Hart voor steen
Vliegende kameleons en vlinders
die van kleur verschieten,
jonge goden met te veel talent
voor de verkeerde dingen,
- wanhoop, twijfel, duizelingen -
dat is het probleem met ons.
De plundering van hunkering
in onverwachte meisjesogen
valt voortdurend zwaarder
dan verwacht - één nacht
van scherp genot is goed
voor weken zelfverwijt.
Het alfabed van Angst tot Spijt
en alles ligt weer door elkaar:
liefde als je dood bedoelt,
lachen door je tranen heen
en drinken tot je niets meer voelt -
steen voor hart en hart voor steen.
Mammoet
Het is heel koud in dit gedicht.
Zo koud - voorzichtig met je netvlies -
dat je blij mag zijn om het alleen
te hoeven lezen.
Het is gemaakt van zwarte vingers
en bevroroen inkt. Het staat in gletsjers
om me heen verrezen.
Ik heb er lang in rondgedwaald.
Ten slotte ben ik opgegeven,
door de wind in slaap gefluissterd,
weggedoken in de tijd -
Sindsdien kijk ik omhoog door ijs
en luister naar de eeuwigheid.
Ime
Wat wordt dit kind als het er is:
een zoon, een broer, de derde man,
de vierde kaart van een kwartet,
als hij er is. Hij komt er aan.
Hij woont nu in een sterrenhuis.
Het licht is daar een ander licht
en elk gezicht een verre stem
achter een waterval.
Hij reist door tunnels zonder naam.
Hij stroomt zichzelf tegemoet,
hij komt eraan -
daar is hij al.
TMR-1C
O, sprookjesbos van dit heelal!
Witte dwergen, rode reuzen,
serpentines sterrengruis
vol vuurwerk van kometen
met een rinkelende staart van ijs!
Het hele universum
is een balzaal zonder luchters,
vol van twinkelende constellaties,
sierlijk draaiende zwarte gaten,
wentelende zonnestelsels -
het is me daar een suizen en draaien,
op de wijs van bongo's en sirenenzang
uit volle boezems van we gaan
nog niet naar huis, integendeel,
we gaan waar niemand eerder ging!
Gevolgd door de ongoocheling
bij aankomst van de eerste foto's:
de dichtstbijzijnde buurplaneet
heeft panne op de vluchtstrook
van de melkweg - stil en uitgedoofd,
en nergens een praatpaal van hoger leven
of een hemels teken van geluk.
Door dik en dun
Ik heb het laken opgehangen,
de projector afgestoft,
bier en zoutjes neergezet
en de gordijnen dichtgedaan.
Verlegen tikt de teller terug.
Die oude stomme film van ons:
we vechten met taarten, we slopen
een auto, we hangen halsbrekend
aan wijzers van klokken -
een filmheld op sokken
en jij mijn prinses.
Voordat we konden spreken
zonder zwarte bordjes, of elkaar
in kleur bekijken, was je al
verdwenen in een fade to black -
another fine mess.
Geen brief
Er is nog steeds geen brief van jou
en wachten is verloren tijd:
waarschijnlijk ben je afgeleid
door het wuiven van de palmen
en de jongens op het strand.
Soms hoor ik van het reisbureau
dat je vandaag begonnen bent,
althans, als ik me niet vergis,
alvast een ansicht hebt gekocht
en bent gaan zitten in het warme zand.
Natuurlijk gaat er steeds iets mis:
de zon droogt alle pennen uit,
de wind ontvoert de kaart naar zee,
de branding spoelt de woorden weg
en spuugt de resten op de kant.
Hier kruipt de vorst al in de grond.
De dagen worden kort en grauw,
de nachten kouder - elke ochtend
blijft de deurmat langer leeg
en weer is er geen brief van jou.
Hoor eens ik haat je
Hoor eens ik haat je,
ik schreef dat je lief was en licht -
en nog wat onzin over je gezicht
maar nu haat ik je, god wat haat ik je.
Die neus, dat hoofd, die paardenbek,
die ogen en die gierennek
dat kraagje en dat bloemkool-oor
met al je slierten haar ervoor.
Hoor eens ik wou graag zijn,
het licht is uit, ik zie je alsnog
zoals je werkelijk bent.
O ja, ik haat je,
ik haat je zo vreselijk,
ik wou het helemaal niet zeggen -
maar ik moest het even kwijt.
Il pleut sur les villes
Het miezert oude meisjes
uit een lege wodkafles.
Het druppelt lege glazen
uit mijn vingers op het zeil.
Het regent lege jackpots -
iedereen naar de gevangenis
en niemand meer langs START:
het plenst tranen van het lachen
uit mijn ogen, uit mijn hart.
Dertien regels vanitas
Ik werk nu serieus
aan mijn verval, het kan
niet zwart geneog -
ik schiet op eenhoorns
in mijn slaap en bal
mijn vuist naar het heelal.
Straks kruipt het lijkgif
in mijn borst. Vijf dagen
tot de rot begint:
het wandelend karkas
dat mij moet dragen
wordt een ahndvol as
uiteengeslagen door de wind.
Voordat
Voordat ik me terugtrek
bij een vrouw
van rubber of papier,
voordat ik niets meer klaarmaak
dan mezelf,
wil ik bij jou zijn.
Voordat de laatste ronde ingaat
en mijn ziel is weggezwommen
in het glas, mijn zinnen
opgelost in drank,
wil ik bij jou zijn.
Voordat mijn gedichten
zijn verjaard tot voorbeeld
van het een of ander,
mijn talenten zijn vervallen
tot verzameld werk,
wil ik bij jou zijn.
Voordat het licht
uit mijn ogen sijpelt,
mijn huid verdort tot vel,
voordat ik al mijn goud
veranderd heb in lood,
wil ik bij jou zijn
tot de dood.
In de nok
Het koord
waarop ik loop
wordt almaar
dunner.
Steeds vaker
staan de striemen
hard en witrood
in mijn voeten.
Op een dag
stort ik
de piste in:
verstapt,
gestruikeld
en gevallen
of doorkliefd,
gesplitst,
onthecht -
tot dan blijf ik in evenwicht.
De lijn
waarop
ik loop
is dun,
maar
recht.
Sta op en wankel
Sta op en wankel - uche uche -
naar de gootsteen. Wat een nacht.
Nog steeds alleen. Te veel gedronken.
Met de taxi thuisgebracht.
Hoe dóet iedereen dat toch,
in liefde vallen op de dansvloer,
niet alleen, maar allebei,
dus zij op hem en hij op haar,
getweeën, samen, met elkaar,
consencus dus -
vooruit, ik geef het toe,
ik heb onafgebroken woorden
met mezelf, zaai kruimels twijfel uit
en dansend op een spijkerbed
steek ik mijn eigen ego lek:
ik blijf een eenzaam twistgesprek.
Museumkwartier
Ik had je graag een kaart gestuurd
uit dit museum. Alles hier
ruikt muf en grijs als oude kant,
de zaalwacht is een gordeldier
en oude heksen schenken
slappe koffie in het restaurant.
Ik heb vandaag al veel gezien:
geluidloos grijnzende geraamtes
hangen rond in hun vitrine
vergezeld van bonte vogels,
vreemde vissen en gedrochten
drijvend in de formaline.
Voordat ik een kaart kon schrijven
dook je op uit alle hoeken: gidsen
spraken met jouw stem, Siamese
biggen
keken glazig met jouw ogen
en ik zag je dansen in het wuiven
van een grote blauwe kwal -
gelukkig mocht ik even liggen
op het bankje in de hal.