Mjoah en Bril-jan-t op de Knurretok
Het was een mooie dag toen Mjoah en Bril-jan-t onderweg waren naar de mooie stad Klorpekel. Het kostte de twee moeite geen ruzie te krijgen want ze waren goede vrienden. Toch lukte het ons stel om heelhuids de mooie stad te bereiken. Ik zeg heelhuids want zonder kleerscheuren ging het niet. Nee. Nou, toen op de plek van aankomst, die het zelfde bleek als hun oorspronkelijke reisdoel (Wat een toeval!), plotseling een frinkelpor te voorschijn kwam, hadden ze het wel gehad. Poeh, dat was me wat. Die Frinkelharrie kotste de hele boel kort en klein! Hij ging zeker punten voor het braakbord scoren, dat in elk geval! Mjoah en Bril-jan-t sloegen de spijker op zijn kop nadat ze ruim een uur hadden staan mikken. Maar toen zat die vervelende frinkelpor dan ook muurvast aan de … eehhh muur. Dat hadden ze in de brochure van het reisagentschap gehoord dat dat moest. Zo'n frinkelpor begint nog redelijk onschuldig met een beetje braakpuntjes staan doen, maar voor je je kegel kunt keren komt ie ongemeen uit de hoek met mega Russ Naaijer punten. Vandaar ook dat ie aan de muur moest, en niet in de hoek.
"Ziezo," zei Mjoah, "dat was het frinkelgastje. Ik ben benieuwd of al die andere gastjesons ook nog lastig gaan vallen."
"Welleke andere?" vroeg Bril-jan-t. "Nou, die harries die ook in de reisbrochure vermeld staan, onder art. 4, par. 14, lid 1f."
"Welke brochure?" Bril-jan-t keek of hij het in Klorpekel hoorde knetteren, wat zijn toch al domme uitdrukking niet ten goede kwam. Mjoah sloeg getergd zijn ogen ten hemel, rolde ze zijdelings in west-noordwestelijke richting en slaagde er uiteindelijk in ze weer recht te krijgen.
"Ben je nou helemaal van de ratten besnuffeld?" Bulderde hij luidkeels, om het nog maar niet over zijn stembanden te hebben, in het gezicht van zijn compagnon. Toen deze zijn smoelwerk weer in de plooi had gekregen en het speeksel met enkele tissues (altijd handig onderweg) had weggedweild, had hij inmiddels een puntig antwoord klaar.
"Nee," zei hij.
"Nee?" Mjoah was vol ongeloof. "Van de pot gerukt dan?" "Ja, dat wel." Bril-jan-t keek beschaamd naar de bruine plekken in sommige van de tissues in zijn borstzakjes. Zo kende Mjoah zijn maatje weer. Hij had er even niet aan gedacht dat ratten Bril-jan-t pleegden te mijden vanwege zijn onwelriekendheid. Dit had voornamelijk te maken met Bril-jan-ts, laten we zeggen, buitenissige gewoonte om altijd een B te proberen te leggen en die daarna aan iedereen te laten zien zonder er bijtijdig aan te denken om zijn harige gat schoon te vegen. Vertederd kwam hij terug op het onderwerp.
"Jij hebt toch ook die brochure beluisterd? Met dat lid over de gevaren van de, overigens mooie, stad Klorpekel. Kijk maar in de tekst zo'n 25 regels terug."
"Oh jaaaaah," riep Bril-jan-t. "Nu weet ik het weer! Dan moeten we dadelijk een kloeper tegenkomen!" "Blikskaters Bril-jan-t, je hebt gelijk. Die moesten we bestrijden met het voorlezen van een vreselijk gedicht he?" "Ja, eentje met een gebrekkig metrum en een onregelmatig rijmschema. Daarenboven moet de betekenis ervan ondoorgrondelijk tot nonsensicaal zijn."
Mjoah had niet veel tijd om verwonderd te zijn over zoveel onverwachte welbespraaktheid. Van achter de klif kwam een vervaarlijk uitziende kloeper op hen af. "Snel, Bril-jan-t, draag zo'n gedicht voor, voor de tegens de voors voor ons in het nadeel van de voors beslechten. Voor de draad er mee, voor het te laat is!"
"Ok," zei Bril-jan-t en hij stak van der wal.
Zoals de kinderen de katten strelenBril-jan-t hijgde nog wat na, wat een krachtsinspanning was dat geweest zeg! Mjoah keek vol waardering naar zijn compaan, vervolgens afwachtend naar de Kloeper. Zou het werken? De Kloeper zag er vreemd uit, vooral zijn hoofd was niet wat je noemt alledaags, misschien had ie elke dag wel een ander. Desalniettemin meende Mjoah te kunnen zien dat de Kloeper stond te wikken en .. te wegen! Jawel! De Kloeper spoog, spankerde even en sprak:" Nee, heren, dat gedicht was veel te goed, puik rijmschema, Metrum loopt als een tiet en de inhoud is geheimzinning, doch lang geen flauwekul."
Nou, die Kloeper leek wel een echte kenner en hij sprak ook heel netjes. Dat gaf hoop. In het belang van de kleine lezertjes zullen we niet uitleggen waarom de Kloeper een hij is en beslist geen zij. "Kortom," vervolgde het gedrocht, "het ziet er niet best uit voor jullie." Bril-jan-t werd bang, maar nog niet zo bang dat ie het in z'n broek deed. Opeens liet de Kloeper en harde scheet, en nog een en nog een. Hij knetterde erop los. De lucht om hen heen begon paarsgroen te worden. Verschrikt grepen Mjoah en Bril-jan-t elkaar beet. Bril-jan-t deed het in z'n broek. Mjoah had zijn rechterarm om Bril-jan-ts middel geslagen en had zijn linkerhand in diens nek gelegd. Hun benen raakten verstrengeld. Bril-jan-t hield met zijn linkerarm Mjoahs rechterbovenbeen omkneld en rustte zijn rechterhand op Mjoahs borst. Langzaam streek hij zijn hand op en neer. Mjoah begon te hijgen. Bril-jan-t slikte iets weg .
Gelukkig werd de stank zo ondraaglijk dat ze hun bezigheden moesten staken. Kokhalzend renden ze weg, de Kloeper in de wolk van zijn eigen ruften achter zich latend. "Wat nu?" Bril-jan-ts stem bibberde van angst. "Weet ik veel, klootzak." Mjoah was boos. "Jij met dat gedicht van jou, je hebt alles verpest," zei Mjoah en schopte zijn vriendje tussen de benen. Die zakte op de grond en piepte van au. Mjoah stapte op de Knurretok. "Ik ga naar huis, je redt je maar. Bedenk een gedicht of zo," en hij reed weg. Huilend keek Bril-jan-t Mjoah na terwijl die achter de einder verdween.
Zo, dat was het einder van dit verhaaltje