van het Peruaanse volk en voor de nationalisatie van buitenlandse ondernemingen. Ondanks het verbod op de partij tijdens de eerste jaren zou zij later tot een van de meest invloedrijke partijen uitgroeien.

In 1945 kwam een links-liberale coalitie aan het bewind waarin ook de APRA zitting had. President José Luis Bustamante begon een hervormingsbeleid. De macht van de president werd meer aan banden gelegd en er was meer aandacht voor mensenrechten en persvrijheid. In 1948 pleegde het leger een staatsgreep onder leiding van Manual A. Odría. Het einde van WO II had de internationale vraag naar grondstoffen en producten doen toenemen, hetgeen het beleid van Odría, dat gericht was op de belangen van de stedelijke elite, ondersteunde. Daarnaast versterkte hij het leger. Er kwam een handelsverdrag met Brazilië tot stand en, ondanks protest van Noordamerikaanse vissers, werden in samenwerking met Chili en Ecuador de territoriale wateren in de Grote Oceaan uitgebreid tot 200 mijl.

Bij de verkiezingen van 1956 werd Manuel Prado weer tot president gekozen. Hij voerde liberale hervormingen door en kreeg in toenemende mate te maken met stakingen en opstanden vanwege de economische instabiliteit en de stijgende inflatie. In 1959 poogde de regering een einde te maken aan de kapitaalvlucht en stimuleerde men importsubstitie en de import van kapitaalgoederen. Begin jaren zestig leefde de economie op en kreeg de regering steun voor de nationalisatie van de Peruaanse olieproductie. Bij de verkiezingen van 1963 kwam Fernando Belaúnde Terry aan het bewind. Zijn regering besteedde veel aandacht aan de ontwikkeling van de economische infrastructuur. De inflatie nam echter toe en de oppositie groeide. In 1967 ging de regering over tot de devaluatie van de nationale munt. In 1968 kwam er, tot ontevredenheid van de Peruanen, een overeenkomst tussen de Peruaanse regering en de Noordamerikaanse multinationals, International Oil Company en Standard Oil, over de exploitatie van de olievelden La Brea y Pariñas. De overeenkomst leidde tot het aftreden van de regering en de installatie van een junta o.l.v. generaal Juan Velasco Alvarado. De junta ging over tot de nationalisatie van de Noordamerikaanse aardoliebelangen. De junta onteigende land dat in buitenlandse handen was en voerde landhervormingen door. Daarnaast kwam er een controle op de prijzen van basisgoederen en diensten.

In 1973 werd de visserij, nadat deze een gevoelige klap had geleden door de verandering van de zeestroom in 1972, genationaliseerd. De kosten die verbonden waren aan het economische herstructureringsprogramma werden voorgeschoten door de Wereldbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank. De economische hervormingen gingen gepaard met politieke onderdrukking van oppositionele geluiden. In 1975 vond weer een staatsgreep plaats: Velasco werd vervangen door generaal Francisco Morales Bermudez. Hij beloofde de terugkeer naar een burgerbewind in 1980 en draaide een groot deel van de hervormingen terug. Daarnaast voerde hij een stringent bezuinigingsbeleid. Ook deze regering onderdrukte alle oppositie tegen het beleid. De verkiezingen voor een Grondwetgevende Vergadering werden gewonnen door APRA. Voor de presidentsverkiezingen van 1980 steunde de junta Haya de la Torre, de kandidaat van de APRA. Deze stierf echter in 1979, waardoor de voormalige president Belaúnde met zijn partij Acción Popular gekozen werd. Hij zette het liberale beleid van de junta voort. Tijdens zijn regeerperiode daalde het inkomen per hoofd van de bevolking, steeg de buitenlandse schuld, ontstonden de maoïstische terreurbeweging Sendero Luminoso (Lichtend Pad) en andere anti-regeringsgezinde bewegingen en viel er een toename te bespeuren van de illegale cocaïnehandel, de uitkomst voor arme boeren. Belaúnde probeerde met behulp van het leger de interne oppositie te beheersen.

De stad Ayacucho, in het zuiden van de Andes, was het logistieke centrum van Sendero Luminoso. De groep keerde zich tegen de gehele gevestigde orde, niet alleen tegen rechts maar ook tegen linkse politieke bewegingen. In 1984 waren het leger en Sendero Luminoso in een spiraal van geweld terechtgekomen. De mensenrechten werden door beide partijen op grote schaal geschonden; vele burgers raakten vermist of vonden een gewelddadige dood.

In 1985 werd Alan García Pérez, de kandidaat van de APRA, president. Het lukte García niet om de economische recessie tot staan te brengen. De inflatie bleef stijgen, evenals de buitenlandse schuld. De vakbonden organiseerden verscheidene stakingen tegen het regeringsbeleid. García wilde overgaan tot de nationalisering van de banken en particuliere verzekeringsinstellingen. Daarop ontstond onder leiding van Mario Vargas Llosa de oppositionele politieke partij Libertad, die kon rekenen op steun van de financiële wereld. Sendero Luminoso rukte gestaag op richting Lima; in het noordoosten had de marxistische guerrillabeweging, Movimiento Revolucionario Tupac Amaru (MRTA), de wapens opgepakt. Delen van het leger kwamen in opspraak wegens vermeende contacten met de rechtse para-militaire 'doodseskaders', het Comando Rodrigo Franco, die vooral actief waren in Lima. In 1988 en 1989 werden de twee leiders van de Sendero Luminoso en de MRTA opgepakt. Sendero Luminoso verhoogde de terroristische activiteiten en breidde de acties uit naar de steden. Eind oktober werd de noodtoestand van kracht in Lima en Callao.

Dankzij de steun van APRA won de tot dan toe vrij onbekende kandidaat van de Cambio 90, Alberto Fujimori, de presidentsverkiezingen van juli 1991. Bij zijn aantreden beloofde hij Ëen onvoorwaardelijk respect voor en bevordering van de mensenrechten zal tot de vaste beleidslijnen van mijn regering behoren”.

Maar zijn hoofddoelen waren liberalisering van de economie, beteugeling van de inflatie (in 1989 2700%), het aanpakken van de corruptie, strijd tegen de drugshandel en de verschillende guerrillabewegingen (zoals de marcxistische verzetsbeweging Het lichtend pad). De hieruit voortvloeiende bezuinigingen deden lonen dalen en prijzen stijgen en wekte veel verzet onder de bevolking.

In 1991 herstructureerde Fujimori met verschillende schuldeisers de buitenlandse schuld (IMF, VS), beteugelde de inflatie en onderhandelde over Noordamerikaanse inmenging in de bestrijding van de drugshandel. Sendero Luminoso had haar activiteiten inmiddels uitgebreid naar de krottenwijken van Lima, waar zij elke vorm van hulp aan de verpauperde bevolking saboteerde. In de ogen van Sendero Luminoso werkten de hulpprogramma's het ontstaan van een proletarische revolutie tegen omdat de ergste nood gelenigd werd. De mensen in de krottenwijken werden gedwongen om Sendero te ondersteunen.

In 1992 riep Fujimori de noodtoestand uit en ontbond de regering, waardoor hij alle bevoegdheden naar zich toe trok. Tevens schreef hij verkiezingen uit voor een grondwetgevende vergadering. In dat jaar werden de ideologische grondlegger van Sendero Luminoso, Abimael Guzman, en andere kopstukken gearresteerd en vervolgens door een anonieme rechtbank veroordeeld. De guerrilla-activiteiten gingen, zij het in mindere mate, door. In 1993 maakten vele strijders van het MRTA gebruik van de amnestiewet, waardoor deze organisatie grotendeels ontmanteld werd. Er werd een nieuwe grondwet aangenomen en de Grondwetgevende Vergadering ging over in het parlement. De grondwet maakte het onder meer mogelijk dat een zittende president een volgende periode herkozen kon worden. In 1994 werden verschillende militaire kopstukken veroordeeld wegens het schenden van de mensenrechten in de strijd tegen de verschillende guerrillabewegingen en/of veroordeeld wegens betrokkenheid bij de drugshandel. De guerrilla-activiteiten waren vrijwel voorbij. De inflatie was inmiddels flink gedaald, de kredietwaardigheid van het land was dusdanig gestegen dat er internationale leningen konden worden afgesloten en de steun onder de bevolking voor het economische beleid van Fujimori was gegroeid. In 1995 begon Fujimori aan een tweede ambtstermijn. Vanuit binnen- en buitenland kwam steeds meer kritiek op zijn sociale beleid en zijn autocratische regeerstijl. In 1998 kwam het land na een gewapend conflict tot een akkoord met Ecuador over de afbakening van de grens tussen beide landen in het Amazonegebied.

Eind 1996 bezetten enkele overgebleven MRTA-leden de ambtswoning van de Japanse ambassadeur en gijzelden zij de aanwezigen. De gijzeling duurde enkele maanden en werd begin 1997 door commando's beëindigd, waarbij alle guerrillastrijders werden gedood.

Op 29 mei 2000 werd Fujimori herkozen als president. De eerlijkheid van de verkiezingen werd door velen in twijfel getrokken. De Verenigde Staten noemden Fujimori's herverkiezing illegaal. Na zijn aftreden is Fujimori vertrokken naar Japan. Amnesty dringt er bij de Japanse regering op aan Fujimori uit te leveren aan Peru, zodat Fujimori een eerlijk proces kan krijgen voor de vele misdaden onder zijn bewind. Nog steeds zijn er duizenden gevangenen zonder proces opgesloten. Sommige gedetineerden zitten langdurige straffen uit in de Chalapalua gevangenis hoog (+4500 m) in het Andesgebergte. Vele lijden zwaar onder het strenge rigime en het geringe zuurstofpercentage. Amnesty International eist dan ook dat deze gevangenis alleen dient voor tijdelijke voorarresten (waarvoor deze gevangenis in 1997 voor gebouwd is). Verder dringt Amnesty er op aan dat de vele anti-terroristenwetten opgeheven worden en de rechtspraak volgens de internationale regels plaatsvinden. Duizenden jongeren en studenten hebben in Lima en overal in de wereld betoogd voor officiële Peruaanse gebouwen tegen de systematische marteling door de politie, waaronder kinderen.

 

Gegevens spectrum enceclopedie 2001

Terug naar boven 

Amnesty International Meetjesland. Copyright © 2002 [De Smet Nico]. Alle rechten voorbehouden. Laatst bijgewerkt: 09 februari 2002 .