Gedoopt 16.9.1736 Engelbert (Gr)
Overleden 18.5.1823 Engelbert (Gr)
Onderstaand een verslag van het proces-verbaal van de overval op de familie van Luitjen Oomkes geboren te Engelbert op 16 september 1736 in de nacht van 23 oktober van het jaar 1817.
PROCES - VERBAAL.
Op heden den drie en twintigsten Oktober des jaars eenduizend agt honderd en zeventien des voormiddags om elf uuren is voor mij Schout van de Gemeente Noorddijk in de Provincie Groningen gecompareerd Oomke Luitje Oomkes oud vijfentwintig Jaren , van beroep Arbeider wonende onder het Carspel Engelbert bezijden de Trekweg ten huize van zijnen vader en stiefmoeder hier zo vermeld, zijnde dat huis zijdwaards achter het Buitengoed van den Heer Egbert Steen Delmina genaamd, geteekend Lett.: A 7 dewelke aan mij heeft verklaard dat in den afgelopen nagt tusschen twaalf en een uur in de opgemelde behuizinge door middel van huisbraak eene groote diefstal is gepleegd, zonder dat het aan hem Comparant of de overige huisgenoten is mogen gelukken zich van de daders te verzekeren of dezelve tot dus verre op te sporen.
Op welke verklaring ik mij vergezeld van mijnen Secretaris en van de Veldwagter mijnen Gemeente heb begeeven naar de bovengemelde Behuizinge, ten einde de teegenwoordige situatie zowel van het uit als het inwendige derzelve in ogenschouw te neemen, alwaar gekomen zijnde ik heb bevonden dat de stand der Behuizinge zoo door den voornoemde Comparant was opgegeven juist was Conform de waarheid, dat dezelve bestond uit slegts eene binnenkamer en eene schuur en dat aan de buitenzijde geene andere sporen van huisbraak waren te ontdekken dan alleen dat het bovenste gedeelte van het schuifraam aan de Noordzijde van het huis in zijn geheel met geweld en met behulp van deeze of geene Instrumenten naar beneden scheen te zijn gerukt, het geen ten duidelijksten optemaken was uit de havelooze toestand waarin het houtwerk zich bevond waarvan nog hier en daar eenige stukken waren blijven zitten, terwijl zich onder dat raam een rad van een mestkar bevond het geen ongetwijffeld gediend had om des te gemakkelijker door het opgemelde gedeelte van het raam het welk van onderen door een eene blinde was gesloten te kunnen klimmen.
Na mij voorts te hebben ge‹nformeerd nopens des persoonen welke zich in huis hadden bevonden voor het pleegen der diefstal als ook ten aanzien de toedragt der zaak is mij door de man de huizes zijnde Luitje Oomkes genaamd, van beroep landbouwer oud tachtig jaren geantwoord, dat zich niemand anders in zijn huis had bevonden dan hij zelven, zijne vrouw Matje Klasens genaamd, zijnen zoon zijnde de meergemelde Comparant en twee zijnen dienstmeiden de eene genaamd Grietje Frits geboren te Haren en ongeveer twintig jaren oud en de andere genaamd Anna Zweitzes van Engelbert geboortig oud veertien jaren, alle tot zijn huisgezin behoorende, dat zij lieden zich alle ter ruste bevonden toen de huisbraak plaats had.Dat hij Luitje Oomkes op bovengemelden tijd door het afrukken van het vensterraam was ontwaakt en dat ook op hetzelfde ogenblik twee manspersonen beiden met eene zwaare stok of knuppel voorzien zich voor zijn bed hetwelke voorst naast het gemelde raam is , hadden vertoont en onder de ijsselijkste dreigementen van hem en zijne vrouw te zullen vermoorden, en onder het geven van stokslagen de sleutels van kasten en kisten hadden geeist om geld te kunnen magtig worden; bezigende onder andere daartoe deze woordelijke uitdrukking " Waar bist doe olde duvel, geld mout er wezen of ik snied di de hals oet".
Dat hij Luitje Oomkes daarop tot de dood toe ontsteld en uit vrees van op zijn bed vermoord te zullen worden de sleutels van het kabinet en van eene daarstaande kist waarin het goed van zijnen zoon zich bevond, had gegeven; dat inmiddels een der twee geweldenaars niet tegenstaande het duister was naar het bed van gemelde zoon was gegaan hetwelke in de andere hoek van de kamer is, lopende het middelste bed waarop de twee dienstmeiden zich bevonden voorbij en gelijke uitdrukkingen tegen denzelven als tegen hem hadden gebezigd, onder andere dat hij thans zoude sterven omdat hij voor eenigen tijd op hem had willen schieten, waarop gemelden zijnen zoon mede eenen geweldigen knuppelslag op zijn bed had ontvangen.
Dat zij voorts ligt ontstoken hebbende eerst het kabinet en daarna de gemelde kist hebben geopend en na onderscheidene goederen daaruit te hebben gehaald en op den grond hebben geworpen, zich meester hadden gemaakt Uit het kabinet van plus minus duizend gulden contant geld van onderscheidene specien en waaronder gouden dukaten voorts een rije van vierentwintig zilveren Hemdrokknopen en uitde kist: