Gebroken door het kwade oog Gezweept door het gefluister Drie lange nachten na elkaar Het getal van mijn verrijzing Maar dan het weer, de onheilsdonder De bliksem en de wind… des… doods… blaast Blaast mijn donker kaarsje uit. Drie ruiters van het einde, Het getal van groot gevaar Maar dan vooral door de ellende De koude, pijn en leegte En dan de 1, want dat ben ik Weggegeven, weggeveegd Alleen Maar dan het was nooit anders Het onbegrip schat ik zo hoog Ben ik dan nooit veranderd Ik ben tevergeefs, ik slaag maar zelden Of nooit is beter, weer gezegd Weggelegd voor mij de faling In ‘s levens grote mierenrace En samen 13 mijn boemerang Want jij blijft nooit heel erg lang weg Dit bijgeloof, bij mij begonnen Want echt, echt slagen, kan ik niet D’ 00/00/’00 |