In het laatste jaar van deze eeuw zal elke week een sonnet van Gerrit Komrij prijken op de voorpagina van het Algemeen Dagblad. De dichter schrijft 52 sonnetten 'Bij het Verglijden van deze Eeuw'. Hij is gefascineerd door de vergankelijkheid van de dingen en voorziet de onrust en de onzekerheid waarmee een eeuwwisseling doorgaans gepaard gaat van zijn poëtische commentaar.
1. 4 januari 1999
Hogedruk
Trek een fictieve lijn. Daar ligt je doel.
Toch blijft de wet van Zeno en de slak
(Of schildpad?) gelden. Streep op je gevoel
Een finish aan, vertrek op je gemak,
Denkend: ik heb de route in mijn zak
- De eindstreep haal ik op de juiste tijd,
Mijn hele reis gaat van een leien dak
-
Maar dan bega je toch een stommiteit.
Hoe dichter in de buurt van de limiet,
Hoe moeilijker het doel lijkt te bereiken.
Zelfs als het bijna voor het grijpen ligt,
Tot op de milimeter - het blijft wijken.
De afstand perst zich samen. Dat gebied
Van tegenstrevend niets heet een gedicht.
2. 11 januari 1999
Onsterfelijkheid
Stel dat je wilt ontsnappen aan de tijd
- Dat vale spook dat alles tóch
al heeft -
En niet een slak wilt zijn. Aan vaard
de strijd
Met de finale gongslag dan als kreeft.
Het helpt wellicht om achteruit te lopen.
Je schuift - een peulenschil - net als
dat beest
Een vouwdeur tussen nu en einddoel open,
De borst gericht op waar je bent geweest.
Zo'n omgekeerde reis, probeer het ook.
Tot stip verkleint je grafkuil met de
maden,
De eeuwigheid is bijna niet te tillen.
Je raakt uiteindelijk zelfs aan de kook,
Roder, hoogrood, met daarbij de genade
Om van de pijn niet eens te kunnen gillen.
3. 18 januari 1999
Zonder muilkorf
De straf die is verbonden aan een stem
Is dat je voorwaarts moet, van wieg naar
graf.
Een straf omdat - ik zeg het maar met
klem -
Vooruitgang meestal neerkomt op bergaf.
Je loopt gejaagd of op een sukkeldraf,
Je valt in prikkeldraad of je glijdt uit,
Je kreunt pathetisch op een wandelstaf
Of juicht op gympisch - maar je gééft
geluid.
Beweeg je tong. Verpletter het gemis
Van alle toekomst die er tóch niet
is
Met openstaande keel. De nood is dringend.
Verhef je stem en ga niet handenwringend
Naar de onwaardige verdommenis.
Stap niet gemuilkorfd, maar zingend, zingend.
4. 25 januari 1999
Broederschap
Gezwinde Grijsaard Tijd denkt op een dag:
Ik geef een feestje. Door mijn noeste
vlijt
Ben ik doodop en narrig en van slag.
Ook ik verlang naar wat gezelligheid.
Hij nodigt Full-Speed uit, de Jonge Tijd,
Een pienter vriendje dat hij graag mag
lijden,
En Rap, een Tijd van middelbare leeftijd,
Die nooit verschijnt zonder wat Hoeretijden.
Ze gaan - vanavond geen sonnettenkransen
-
Snel over tot de ordinaire lol.
De hoempapa-muziek zorgt voor de sfeer.
Ze slempen en zijn uren in de weer
Om in de toekomst een groot gat te dansen.
Ze hossen alles stuk. Tijd speelt geen
rol.
5. 1 februari 1999
Het einde van de geschiedenis
Vanochtend heeft de Tijd een zware kater.
De wekker naast zijn ledikant ontploft,
Maar zonder knal. Het wordt aldoor niet
later.
De glazen stolp wordt niet meer afgestoft.
Er hangt een dichte mist in het heelal.
De bergforel die opsprong lijkt bevroren,
De gier is blijven hangen in zijn val.
Er nestelen sponzen in de klokkentoren.
Dan, uit de verte, steekt een licht gezoem
Van stemmen op. Hoor, hoor. Nebukadnezar
Twist met Napoleon. En Al Capone
Fluistert iets in het oor van Julius Caesar.
Oermoeder Eva stuurt verliefde tonen
Uit naar mister Beëlzebub, I presume.
6. 8 februari 1999
Terugblik
Hij kijkt terug, de man van bijna honderd,
Op wat hij heeft beleefd in zijn bestaan.
Hij ziet de episodes deels verwonderd
En deels ook met een scheven glimlach
aan.
Hij ziet een smalle wereld van geluk
Met kinderen die hinkelen en springen
Waar zich als een misplaatst spektakelstuk
Een wereld van verderf doorheen komt dringen.
Hij hoort gedruis als van een duizendkoppig
Trompetspel - al wat roze is en poppig
Verschrompelt, al wat prilheid is verzuurt.
De kleuter staat te dansen in het graf.
Wat hem het meest verwondert, achteraf:
Dit heeft maar een seconde of zo geduurd.
7. 15 februari 1999
Nirwana
Sla de agenda dicht. Zet de klok.
Hou op, hou op met twijfelen en gissen.
Vergeet de schopstoel en het struikelblok:
Geen rekensommen nu, geen compromissen.
Ambitie en geknoei zijn voor de dommen.
Maak korte metten met de jachtigheid.
Laat ieder toekomstplan in je verstommen:
De tijd staat stil. Er is voor alles tijd.
Heel kort verkeer je in het paradijs.
Wees zalig. Maak jezelf voor één
keer wijs
Dat kwaad gelijk staat met verdommenis,
Dat Holland geregeerd wordt door een Turk,
Dat er een God van liefde en vrede is
En dat er een atoombom valt op Urk.