![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Anatomie van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel zouden we kunnen vergelijken met het telefonienetwerk, het hormonaal stelsel met de post, en het immuunsysteem met het leger. Men mag niet zeggen dat het zenuwstelsel gemakkelijk georganiseerd is. Ik zal proberen het broodnodige te vermelden. Het zenuwstelsel brengt ons via de zintuigen in contact met de buitenwereld, verwerkt informatie en stelt ons in staat tot bewuste en onbewuste handelingen. Het zorgt voor samenwerking tussen de onderdelen van het lichaam en is tevens de zetel van ons bewustzijn. Laten we beginnen met de bouw van een zenuwcel of neuron. Een zenuwcel bestaat uit een cellichaam waarin een celkern ligt. Vanuit het cellichaam vertrekken er uitlopers die de prikkels opvangen en verzenden. Het gaat om de vrij korte dendrieten, die de prikkel naar het cellichaam brengen, waar deze verwerkt wordt en om de lange neurieten of axonen die de prikkel verdersturen. Deze neurieten verenigen zich tot zenuwen (perifeer ZS) en tot zenuwbanen (centraal ZS). De prikkeloverdracht van een neuron naar een ander neuron gebeurt via de synaps, een specialisatie van de celwand van een dendriet of axon. Hier vindt de overdracht van bepaalde stoffen plaats, de zgn neurotransmitters bvb adrenaline, serotonine, acetylcholine. De eindknop van een zenuw kan eindigen op een volgende zenuw, een spier, een orgaan of een klier. Er zijn ook vasomotorische zenuwen, die zorgen voor vernauwing of verwijding van bloedvaten. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een zenuwcel bestaat uit een cellichaam waarin een celkern ligt. Vanuit het cellichaam vertrekken er uitlopers die de prikkels opvangen en verzenden. Het gaat om de vrij korte dendrieten, die de prikkel naar het cellichaam brengen, waar deze verwerkt wordt en om de lange neurieten of axonen die de prikkel verdersturen. Deze neurieten verenigen zich tot zenuwen (perifeer ZS) en tot zenuwbanen (centraal ZS).
De prikkeloverdracht van een neuron naar een ander neuron gebeurt via de synaps, een specialisatie van de celwand van een dendriet of axon. Hier vindt de overdracht van bepaalde stoffen plaats, de zgn neurotransmitters bvb adrenaline, serotonine, acetylcholine. De eindknop van een zenuw kan eindigen op een volgende zenuw, een spier, een orgaan of een klier. Er zijn ook vasomotorische zenuwen, die zorgen voor vernauwing of verwijding van bloedvaten. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Cokelaere, p.19) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anatomisch worden de hersenen en het ruggenmerg tot het centraal zenuwstelsel gerekend. Beide bevinden zich binnen beenderachtige structuren: de schedel en de wervelkolom die deze kwetsbare delen beschermen.
In de hersenen bevinden zich de zgn hersenlobben of –kwabben, gescheiden door groeven en windingen: de voorhoofdskwab, de zijkwab, de slaapkwab, de achterhoofdskwab. Er zijn zones in de hersenen waar zich bepaalde functies concentreren bvb de spraak, het gehoor, het zien, de beweging, de reuk, het ruimtelijk inzicht, denken, geheugen, gevoel enz. Indeling der hersenen: Ø De grote hersenen, die bestaan uit: de linker- en rechterhersenhelft, en de tussenhersenen waar we de thalamus (zenuwkernen), hypothalamus (zenuwkernen) en epifyse (klier) vinden, en ook het limbisch systeem waar o.m. primaire levensbehoeften zoals honger, dorst, ademhaling, hartritme, bloeddruk, slaap, libido, agressie, seksualiteit, emoties, liefde, warmte, bevestiging, reukgewaarwording en klieren met interne secretie geregeld worden. In samenwerking met de hypothalamus vormt het limbisch systeem het hoogste regulatiecentrum van onze autonome functies, beïnvloedt de afscheiding van hormonen en het immuunsysteem en staat in voor de homeostase of dynamisch evenwicht van het lichaam. Aan de oppervlakte van de grote hersenen vinden we een dunne laag grijze stof, de schors of cortex bestaande uit cellichamen vanwaaruit axonen lopen naar de onderliggende laag, de witte stof of medulla. Het denken speelt zich af in de cortex. Beide hersenhelften steunen op de hersenbalk en de tussenhersenen. Voor de bespreking van de functies van rechter- en linkerhersenhelft verwijs ik naar de tekst over biorelaxatie. Ø De kleine hersenen met vnl een regulerende, coördinerende rol op de functie van de spieren Ø De hersenstam, die zelf bestaat uit de middenhersenen, de reticulaire formatie, de achterhersenen die vooraan een verdikking vormen, nl de pons of brug van Varol, en het verlengde merg of medulla oblongata dat overgaat in het ruggenmerg |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Abrahams, p.17) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik ga even in op het limbisch systeem (LS) of emotioneel circuit van Papez, een ring van onderling verbonden structuren aan de bovenkant van de hersenstam. In de evolutie van de mens vormt dit de tweede hersenlaag. De eerste is de hersenstam, die bestaat uit de middenhersenen, de reticulaire formatie, de pons of brug en het verlengde merg. De hersenstam staat in voor het levensbehoud. De laatste laag in de evolutie van de mens is de hersenschors, verantwoordelijk voor denkprocessen en bewustzijn.
Het LS maakt verbindingen tussen de hersenstam en de hersenschors. Het bestaat uit: • de amygdala: amandelvormige massa die waarschijnlijk samenhangt met angst en agressie • de hippocampus: functie bij leren en onthouden • de voorste thalamuskern voor beheersing van instinctieve daden • de gyrus cingulatus: verbinding van het limbisch systeem met de cortex, die bewuste gedachten bevat • de hypothalamus |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Marieb, p.452) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het LS houdt zich bezig met emotie, stemming, herinnering en analyseert berichten van de ontvangstcellen in de neus. Daarom hangen geuren vaak samen met emoties. Denken we maar aan parfums of de geur van het zelfgebakken brood van grootmoeder. Smink legt uit (p.58):
‘Bepaalde geuren kunnen herinneringen aan lang vergeten belevenissen oproepen. Dit komt doordat we de neiging hebben ons die dingen te herinneren, die een emotionele betekenis hebben. Dit komt doordat die delen van de hersenen die herinneringen bewaren en oproepen, nauw verbonden zijn met het LS, dat weer verbonden is met de geurcentra in de hersenen.’ Prof. Abrahams verduidelijkt (p.27): ‘Door de verbindingen met de hersenstam biedt het LS een manier waarop de emotionele toestand van invloed kan zijn op de inwendige toestand van het lichaam. Dit kan het lichaam wellicht voorbereiden op een daad van zelfbehoud, zoals weglopen in angst of een seksuele gebeurtenis. Dankzij de uitgebreide verbindingen tussen het LS en de hersenschors kunnen mensen hun kennis gebruiken om hun reactie op emoties te reguleren. Indien noodzakelijk kan de hersenschors dus voorbijgaan aan het primitievere LS.’ Cokelaere voegt hieraan toe(p.84): ‘Dit systeem staat in verbinding met de hypothalamus en het autonoom systeem. Dit verklaart waarom emoties het autonoom systeem en het hormonaal systeem kunnen beïnvloeden.’ In de hersenen zijn er meerdere kamers (ventrikels) die cerebrospinaal vocht bevatten. Over heel de lengte van het ruggenmerg loopt een centraal, dun kanaal dat eveneens cerebrospinaal vocht bevat. Daarrond ligt de grijze stof met zenuwcellichamen die het ruggenmerg verlaten of er toekomen. Rond de grijze stof ligt de witte stof, waarin zich naar de hersenen opstijgende en vandaaruit dalende zenuwbanen bevinden. Aan de achterkant van het lichaam (dorsaal) komen sensorische zenuwvezels in bundels via de sensibele zenuwwortels het ruggenmerg binnen. Aan de voorkant van het lichaam (ventraal) verlaten motorische zenuwvezels het ruggenmerg via vezelbundels die samen de motorische voorwortel wordt genoemd. De motorische en sensorische vezels komen verderop samen in de ruggenmergzenuwen. Het ruggenmerg wordt beschermd door de wervels van de wervelkolom. Vanaf L1 wordt het ruggenmerg eigenlijk een stevige koord van ruggenmergzenuwen tot aan de staartbeentjes; deze koord wordt de cauda equina of paardestaart genoemd. De zenuwen tussen de hersenen of het ruggenmerg en de organen, spieren, huid, zintuigen, bloedvaten, beenderen enz., rekent men tot het perifeer zenuwstelsel. Ook de zintuigen behoren hiertoe. Er zijn 12 paar hersenzenuwen die vertrekken vanuit de hersenstam en 31 paar ruggenmergzenuwen. Functioneel gezien echter maakt men een onderscheid tussen het willekeurig zenuwstelsel, ook somatisch of animaal zenuwstelsel genoemd, en het onwillekeurig zenuwstelsel, ook autonoom of vegetatief zenuwstelsel genoemd. Het willekeurig ZS staat in voor het contact tussen lichaam en buitenwereld en kunnen we met onze wil beïnvloeden, denken we bvb aan het openen van een deur of het richten van onze blik. Het onwillekeurig ZS regelt de inwendige huishouding, de functie en samenwerking van organen en kunnen we niet met onze wil beïnvloeden. Het gaat om de bloedsomloop, de ademhaling, de spijsvertering, de uitscheiding enz. Prikkels komen vanuit de buitenwereld of het binnenste van het lichaam via zintuigen terecht in het ruggenmerg en zo in de hersenen. Daar worden ze verwerkt en sturen de hersenen een gepaste reactie/prikkel naar het doelorgaan bvb spieren, huid, darmen, longen enz. De zenuwen die prikkels aanvoeren van orgaan naar ruggenmerg of hersenen heten sensorische of afferente zenuwen. De zenuwen die prikkels vanuit hersenen naar doelorganen leiden heten motorische of efferente zenuwen. Het onwillekeurig ZS wordt zelf ingedeeld in het sympatisch en het parasympatisch ZS. Het sympathisch zenuwstelsel ontspringt uit kernen in de hypothalamus en komt thoracaal (borst) en lumbaal (lendenen) uit het ruggenmerg en zorgt via tussenstations van zenuwcellichamen voor activering van alle organen en functies. Het parasympathisch zenuwstelsel ontspringt eveneens uit kernen in de hypothalamus maar komt craniaal (hersenen) en sacraal (heiligbeen) uit de middenhersenen, het verlengde merg en het ruggenmerg en zorgt via tussenstations voor afremming, herstel en ontspanning. Worden we teveel geprikkeld en is er onvoldoende kans tot rust, dan raakt het sympathisch stelsel overgeactiveerd, en dit kan aanleiding geven tot allerlei functiestoornissen op lange termijn, bvb. spanningen op spieren, pezen, gewrichten, organen. Het is ook mogelijk dat het parasympathisch ZS overactief is en dit geeft ook aanleiding tot klachten. Beide stelsels zijn niet elkaars tegengestelden, maar vullen elkaar aan. Het sympathisch ZS kunnen we beschouwen als het gaspedaal, en het parasympathisch ZS als de rem. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Marieb, p.388) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de relaxatietherapie moeten we niet alleen de parasympathicus stimuleren maar ook de orthosympathicus inhiberen door de oorzaken van de stress weg te nemen.
Ontspanningsoefeningen dienen dus gekoppeld te zijn aan veranderingen in de levenswijze. Zie ook elders de tekst over sympathisch en parasympathisch zenuwstelsel met schema + figuur. Het bestaan van deze twee stelsels kan ook bijdragen tot de verklaring van het bestaan van twee types hooggevoeligen. Voor alle duidelijkheid: een zenuw bestaat niet zomaar uit één zenuwtje, maar kan bestaan uit meerdere bundels van zenuwvezels, waaronder willekeurig en onwillekeurige, sensorische en motorische. Een zenuw bevat bovendien, ondanks zijn soms miniscule omvang, een ader, slagader en vetcellen. Het zou kunnen dat hooggevoeligen meer neurotransmitterreceptoren hebben, waardoor er makkelijker een tekort optreedt aan bepaalde neurotransmitters zoals serotonine. Daarom worden bij bepaalde mensen soms antidepressiva voorgeschreven: ze herstellen de balans tussen neurotransmitters en receptoren. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Van Zuylen, p.137) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boodschappen tussen zenuwcellen worden doorgegeven in de synaptische spleet tussen hun uitlopers.
Vanuit het cellichaam lopen er twee soorten uitlopers. De relatief korte dendrieten brengen de prikkel naar het cellichaam en de langere neuriet of axon brengt de prikkel van het cellichaam weg en is omgeven door een isolerende stof, de myelineschede. In het presynaptische deel van de axon van zenuw 1 bevinden zich kleine blaasjes met een neurotransmitter, die wordt uitgestoten in de synaptische spleet, waar hij zich zal verbinden met een receptormolecule in het postsynaptische membraan van de dendriet van zenuw 2. Het gevolg hiervan is dat via een elektrisch spanningsverschil zenuw 2 wordt geëxciteerd of geïnhibeerd of gemoduleerd, afhankelijk van de aard van de receptormolecule. Na de actie van de neurotransmitter wordt deze afgebroken door een enzyme of geremd door bepaalde chemische stoffen of terug opgenomen in het presynaptische deel. Enkele voorbeelden van neurotransmitters: acetylcholine, de biogene amines dopamine, serotonine, histamine, norepinephrine, de aminozuren GABA, glycine, glutaminezuur, de peptiden endorphine, dynorphine, enkephaline, neurokinine A, substantie P, somatostatine, cholecystokinine en verder noradrenaline, adrenaline. Voor een uitgebreide en uitstekende tekst over de invloed van de neurotransmitters op de gemoedstoestand, zie de tekst “Biochemie van de gemoedstoestand” of http://denebola.pagemasters.nl/biogemoe.htm Biochemische vaststellingen Een laag niveau van bepaalde aminen in de hersenen kan volgens de amine-hypothese depressie veroorzaken, maar ook angst- of eetstoornissen. Aminen zijn stoffen die gemaakt worden uit aminozuren. De bekendste neurotransmitters (een vorm van aminen) zijn serotonine, noradrenaline en dopamine. De neurotransmitters worden bij een depressief persoon te snel of te veel afgebroken door gedesorganiseerde enzymsystemen. Daardoor krijgen hersencentra waar de motoriek, de emotionaliteit en het driftleven geregeld worden een tekort aan deze stoffen. Deze functies worden dan ook geremd. Zo kwam men op het idee om de concentratie aan neurotransmitters te verhogen d.m.v. medicatie. De MAO-remmers remmen het enzym monoamineoxidase, dat aminen afbreekt. Deze medicijnen waren effectief maar hadden veel bijwerkingen en men moest ook letten op wat men at, want bepaalde voedingsmiddelen bevatten tyramine, een verwant van de biogene aminen. Als de afbraak van tyramine wordt geremd, bestaat er nl. een risico op een stijging van de bloeddruk. Een andere groep antidepressiva, de tricycliden, zoals imipramine, blokkeren de reabsorptie van serotonine en noradrenaline. Er werden ook antidepressiva ontwikkeld die specifiek werken op een bepaald amine. Deze groep heten de SSRI’s, de selectieve serotonine-heropnameremmers. Zo verhoogt bvb. Prozac het serotoninegehalte. Het grootste probleem zijn de bijwerkingen, zoals o.a. misselijkheid, hoofdpijn, seksuele problemen, vermoeidheid, droge mond, slaapproblemen, gewichtstoename. Ondertussen is aangetoond dat er zwakke plekken in de aminehypothese zitten. Het standpunt van dr. Steven Bratman: ‘In werkelijkheid is een depressie het gevolg van een combinatie van factoren. Een traumatische jeugd, biogene aminen, verdrongen herinneringen, negatief commentaar op jezelf, specifieke plekken van aminereceptoren – ze spelen waarschijnlijk allemaal een rol en beïnvloeden elkaar.’ (Bratman, St.Janskruid, p.58) Chronobiologische vaststellingen Slaapproblemen, moeheid en een niet uitgerust gevoel overdag zijn een gekend symptoom van depressie. Ook bekend is dat bij sommigen de klachten ’s morgens erger zijn dan ’s avonds, bij anderen dan weer omgekeerd. Cryptochroom is de lichtactieve stof die zich in de ogen bevindt en die verantwoordelijk is voor de synchronisatie van onze biologische klok. Het licht dat in onze ogen valt, wordt naar het kijk- en het klokcentrum in de hersenen gestuurd, waar een complex samenspel van hormonen plaatsvindt. ‘Bovenaan de reactie staat het melatonine. Melatonine is een neurohormoon of neurotransmitter, dus een informatiedrager in de zenuwcellen in de hersenen. Het melatonine is de stof, die het binnenste van ons regelmatig met de buitenwereld vergelijkt met de (cryptochroom-)ogen. Ons circadiaan (24uurs-) ritme loopt op 23 tot 25 uur. Via lichtinformatie van buiten houdt het melatonine ons steeds weer op 24 uur synchroon. Melatonine wordt in donkere periodes (meestal in de nacht) geproduceerd. De hoeveelheid daalt overdag geleidelijk. Is de concentratie van melatonine zo ver gedaald dat het een kritieke laagstand bereikt, dan worden wij moe en ongeconcentreerd. Krijgen we dan geen slaap, dan treden storingen op die zich uiten in hoofdpijn, verhoogde agressie of depressie of gewoon negatieve emoties. Melatonine wordt gemaakt van een andere neurotransmitter, het serotonine, dat weer wordt gemaakt van het aminozuur tryptofaan. Een goed functioneren van ons dag/nachtritme kan dus door onvoldoende of eenzijdige voeding verstoord worden. Voedselbronnen die veel tryptofaan bevatten zijn melk, vis, vlees, bananen en kwark. Melatonine en serotonine hebben invloed op het hongergevoel, op de seksuele activiteit, het goed of slecht voelen, op de lichaamstemperatuur en op onze agressiepeil; ze regelen dus zo’n beetje ons hele welzijn. De grootste verstoring van ons biologische ritme is de manier waarop wij leven. Dag en nacht fel licht in de steden, werken in de nacht en verre reizen zetten onze bioklok regelmatig op nul.’ (http://www.highlife.nl/frame_ned.html?mainframe=hesi_ned.htm) Ik wijs ook op het belang van de kunstmatige zomeruurveranderingen: ‘Tijdens de winter leven we een uur vooruit op de natuurlijke tijdzone, ook aangeduid als GMT. In de zomer komen daar nog eens zestig minuten bij. Volgens de Belgische Vereniging tegen de Zomertijd lijden we in die periode continu aan slaaptekort. Als iemand om 7 uur uit de veren is, wijst de zonnetijd nog maar 5 uur aan. ’s Avonds hebben we geen zin om vroeg te gaan slapen omdat het langer licht blijft en omdat ons lichaam twee uur achter loopt. Een ander argument van de BVTZ luidt dat het zomeruur de productie van melatonine verstoort.’ (I.U., Langere avonden, minder slaap, De Streekkrant, 27 maart 2003) Biometeorologische invloeden Het is misschien een open deur intrappen, maar we kunnen heel gemakkelijk bij onszelf in het dagelijks leven de invloed van het weer op onze stemming vaststellen. In België hebben we niet zoveel geluk met het weer. De gemiddelde jaartemperatuur bedraagt ong. 11°C: te warm om te vriezen en te koud om te kunnen genieten… Slechts een paar maanden per jaar kunnen we ons zonder een paar kilogram kleren buiten begeven. Is het een mooie zomer, dan zitten we weer te sukkelen met de muggen, de fruitvliegen en de bladluizen… Ik heb eens met een Italiaanse Erasmus-studente gepraat aan de UIA en zij verbaasde zich over de instabiliteit van het weer in België. Vandaag is het zus, morgen is het zo. ‘Dr. Volker Faust heeft een indeling gemaakt van seizoensgebonden ziekten maar op het terrein van psychisch klachten en psychiatrische ziekten is in verhouding weinig onderzoek verricht. Nochtans mag men aannemen dat de psyche erg gevoelig is voor extreme weerschommelingen. Toename van depressiviteit, onrust, angst, onzekerheid, prikkelbaarheid, zwaarmoedigheid, onvriendelijkheid, apathie, enz. tijdens grauwe regendagen of koude winterdagen zijn algemeen vast te stellen.’ vertelt Jan Dries (Psychologie van de eenheid, p.69) Hippocrates besteedde al veel aandacht aan de negatieve invloed van de wind. Het is vooral de invloed van de wind op de nieren die aanleiding geeft tot psychische klachten. Uiteraard en gelukkig kan het weer ook onze stemming gunstig beïnvloeden… |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het hormonaal stelsel
De organen van het lichaam staan niet alleen onder rechtstreekse invloed van het zenuwstelsel maar ook onder onrechtstreekse invloed van het hormonaal stelsel. De organen die hormonen afscheiden noemt men klieren. Er bestaan positieve en negatieve feedbackmechanismen tussen de klieren. In het hormonaal stelsel maakt men onderscheid tussen: 1. Endocriene klieren: scheiden hun hormonen af in de bloedbaan 2. Neurocriene klieren: zijn eigenlijk zenuwcellen die hormonen afscheiden, die dan een soort neurotransmitters zijn bvb de releasing factors van de hypthalamus 3. Paracriene klieren: scheiden hormonen af met invloed op de omgevende cellen, deze hormonen worden niet langs het bloed vervoerd bvb gastrine door de maag Tot de klieren rekent men: de hypothalamus, hypofyse, bijschildklier, schildklier, thymus, bijnieren, eilandjes van Langerhans in de pancreas, nieren, teelballen, eierstokken, maag, darmen. Ook het hart scheidt enkele hormonen af. Het zou te ver gaan om hier alle hormonen te bespreken, maar in het algemeen kunnen we zeggen dat ze een regulerende invloed hebben op de autonome verrichtingen, op de groei, de stofwisseling, de voortplanting, het gedrag en het karakter, het immuunsysteem, de vochthuishouding, de mineralenhuishouding, de spijsvertering, de bloedsuikerspiegel enz. We bespreken de hypthalamo-hypofysaire as en de bijnieren omdat deze in dit kader de belangrijkste zijn. De thalamus is een kern in de tussenhersenen, onder de hersenbalk, waar sensibele prikkels toekomen. Het vormt een schakel- en integratiecentrum dat informatie ontvangt over alle zintuigen met uitzondering van de reuk; de zintuiglijke prikkels die naar de cortex trekken worden hier eerst gezeefd of gefilterd om te voorkomen dat de grote hersenen overladen worden met overbodige informatie. Daaronder ligt de hypothalamus, die ook uit zenuwkernen bestaat, waaruit de sympathicus en parasympathicus ontspringen en uit zenuwkernen die een belangrijke rol spelen in de regeling van autonome functies en in de hormonenafscheiding door de verbinding met de hypofyse. De hypothalamus is volgens Smink ‘een verzameling gespecialiseerde zenuwcentra, die in verbinding staan met andere belangrijke delen van de hersenen en met de hypofyse. Hier worden functies als eten, slapen en temperatuur gereguleerd. Ook is het nauw betrokken bij het hormoonstelsel. De hypothalamus heeft zenuwbanen die een verbinding vormen met het limbisch systeem, dat nauw verbonden is met de reukcentra van de hersenen. Dit gedeelte van de hersenen is weer verbonden met delen die betrokken zijn bij andere zintuigen, zoals gedrag en herinnering.’ (Smink, p.48) De hypothalamus is van groot belang voor de homeostase en is betrokken bij regeling van de hypofyse, het autonoom ZS, het eet- en drinkgedrag, de lichaamstemperatuur, de beheersing van emotioneel gedrag en het slaap-waakritme, en van het geheugen. De belangrijkste klier is de hypofyse, die zelf neuraal of hormonaal gestuurd wordt door de hypothalamus, die het zenuwstelsel met het endocrien stelsel verbindt en impulsen doorgeeft tussen hersenen en organen. De hypofyse produceert hormonen die rechtstreeks het hiervoor ontvankelijke orgaan beïnvloeden en hormonen die de hormoonproductie van andere klieren beïnvloeden. Een verklaring waarom hormonen en emoties nauw verwant zijn ligt in de sterke band tussen hersenen en hypofyse. Denken we bvb. aan PMS of aan een postpartum depressie. De hypofyse heeft een voorkwab en een achterkwab. De voorkwab produceert groeihormoon, prolactine, thyrotroop stimulerend hormoon, adenocorticotroop hormoon, gonadotroop hormoon. De achterkwab produceert antidiuretisch hormoon en oxytocine. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Cerver, p.143) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bijnieren bestaan uit de bijnierschors en het bijniermerg.
Het bijniermerg maakt deel uit van het sympathisch ZS en kan geprikkeld worden om adrenaline en noradrenaline af te scheiden. Adrenaline speelt een belangrijke rol in de stressreactie en zorgt voor activerende werking en paraatheid. Noradrenaline bereidt de actie voor door een bloeddrukverhogende werking. De bijnierschors scheidt de corticosteroïden af, waarvan er een veertigtal bekend zijn. Het gaat om hormonen met een invloed op de mineralenhuishouding, de geslachtsontwikkeling, en om de hormonen met een glucocorticoïde werking. Deze laatste hebben een werking op eiwitten, bindweefselvorming, stofwisselingsfuncties, ontstekingsremming (cortisol), stress-weerstand enz. Als stresssituaties te lang duren en er te lang cortisol circuleert, kan dit aanleiding geven tot burnout en bijnierinsufficiëntie. In meerdere, maar niet alle onderzoekingen is vastgesteld dat het bijnierschorshormoon cortisol tijdens een depressie vaak langdurig verhoogd is. Dit wordt eerder als een gevolg dan een oorzaak gezien en geweten aan een verhoogd stressniveau. Dit geldt ook voor het corticotropin-releasing hormone (CRH) uit de hypothalamus en het adrenocorticotroop hormoon (ACTH) uit de hypofyse. CRH zorgt in de hypofyse voor de productie van ACTH, dat de bijnier stimuleert tot productie van cortisol. Er is ook een verlaging van het schildklierhormoon vastgesteld. De respons van het thyrotrophin-releasing hormone (TRH) uit de hypothalamus op het thyroïd-stimulating hormone (TSH) uit de hypofyse is verminderd, waardoor de schildklier minder gestimuleerd wordt tot aanmaak van het schildklierhormoon. Dit gaat gepaard met traagheid, zwaarmoedigheid en onlustgevoelens, verhoging van het lichaamsgewicht, vermindering van het libido. Bob Vansant over de relatie tussen stress en depressie: ‘De overeenkomsten tussen overstress en depressies worden bij lichamelijke metingen teruggevonden. Bij depressieve mensen zijn de niveaus van de verschillende stresshormonen (bvb. cortisol) allemaal abnormaal. Bij niet-depressieve proefpersonen werden stresshormonen ingespoten en dan bleek dat de hypothalamus hierop reageert door onmiddellijk minder CRH af te scheiden. De hypothalamus zorgde er dus voor dat de aanmaak van nieuwe stresshormonen werd onderdrukt, en dat het normale evenwicht in het lichaam terugkeerde. De hypothalamus trapte dus op de rem, omdat de spanning in het lichaam te hoog werd. Bij mensen die depressief zijn, blijkt deze rem echter niet meer te werken. (…) Bij mensen die tijdens hun leven ernstig depressief waren geweest, werden vier keer zoveel cellen gevonden die CRH aanmaakten! Bovendien bleek elke cel op zich ook nog eens extra CRH aan te maken. Hieruit kunnen we concluderen dat stress en depressie een bijzonder nauwe relatie hebben.’ (Vansant, Depressie is geen ziekte, p.85) Het verband tussen zenuwstelsel en hormonaal stelsel toont zich o.a. in een verhoogd cortisolniveau bij prikkeling van langere duur. Bij baby’s die van nature een hele verkenningsperiode van de wereld rondom hen doormaken, komt er uit stressrijke ervaringen geen langetermijneffect met cortisol voor, op voorwaarde dat ze zich veilig en geborgen voelen bij de moeder. Bij hooggevoeligen is een goede opvoeding nog belangrijker dan bij niet-hooggevoeligen. Veiligheid, geborgenheid, warmte, troost, aanmoediging, beloning, vertrouwen, voldoende rust en orde maar ook stimulering tot creativiteit en verkenning, enz. zijn noodzakelijke elementen. Een chaotische omgeving, overprikkeling, straf, verwaarlozing, slaag krijgen, wantrouwen, teveel beangstigende ervaringen, enz. kunnen nefast zijn voor de psychische en sociale ontwikkeling van het kind en zorgen voor teveel cortisol. Dit veroorzaakt slaapproblemen maar ook meer angst. Hier kan de basis gelegd worden voor slaapproblemen tot in de volwassenheid. Het is ook belangrijk voor een gezonde ontwikkeling van het kind dat doorheen de opvoeding de symbiose van baby-moeder geleidelijk aan en zo vroeg mogelijk plaatsmaakt voor steeds meer autonomie, zelfstandigheid, onafhankelijkheid. Vermits het om een HG kind gaat, is er immers een groter risico op overbescherming… Ook hier weer een balans: te veel bescherming of te weinig bescherming… Voldoende slaap, rust, vertrouwen en zekerheid verlaagt het cortisolniveau. Allerlei trauma’s in de kinderjaren kunnen bij hooggevoeligen meer dan bij anderen leiden tot een waaier van psychische problemen. Er bestaat een parallel tussen de manier waarop anderen jouw verzorgden en omgingen met je sensitiviteit tijdens de kinderjaren en de manier waarop je jezelf en je lichaam verzorgt, en hoe je met je eigen sensitiviteit omgaat. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geraadpleegde literatuur: Abrahams, P., De atlas van het menselijk lichaam, Veltman, Utrecht, 2003 Bratman, S., St.Janskruid, Elmar, Rijswijk, 1999 Cerver, F.A., Het menselijk lichaam, Könemann, Keulen, 2000 Cokelaere, M., Functionele anatomie van de mens, deel 2, Aurelia Books, St.-Martens-Latem, 1986 Dries, J., Psychologie van de eenheid, Arinus, Genk, 2000 Marieb, E.N., Human anatomy and physiology, Addison Wesley Longman Inc., New York Smink, A., Atlas van de anatomie, Rebo Productions, Lisse, 2001 Vansant, B., Depressie is geen ziekte, Manteau, Antwerpen, 2001 Van Zuylen, A., Over sneeuwballen en glaasjes melk, Tenhagen & Stam, Den Haag, 2000 |