Het ei

Ik kocht een ei, de melkboer zei:
"'t Komt zo onder de kip vandaan.
Ik ben nog te laat van huis gegaan
Om het mee te kunnen nemen.
Hier heeft U een jong leven
Voor zestien cent of meer.
En namens de ouders: Smakelijk eten, meneer!"

Het lag nog warm te leven in mijn hand.
Ik mikte reeds zorgvuldig op de harde hete rand
Van de pan en ik kon de geur al ruiken
Van dit al te vroeg geremde kuiken.

Toen het ei zei, toen het ei zei:
"Denk 'ns dat het een jongetje is
Dat je je gaat staan bakken!
Denk 'ns dat het je broertje is
Dat zacht sist in de pan!
Denk 'ns dat hij verkrampt uit angst
De rand probeert te pakken!
En dat hij dan terug in de boter glijdt!
Wat dan, wat dan ... ?”

Ik rolde het zorgvuldig in een deken
En heb toen zelf twee weken liggen wachten op iets moois.
Slechts verwarmd door een hoop,
Slechts verwarmd door een laken,
Tot het ei begon te kraken.

En het kuiken zei, het kuiken zei:
"Haha, het was geen jongetje
Dat je had willen bakken!
Haha, het was je broertje niet
Dat in de pan was gegaan!"
En ik had me weer voor de zoveelste keer
Door een kuiken laten verlakken.
Maar de volgende dag at ik rijst met hele jonge kip of haan.