Zijn haren zijn al grijs aan 't worden. Als een dik donzen dekbed valt zijn dos over zijn oren. Zijn blik is nog altijd die van de alerte, schichtige jongen. Hij is veranderd. Hij drinkt zijn koffie wel nog steeds zwart en zijn woorden schieten nog altijd als scherpe pijlen uit zijn keel. Zijn woorden zijn nu alleen beter gekozen en zijn huid ziet minder bleek. Hij is veranderd.
Hij is ouder geworden.
Ik kijk naar zijn gezicht. Ik weet dat ook ik veranderd ben, oud ben geworden. Ik ben mijn wilde haren ook ergens verloren. ik drink mijn koffie nu al jaren met melk.
Het is ook al zo lang geleden nu. Wat is er gebeurd met de tijd? Hoe komen wij zo oud?, zo mild nu? Hoe komen we zo vastgeroest?

In de Lange Neel was het. ik kwam daar wel vaker. na m'n dienst ging ik altijd rechtstreeks naar dat bruine kroegje op de gracht. Een vaste gewoonte eigenlijk. Waren dat mijn wilde haren?
Ik kwam daar altijd om te hangen; dezelfde muziek, dezelfde barkrukken en dezelfde mensen.
Ik kende Ben van de cognac. Hij heette eigenlijk Bernhart, en rookte sigaren.
Als hij er was, dan stonden we altijd samen in een hoekje met de buikglazen te draaien.
Ik hield er niet eens van. Slechts de zoete geur van intellect bedwelmde me en deed me zoeken naar mooie woorden waarmee ik het leven kon versieren. Ik zocht. Wanneer ik cognac ruik, dan ruik ik Ben. Dan ruik ik de tranen in zijn stem wanneer hij praatte over zijn leven. Hij was mijn cliënt, mij therapeut. Zijn langzame woorden deden me mijn problemen vergeten.
Als hij er niet was, dan dronk ik jenever. Waren dat misschien mijn wilde haren? zijn die vervangen door het woordje Friesche Flag?
Gerrit kon Ben niet zo goed uitstaan. Hij begreep niet waar iemand et zo'n hoge functie nu nog over mopperen kan. "Als ik jouw baan had, ben, dan had ik de hele Pijp al opgekocht, verhuurd en ik was voor altijd naar de zon verhuisd!"
Gerrit's bier was verzuurd, daarom dronk ik liever jenever.

De eerste keer dat ik hem zag was het een avond dat ook Eliah er was. Hij was weer dronken en hing tegen me aan. Zijn woorden spatten kapot in mijn oren. Zij vormden vulgaire grappen. ik weet nog hoe hij keek toen. De rooddoorlopen ogen glansden in een flikkerend kaarslicht. De geilheid droop uit zijn kassen.
Eliah was eigenlijk altijd zo. Zo vloeibaar. Hij was een alcoholist, maar waren we dat ergens niet allemaal?
Hoe komt het toch dat ik me al die gekke details nog herinner? Het was altijd zo. Het was een gewone dag; het bier was zuur, Eliah stonk uit zijn mond en Gerrit stond mopperend achter zijn tap.
Ik weet nog wel dat Ben die dag een nieuw paar gaatjesschoenen droeg. hij liet ze me zien en vertelde waar hij ze gekocht had. Die gekke details!

Eliah was weer begonnen een nieuwe grap in mijn oor te sproeien. "Waar gaan alle dronken Joden uiteindelijk naartoe...?" Hij was er toen al. Hij keek naar buiten, lette niet eens op ons. Hij zei het misschien ook meer tegen zichzelf, maar omdat het op dat moment zo onheilspellend stil was, hoorden we het allemaal. Eliah bouwde altijd een spanning op in zijn grappen door een moment stilte in te passen. Dan draaide hij een shagje en leek vergeten te zijn dat hij bezig was met een grap. Het kon wel minuten duren. Dan keek hij ineens op alsof hij het zich ineens weer herinnerde, en vertelde dan de plot.

Het was in de stilte dat hij het zei. Heel rustig, zijn blik op de straat; "Wie zullen wij zijn over twintig jaar?"
We staarden hem aan. Eliah had zijn shagje laten vallen, maar leek te verlamd om het op te rapen. Door deze plotselinge overweldigende stilte moet hij onze ogen in zijn rug hebben voelen prikken. Hij draaide zijn rug naar het raam en keek ons aan. Zijn ogen waren net zo zwart en priemend als die van zijn rat die ons vanaf zijn schouder oplettend aankeek.
De late middagzon zette zijn hanenkam in lichterlaaie. hij leek een engel met een roze aureool. De rook van zijn sigaret cirkelde in slangenvormen door de lichtbaan die voor mijn voeten het stof van de vloer verwaaide. hij moet toen een jaar of twintig zijn geweest. De personificatie van de jeugd.
Vanaf dat moment is alles om ons heen gekomen. De dikke sigarettendeken leek te verdwijnen en plaats te maken voor de grote vergeten kinderdromen.
Ineens zag ik weer hoe ik vroeger had willen leven. Ik zag mezelf door de prairie rijden op een klein paard. Thuis was een oud, vervallen kroegje ergens in de middle of nowhere in Amerika.
Mijn leven zou bestaan uit louwe biertjes tappen en paardrijden. Mijn dromen leken ineens weer boven te komen. Alles was vergeten geweest. Het leven van aan elkaar vastgeroeste gewoonten had de dromen doen verwaaien, maar nu had ik ze weer terug. Waarom zou ik niet alsnog gaan? Ik was nog jong, over twintig jaar zou ik waarschijnlijk niet meer redden.
Genieten, daar gaat het toch om? Mijn kinderen waren nog jong. Ze zouden het waarschijnlijk geweldig vinden.
Over twintig jaar. Mijn kinderen zouden zo oud zijn als die wonderlijke jongen met die rat.
Twintig jaar. Wie zou ik dan zijn?
Ik kon de Amerikaanse zon al voelen branden op mijn huid. Degeur van paardenzweet en de dorre leegte. De leegte van het leven waarin je alles hebt wat nodig is.
We moeten allemaal een paar minuten gedroomd hebben. ik schrok op toen de deur dichtviel. Ben was weggegaan. Hij heeft zijn schoenen achtergelaten, en is met een gals cognac in zijn hand weggegaan. ik heb hem daarna nooit meer gezien, maar van Gerrit hoorde ik later dat hij gescheiden was en met een blondine naar Griekenland verhuisd, om daar een café te gaan runnen.
Gerrit was daar boos om geworden, maar vond de schoenen erg mooi. Hij is sindsdien een stuk minder chagrijnig. Toen ik hem vroeg naar de reden van zijn vrolijkheid zei hij: "De Lange Neel is mijn liefie. ik wil hier bier blijven tappen tot mij dood. Ik zal ze allemaal zien komen en gaan, en als de zon schijnt, dan zit ik hiervoor op het terras en spug ik in de gracht. Tot m'n dood!"
Zijn bier smaakte vanaf toen veel beter. Ik zou graag weer eens teruggaan naar die oude kroeg waar alles veranderde. Mijn kinderen zijn nu net zo oud als de Engel toen was. Mijn Engel. Een zilveren aureool heeft hij nu. hij zit daar en of onze ontmoeting hier, nu nat twintig jaar, toeval is of niet, dat weet ik niet. Ik weet nu wie ik ben geworden. Dat is weinig anders dan toen. Mijn kinderen zijn ouder, het bier is zoeter en ik, ik ben nog steeds ik. ik houd van de grote anonimiteit van Amsterdam. De totale leegte van al die onbekende gezichten. Amsterdam is mijn prairie. De zilveren Engel opende mijn ogen. ik ben mijn dromen nooit meer vergeten.
Ik heb de grap van Eliah nooit begrepen. Hij heeft nooit de kans gehad hem af te maken. De dag na de opstanding van de jeugddromen is hij van een brug gesprongen. maar misschien was dat wel de clou.
De Engel heeft haast. Hij pakt zijn jas en geeft mij een hand. hij heeft nu gaatjesschoenen aan. Daar loopt hij. Dag Engel, tot over twintig jaar. Wie zullen we dan zijn?