De volgende vier gedichten zijn gepubliceerd in het literaire tijdschrift Maatstaf (Nr. 2, jaargang 46 1998). Maatstaf werd in 1952 opgericht door Bert Bakker. Uitgeverij: De Arbeiderspers. De gedichten zijn zonder toestemming op deze pagina geplaatst.
ZONDER TITEL
Ze wenst te slapen en daarna te weten dat
ze slaapt.
Lukt en geen mogadon in huis,
dan denkt zij zich museum en ingelijst.
Kussen opgeschud, te voorschijn uit wit laken
zitliggend als naamloos naakt tijdens déjeuner
sur l’herbe.
Drommen aan de grasstee, af en toe een gids,
nachtlamp de suppoost – ne touchez pas, noli
me tangere.
Slapeloos geschiedenis, zachter zij en ogen
groter
dan alle vrouwen van veelkantig Avignon.
Het wachten is op wie haar schendt, een kerf,
schandaal, alarmsignaal, de lakens van zich
afgetrapt,
de inlijsting verlaten. Naakt de trap afdalend
bereidt ze zich voor op warme melk met honing
waarvan ze weet dat het ook nu niet helpen
zal
en eindigt in het witte licht van de open
ijskast
waar ze zich in langverwachte slaap zal eten,
op de rug gezien, zonder wil en zonder weten
Meneer Voet gaat nooit op reis, want dan zijn
er mensen
die zeggen doe alsof u thuis bent, en dat
kan hij niet.
Meneer Voet is nooit thuis. Dat is veel te
veel werk.
Zelfs in zijn naam kan hij niet wonen. Meneer
Voet zegt
dat hij Hoofd heet. Dat is wel lastig, vooral
bij loketten.
Zijn armen noemt hij enkels en zijn handen
zijn oren
zijn ogen zijn benen zijn neus zijn mond.
Als hij bang is, slaat hij zijn oren voor
zijn benen,
wat nog een heel gedoe is als je nooit ergens
thuis kan zijn.
Help hem, help meneer Voet. Ik ben zijn hoofd.
ZOALS JE NIET GEKEND
Zoals je niet gekend wil worden ben je als
geen ander te begeren.
Bind je de strijd aan met wie jou benoemt.
Nooit eerder
meegemaakt: zó verbeten met de woorden
spelen.
Een zaak van leven of niemand.
Ooit iemand in een telefoonboek zien staan?
Jij doet het, onspeels en ongeschonden. je
trekt
schoenen en sokken uit, plet het papier,
je scheurt, vouwt zoveelduizend ezelsoren,
mes erin, de kaft mag intact maar alle pagina's
vanuit het midden leeggepeld totdat
je er met maat 38 precies in past, de bladspiegel
je voetenbed, sloffen alledaags papier.
Kijk, je kromt je tenen - zó pas is
het ook weer niet.
Tenen die de tonen kietelen. Zoals jij
nu je naam aanbindt ben je bijna dichter:
'o, je lichte hielen'.
Mijn lief, het staat je goed. Was maar blijven
staan.
Was gebleven, had me opgezocht. Ik sta op
naam, de jouwe.
HERTENKAMP
Dieren niet voederen
want dan gaan ze vliegen.
Bezoekers, pas op voor het wolkenvlietend
hert
met gewei als boktorvleugels -
te laat, daar gaan ze al.
Omwonenden trekken schoorstenen en antennes
in
vanwege scheervlucht van de hele hertenkooi:
broedtijd, rui, de hoeventrek en haverbalts.
Qua toeristiek kunnen ze niet hoog genoeg
vliegen,
alleen het schijten is een probleem; iedereen
in het
dorp rijdt in auto's waar het bruin als graffiti
op voor- en achterruiten plenst.
kleuters door het dolle heen en eisen van
kalkoen en waggeleend hetzelfde spektakel,
moet straks ook de kinderboerderij de lucht
in en
een kwaaie van twaalf jaar die er peukend
's nachts de fik in zet.
Wij kennen het hier al jaren, kinderwant,
collectebus:
heeft u misschien iets over voor stichting
heilig hert?
Dada van hiernaast geeft grif zijn laatste
gulden.