Als je een meisje hebt, een meisje hebt, een meisje hebt gehad
Denk je helemaal niet aan een kater of kat,
Ben je in een semivrolijke stemming
En kent geen enkele remming.
In je hart ben je niet vrolijk maar je schreeuwt er overheen.
Anders denken ze meteen de jongen is een heel eind heen,
Die heeft een meisje, een meisje, een meisje gehad,
Der hat ein Mädchen, ein Mädchen, ein Mädchen gehabt.
Die heeft een meisje, een meisje, een meisje gehad.
Je gaat haar altijd zingend en fluitend voorbij.
Je troost je met de gedachte dat zij dat zij.
Het wel even rot zal vinden
Want ze heeft zo vele vrienden.
En thuis op je kamer voel je je alleen.
Je ogen staan vol water.
Er kruipt iets langs, door, en over je heen.
Dat is je kater, je kater, je kater.
Dat is je kater, je kater, je kater.
Als je een fuifje hebt, een fuife hebt, een fuifje hebt gehad
En je bent door de drank niet meer helemaal je dat,
Moet je toch alleen naar huis aan,
Want je meisje zal dan niet meegaan.
Rij je zorgvuldig op je fiets over elke stoeprand heen
Dan vind je je geweldig knap maar een smeris denkt meteen:
“Die heeft een fuifje, een fuifje, een fuifje gehad.
“Die heeft een fuifje, een fuifje, een fuifje gehad.“
En voor je dan naar huis mag, moet je even langs ‘t bureau.
En daar zeggen ze dat je dronken bent. Hoe bedenken ze net zo!
Je bent alleen maar aangeschoten. Je staat toch zeker op je eigen benen.
>
En als je thuis weer wakker wordt de middag naar die pret
Om een uur of een of later,
Wie zit er dan te wachten op het matje voor je bed?
Dat is je kater, je kater, je kater.
Dat is je kater, je kater, je kater.
|