door Gaius Valerius Catullus
Nederlandse vertaling: SuperKarin
en klas G6A van mijnheer Simons
Er wordt verteld dat de Pijnbomen die ooit
op de top van de Pelion waren gegroeid
gevaren hebben op de golven van Neptunus
naar de stromen van de Phasis en het gebied
van Aeetes,
toen uitgelezen jongemannen, de kracht
van de Griekse jeugd,
verlangend het Gulden Vlies uit Colchis
weg te stelen,
gedurfd hebben met een snel schip de zoute
wateren over te steken,
met hun roeibladen van dennenhout over
de donkerblauwe zee strijkend.
En de godin Athene die de hoogste punten
van de steden bewaart
heeft zelf het met een licht briesje vliegende
vaartuig gemaakt,
het balkwerk van pijnbomenhout verbindend
met de gebogen kiel.
Dit bevochtigde zich voor het eerst in
de in de met schepen onbekende zee.
En zodra de Argo met het voorsteven het
ruwe water doorkliefde
en het water omgewoeld door de roeiers
door schuim grijs was gekleurd,
lieten de Nereïden van het water
gezichten opduiken uit de witte golven van de zee,
zich verwonderend over het bijzondere
ding.
Op die dag, en geen andere, hebben de stervelingen
zeenimfen met naakte lichamen tot aan
hun borsten
uit de grijze stroming zien uitsteken.
Toen is Peleus, zegt men, ontbrand in
liefde voor Thetis,
toen heeft Thetis niet neergekeken op
het huwelijk met een mens,
toen heeft zelfs de vader ingezien dat
Peleus met Thetis in het huwelijk moest treden.
O helden, geslacht van goden,
geboren in een al te gewenste eeuw in
de tijd, gegroet!
O goed nageslacht van goede moeders, gegroet
en weer gegroet!
Jullie, jullie zal ik dikwijls aanspreken
in mijn lied.
En jou ook, Peleus, zo buitengewoon verrijkt
met een gelukkig huwelijk,
steunpilaar van Thessalië, aan wie
Juppiter zelf,
zelf de vader van de goden, zijn geliefde
heeft afgestaan;
heeft Thetis de zeer mooie Nereïde
jou vastgehouden?
Heeft Thetys toegestaan dat je haar kleindochter
meenam,
en Oceanus, die met de zee de hele aarde
omarmt?
Cieros wordt verlaten, ze verlaten het
Phtiaanse Tempedal,
de huizen van Crannon en de muren van
Larissa,
ze komen naar Pharsalus, bezoeken de huizen
van Pharsalia.
Niemand bewerkt het land, de nekken van
jonge stieren worden week,
geen lage wijnplant wordt vrijgemaakt
van onkruid door kromme harken,
geen stier woelt de grond om met een voorovergebogen
ploeg,
geen zeis van de snoeiers verkleint de
schaduw van de bomen,
ruwe roest wordt afgezet op de verlaten
ploeg.
Maar hun eigen woonplaats glanst van het
schitterende goud en zilver,
overal waar het rijke paleis verder naar
binnen is gelegen.
Het ivoor van de tronen is schitterend
wit, de bekers op de tafel schitteren,
het hele huis verheugt zich over de stralende
koninklijke schat.
In het midden van het huis wordt het huwelijksbed
van gepolijst ivoor
van de godin neergezet, dat gedekt is
met een purperen sprei,
geverfd met de rozerode verf van de purperslak.
En dat kleed, bont gekleurd met mensfiguren
van vroeger,
geeft met wonderbaarlijke kunstzinnigheid
heldendaden weer.
Maar de ondankbare, vluchtende jongeman
slaat met de roeiriemen op het water,
zijn loze beloftes overlatend aan de onstuimige
storm.
En hem ziet de dochter van Minos met bedroefde
ogen
vanaf de algen, zoals een stenen beeld
van een bacchant, ach,
ze kijkt uit over de zee en golft door
grote golven van zorgen,
niet wordt haar blonde hoofd vastgehouden
door een fijngeweven hoofdband,
niet wordt haar omhulde bovenlichaam bedekt
door een lichte sluier,
niet zijn haar melkwitte borsten geboeid
door een halfronde borstband,
deze dingen afgegleden van haar hele lichaam
waren door de zoute golven
naar alle kanten gespoeld voor haar eigen
voeten.
Maar noch om de hoofdband noch om het fladderende
gewaad zich bekommerend,
hing zij verloren aan jou, Theseus, met
heel haar hart, heel haar ziel, heel haar verstand.
Ongelukkige, die Venus Erycina buiten
zichzelf heeft gebracht met voortdurende droefheid,
toen ze liefdesverdriet vol doornen in
haar hart plantte,
op het ogenblik dat de strijdlustige Theseus,
weggegaan vanuit de bochtige stranden
van Piraeus,
het Gortynische paleis van de onrechtvaardige
koning heeft bereikt.
Zodra de koninklijke maagd, grootgebracht
door het kuise,
zoete geuren uitademende bed in de zachte
omhelzing van haar moeder,
met begerende ogen naar hem keek, zoals
myrtebloemen de stromen
van de Eurotas omgeven en de lentewind
bonte kleuren laat ontstaan,
heeft zij niet eerder haar brandende ogen
van hem afgewend,
dan dat zij vlam had gevat met heel haar
lichaam, geheel en al,
en zij helemaal ontbrand was in het binnenste
van haar botten.
Ach! Heilige jongen Amor die op ongelukkige
wijze blinde hartstocht in het onrijpe hart oproept,
die vreugde van mensen met zorgen vermengt,
en jij, Venus, die Golgi en het bladerrijke
Idalium bestuurt,
door wat voor een golven hebben jullie
het in brand gestoken meisje,
dikwijls zuchtend om de blonde vreemdeling,
in haar geest geteisterd!
Wat voor angsten heeft zij doorstaan in
haar wegkwijnende hart!
Hoeveel meer dan de glans van goud is
zij herhaaldelijk verbleekt,
toen Theseus verlangend het wilde monster
te bevechten
afstevende op ofwel de dood ofwel de beloningen
van lof!
Toch heeft zij beloftes gedaan met zwijgende
lippen, terwijl ze vergeefs
niet onaangename geschenken aan de goden
beloofde.
Want zoals een onstuimige stormwind, die
in zijn windvlaag de stam van een bergeik,
die met zijn takken zwaait op de top van
het Taurusgebergte,
of een kegeldragende pijnboom met zwetende
bast neerhaalt
(en die verderop uit de grond gerukt met
wortel en tak
voorover valt, alles wat hij tegenkomt
verbrijzelend, )
zo heeft Theseus het wilde beest geveld,
nadat het lichaam getemd was,
terwijl het beest tevergeefs zijn horens
door de lege lucht zwiepte.
Daarna keerde hij ongedeerd met veel roem
terug,
zijn dwalende voetstappen leidend met
een fijne draad,
opdat de onnaspeurlijke dwaaltocht door
het gebouw hem niet misleiden zou,
terwijl hij de kronkelingen van het labyrint
verliet.
Er wordt beweerd dat zij vaak razend ten
gevolge van haar brandende hart
helderklinkende stemmen uit het diepst
van haar ziel heeft uitgestort,
en toen bedroefd de steile bergen beklom,
om van daaruit haar blik
over de brede branding van de zee te laten
gaan,
toen naar voren stormde naar de haar toestromende
golven van de onrustige zee
terwijl ze het soepele kleed optilde,
haar enkels ontblotend,
en dat zij, terwijl ze koude snikken stiet
uit haar natte mond,
treurig de volgende dingen heeft gezegd
in haar laatste jammerklachten:
Maar heb jij mij niet ooit met een lief
stemmetje die belofte gedaan,
beval jij me te hopen niet op een ongelukkig,
maar een blij huwelijk, een gewenst huwelijk,
allemaal vergeefse beloftes
die verscheurd worden door de winden hoog
in de lucht.
Laat nu geen enkele vrouw meer vertrouwen
op een man die zweert,
hopen dat praatjes van een man betrouwbaar
zijn;
zolang hun begerende geest verlangt iets
te verkrijgen,
aarzelen ze helemaal niet te zweren, sparen
ze geen beloftes:
maar zodra de hartstocht van de verlangende
geest bevredigd is, hebben ze totaal geen
ontzag voor hun eigen woorden, bekommeren
ze zich totaal niet om meineed.
Ik heb jou toch zeker gered toen je heen
en weer draaide
in het midden van de doodsorkaan, en ik
heb besloten liever mijn broer te verliezen,
dan dat ik op het beslissende moment jou,
bedrieglijke, in de steek zou laten.
In ruil daarvoor zal ik nu als prooi voor
wilde dieren en vogels dienen
om te worden verscheurd, en als ik dood
ben zal ik geen begrafenis krijgen in de aarde.
Welke eenzame leeuwin heeft jou toch voortgebracht
onder een rots,
welke zwangere zee heeft jou uitgespuwd
in de schuimende golven,
welke Syrtis, welke roofzuchtige Scylla,
welke enorme Carybdis heeft jou,
die in ruil voor een goed leven zo'n beloning
teruggeeft, voortgebracht?
Als ons huwelijk jou niet ter harte was
gegaan,
omdat jij de woeste voorschriften van
jouw ouderwetse vader vreesde,
dan had jij me toch naar jouw woning kunnen
brengen,
zodat ik jou als slavin kon dienen met
aangenaam werk,
bijvoorbeeld jouw voeten afspoelen met
helder water,
of jou bed bedekken met een purperen sprei.
Maar waarom zal ik klagen voor niets tegen
de onwetende winden,
ik, door onheil buiten mezelf gebracht,
tegen oren die niets waarnemen,
die noch mijn woorden kunnen horen noch
die met woorden kunnen beantwoorden?
Maar hij bevindt zich nu al bijna in het
midden van de zee,
en geen enkele sterveling verschijnt op
het lege zeewier.
Zo heeft het woeste lot dat al te zeer
hoont in de hoogste nood
zelfs aan mijn weeklachten oren geweigerd.
Almachtige Juppiter, hadden de Cecropische
achterstevens
maar nooit eerst de Knossische kusten
geraakt,
en had de onbetrouwbare zeeman maar nooit
aangelegd op Kreta
een noodlottige straf meebrengend voor
de ontembare stier,
en had deze verderfelijke vreemdeling
maar niet uitgerust in mijn verblijven,
wrede plannen verbergend achter een lief
uiterlijk!
Want waarheen moet ik terugwijken? Aan
welke hoop moet ik, verlorene, me vastgrijpen?
Moet ik me wenden tot het Idagebergte?
Maar het woeste zeeoppervlak
scheidt mij, mij afzonderend met zich
wijd en zijd uitstrekkende draaikolken.
Of moet ik soms hopen op hulp van mijn
vader? Van degene die ik zelf heb achtergelaten
nadat ik de jongeman was gevolgd die bespat
was met het bloed van mijn broer?
Moet ik me soms troosten met trouwe liefde
van mijn echtgenoot?
Van hem die vlucht, de buigzame riemen
door de stroming krommend?
Bovendien staat er op dit eenzame eiland
geen enkel huis,
en de mogelijkheid om weg te gaan staat
niet open, omdat de golven van de zee het omringen.
Geen enkele vluchtweg, geen enkele hoop:
alles is stil,
alles is verlaten, alles toont een zekere
dood.
Toch zullen bij mijn dood de ogen niet
slap worden,
en eerder dan dat ik rechtvaardigheid
heb geëist van de goden omdat ik in de steek
gelaten ben, en eerder dan dat ik in het
laatste uur de trouw van de hemelgoden aanroep,
zal het gevoel mijn vermoeide lichaam
niet verlaten.
En daarom, Eumeniden, die de daden van
mannen vergelden vergelden
met een wraakzuchtige straf, Eumeniden,
bij wie het voorhoofd
omkransd met haar van slangen de woede
van het hart uitdraagt,
hierheen, kom hierheen, hoor nu mijn klachten,
die ik, ongelukkige, machteloos gedwongen
wordt voort te brengen
uit het diepst van mijn botten, brandend,
verblind door waanzinnige woede.
En aangezien die klachten geboren worden
uit het diepst van mijn borst,
sta mijn rouw niet toe af te nemen, godinnen,
maar met dezelfde houding als waarmee
Theseus mij alleen achterliet,
laat hemzelf en de zijnen ervan proeven.
"
Want men zegt namelijk dat Aegeus eens
aan zijn zoon,
toen hij hem toevertrouwde aan de winden,
zijn zoon die de muren van de stad verliet,
een dergelijke opdracht heeft meegegeven,
terwijl hij hem omhelsde:
"Mijn zoon, de enige die mij dierbaarder
is dan een langdurig leven,
zoon, die ik gedwongen ben richting twijfelachtige
lotgevallen te zenden,
jij die mij onlangs bent geschonken op
de uiterste grens van mijn ouderdom,
aangezien mijn lot en jouw brandende moed
jou aan mij ontrukken
tegen mijn zin, aan mij, bij wie de vermoeide
ogen nog lang niet
verzadigd zijn door het dierbare beeld
van de zoon,
stuur ik jou niet weg met een blij gevoel,
en ik sta ook niet toe dat jij tekenen
draagt van een voorspoedig lot,
maar eerst zal ik klachten uit mijn geest
uitdragen,
mijn grijze haar bevuilend met eroverheengegooid
aarde en stof,
vervolgens zal ik voor de reiziger de
felgekleurdste zeilen aan de mast bevestigen,
opdat het zeil, donkergekleurd door de
Spaanse ijzerverf,
mijn rouw en het branden van mijn geest
duidelijk maakt.
Maar als Athene de bewoonster van het heilige
Itonus,
die belooft onze familie en de woonplaats
van Erectheus te verdedigen,
als zij het aan jou heeft toegestaan je
handen met het bloed van de stier te besprenkelen,
dan moet je er echt voor zorgen, dat deze
opdracht veilig ligt opgeborgen
in je geheugen, en dat enige tijd het
je niet doet vergeten,
de opdracht dat, zodra jullie ogen onze
heuvels zullen zien,
de masten het met de dood in verband staande
zeil aan alle kanten neerlaten,
en dat de ineengedraaide touwen de sneeuwwitte
zeilen ophijsen,
opdat ik, terwijl ik kijk, zo snel mogelijk
de blijde vreugde met mijn verstand
herken, wanneer een voorspoedige tijd
jou zal hebben gered."
En toen, bedroefd uitkijkend naar het wegvarende
schip,
overdacht zij gewond in haar hart haar
veelsoortige zorgen.
Een deel van hen zwaaide de thyrsusstaffen
met de bedekte punt,
een deel wierp de ledematen akomstig van
een jonge stier heen en weer,
een deel omwikkelde zich met gedraaide
slangen,
een deel vierde woeste orgies op lege
kisten,
nachtelijke Bacchusfeesten, die de niet-ingewijden
tevergeefs verlangen te horen.
Zij sloegen met hun slanke handen op tamboerijnen
of lieten met behulp van ovaal brons fijn
gerinkel horen;
hoorns bliezen voor velen dof klinkende
tonen uit
en een barbaarse fluit snerpte met vreemde
tonen.
Hier, zoals Zephyrus de glooiende golven
in beweging brengt,
de rustige zee met zijn ochtendbriesje
rimpelend,
wanneer Aurora verschijnt vanaf de drempel
van het paleis van de zwervende zon,
golven, die in het begin langzaam voortkabbelen
geduwd door een zacht briesje
en die lichtjes klinken met het geluid
van een schaterlach,
die later wanneer de wind aanzwelt meer
en meer aangroeien,
en weerschijnen door het purperen licht
deinend in de verte.
Zo ging toen een ieder naar zijn eigen
huis met een lange reis voor de boeg,
overal heen, het koninklijk paleis verlatend.
En na hun vertrek komt de vorst Chiron
als eerste
van de top van het Peliongebergte met
geschenken uit het bos.
Want welke bloemen de velden ook maar
voortbrengen, welke bloemen
het Thessalische kustgebied ook maar laat
groeien in zijn hoge bergen,
welke bloemen de vruchtbare wind van de
warme Favonus ook maar grootbrengt
door de golven van de rivier, die bloemen
heeft hij zelf gedragen gevlochten in warrige kransen.
En door die aangename geur verkwikt heeft
het huis geglimlacht.
Onmiddellijk is Penios aanwezig, het Tempedal,
groene Tempedal,
overlatend aan Thessalische vrouwen, om
het te bezingen met Dorische koren,
het Tempedal, omringd door overhangende
wouden,
en niet met lege handen: want hij heeft
hoge beuken met wortel en al
meegenomen, en slanke laurierbomen met
een rechte stam,
niet zonder de wuivende plataan, en de
buigzame zuster
van de verbrande Phaethon, en de tot in
de hemel reikende cypres.
Deze heeft hij overal verspreid rondom
het verblijf neergezet,
zodat de hal, gehuld in zacht groen, groen
aandeed.
Na hem volgt Prometheus met zijn vindingrijk
karakter,
verzwakte tekenen dragend van zijn vroegere
straf,
die hij eens heeft ondergaan, vastgebonden
met een ketting aan een rots,
bij zijn ledematen hangend aan de steile
toppen.
Daarna komt de vader van de goden uit de
hemel met zijn heilige vrouw
en kinderen, waarbij hij alleen jou, Phoebus
(Apollo), achterlaat,
en tegelijkertijd je zuster die leeft
in de bergen van de Idrus:
Want je zuster heeft samen met jou Peleus
afgewezen,
en ze heeft het huwelijksfeest van Thetis
niet willen vieren,
De linkerhand hield het spinrokken vast
dat omhuld was met zachte wol,
daarna vormde de rechterhand de draden
voorzichtig met opgerichte vingers
omlaag brengend, draden, daarna draaide
de hand de in evenwicht gebrachte spoel
met een ovaal wieltje, terwijl de hand
de spoel draait met omlaaggerichte duim,
en zo plukkend maakte de tand het werk
steeds glad,
en op de droge lippen bleven plukjes wol
zitten,
die voorheen op de dunne draad uitsteeksels
waren geweest:
voor hun voeten echter bewaarden van takken
gevlochten manden
zachte vachten van witte wol.
Toen hebben zij deze voorspellingen gedaan
in een goddelijk geïnspireerd lied
met hun heldere stem terwijl ze de vachten
in beweging brachten,
een lied, dat geen enkele tijd hierna
van onbetrouwbaarheid zal beschuldigen.
Hesperus zal spoedig de prettige dingen
voor de echtgenoten
aan jou komen brengen, je vrouw zal komen
met een gunstig gesternte,
de echtgenote die bij jou de geest overgiet
met hartroerende liefde,
en die zich voorbereidt om met jou de
lome slaap te verbinden,
haar lichte armen uitstrekkend onder jouw
stevige nek.
Ren, spinspoeltjes, ren, terwijl jullie
weefsels maken.
Geen enkel huis heeft ooit zulke geliefden
beschermd,
geen enkele liefde heeft ooit geliefden
in zo'n verbond samengebonden,
zoals de eendracht bij Thetis, bij Peleus
aanwezig is.
Ren, spinspoeltjes, ren, terwijl jullie
weefsels maken.
Uit jullie zal Achilles geboren worden
vrij van angst,
bij vijanden niet bekend om zijn rug,
maar om zijn dappere borst,
die als winnaar in een hardloopwedstrijd
door een groot gebied
heel vaak de vlammende voetsporen van
het snelle hert voorbijstreeft.
Ren, spinspoeltjes, ren, terwijl jullie
weefsels maken.
Geen enkele held zal zich in de oorlog
met hem meten,
wanneer de Trojaanse vlakten zullen druipen
van het Trojaanse,
en de derde erfgenaam van de meinedige
Pelops de muren
van Troje zal vernietigen nadat hij ze
belegerde in een langdurige oorlog.
Ren, spinspoeltjes, ren, terwijl jullie
weefsels maken.
Vaak zullen de moeders bij de begrafenis
van hun zonen
zijn voortreffelijke en beroemde daden
bekennen,
wanneer zij het onverzorgde haar van hun
grijze hoofd losmaken
en met zwakke handen de beursgeslagen
borsten kleuren.
Ren, spinspoeltjes, ren, terwijl jullie
weefsels maken.
Want zoals een maaier die de dichtopeenstaande
aren te vroeg afsnijdt
de goudgele akkers onder de brandende
zon afmaait,
zo zal hij de lichamen van de Trojanen
neermaaien met zijn vijandige zwaard.
Ren, spinspoeltjes, ren, terwijl jullie
weefsels maken.
Het water van de Scamander zal getuige
zijn van de grote heldenmoed,
water dat zich overal heen verspreidt
in de snelstromende Hellespont,
wiens tocht de diepe stroom warm zal maken
door het vermengen met bloed,
hem vernauwend door de dode stapels van
lichamen.
Ren, spinspoeltjes, ren, terwijl jullie
weefsels maken.
Tenslotte zal ook de aan de dood teruggegeven
buit getuige zijn,
wanneer de ovale brandstapel, gestapeld
op een hoge aarden wal,
de sneeuwwitte ledematen van een te gronde
gerichte maagd zal ontvangen.
Ren, spinspoeltjes, ren, terwijl jullie
weefsels maken.
Want zodra het lot de gelegenheid zal hebben
gegeven aan de vermoeide Grieken
om de Neptunische boeien van de Dardaanse
stad los te maken,
zullen de hoge graven nat worden gemaakt
door het Polyxemische bloed.
En zij, als een offerdier dat bezwijkt
ten gevolge van het dubbele zwaard,
zal haar verminkte lichaam vooroverwerpen
nadat haar knieëen het hebben begeven.
Ren, spinspoeltjes, ren, terwijl jullie
weefsels maken.
En daarom, vooruit, verbind de geliefden
die uitgekozen zijn in hun hart.
Laat de echtgenoot zijn godin in een gelukkig
verbond ontvangen,
laat de bruid zonder aarzeling gegeven
worden aan de begeerde echtgenoot.
Ren, spinspoeltjes, ren, terwijl jullie
weefsels maken.
De voedster zal bij het aanbreken van de
dag terwijl ze haar bezoekt,
de nek niet kunnen omgeven met de draad
van gisteren
en de onbezorgde moeder, niet bedroefd
om het alleenliggen
van het tweedrachtige meisje, zal niet
de hoop op dierbare kleinkinderen opgeven.
Ren, spinspoeltjes, ren, terwijl jullie
weefsels maken."
Vaak heeft de vader van de goden, die op
bezoek komt in zijn schitterende tempel,
wanneer de jaarlijkse plechtigheden op
de feestelijke dagen gekomen waren,
gezien dat honderd stieren voorover neervielen
op de grond.
Vaak heeft de zwervende Bacchus euhoe-roepende
Bacchanten met loshangend haar
geleid op de top van het Parnassusgebergte,
wanneer de inwoners van Delphi, terwijl
ze om het hardst de gehele stad uit stormden,
verheugd de god ontvingen met rokende
altaren.
Vaak in de doodbrengende strijd van de
oorlog heeft Mars, of Minerva,
de meesteres van de snelstromende Triton,
of Diana, de maagd van Amarynthus,
in eigen persoon de gewapende menigte
van mensen aangespoord.
Maar nadat de wereld doordrenkt was van
afschuwelijke misdaad
en nadat allen de rechtvaardigheid hadden
verjaagd uit hun begerige geest,
hebben de broeders hun handen besmeurd
met broederlijk bloed,
heeft de zoon ervan afgezien te rouwen
om zijn gestorven ouders,
heeft de vader de begrafenis gewenst van
zijn jeugdige kind
om zich ongehinderd meester te maken van
de bloem van de ongehuwde stiefmoeder,
heeft de goddeloze moeder terwijl ze zich
legt onder de onwetende zoon,
niet gevreesd de goddelijke huisgoden
door een misdaad te bezoedelen.
Alle dingen, zegbaar en onzegbaar, gemengd
met een kwade woede
hebben de rechtvaardige instelling van
de goden van ons afgewend.
En daarom achten zij het beneden hun waardigheid
zulke bijeenkomsten te bezoeken,
en daarom staan zij zich niet toe aangeraakt
te worden door het heldere licht.
Klik hier als je het menuframe hier links niet kunt zien
Deze tekst staat hier dankzij: SuperKarin, 2002