De wind was weer rustig weggegaan toen we weer opkeken. Het maakt niet uit waar we waren zelfs de aardse wind had geen vat meer op ons. Weg waren we geweest en als ’t van ons afhing konden we er nog lang blijven. De poort was voor ons opengegaan. Er was geen sleutel voor de toegang gewoon aanvaarding van het paradijs zelf. Een plaats van vergeten geluk en zaligheden. Een plaats van leven en liefde, een plaats van en voor ons. Een perfecte harmonie van horen, zien, proeven, ruiken, voelen, die zich heeft ontloken in mijn bestaan om niet weer weg te gaan. |