Mijn tranen vormen donk're poelen, In de stille spelonken van mijn hart, De weeklaagzang van wat ik moet voelen, Treurende violen van mijn smart, Voor mij geen pad dat ik kan volgen, Zelfs geen leidraad in het duister, Hun echo door het niets verzwolgen, Mijn hulpgeroep een hol gefluister, De stalactieten vallen neer, Een scherpe koude doet mij rillen, Gespleten doet mijn hart me zeer, Maar lijden doe ik in het stille, 't Heeft geen zin dat ik zou klagen, Mijn pijn blijft altijd even snijdend, Hoe lang nog eer dat ik 't zal wagen, Dan ben ik dood en niet meer lijdend. D'99 |