Mame adoree oijate...

 

Ik heb terug willen gaan. Een heel jaar lang was ik er eigenlijk niet weggeweest, en toch wou ik doodgraag terug. De honderden foto's, de videoreportage, ik zag ze ettelijke keren en geen één keer stak het me tegen. De brieven van Stella, Mihindu, Nayagaran en Wicky hielden het kontakt levendig. De korrespondentie met Raja en Premadasa deed ons alleen nog méér verlangen.

 

En nu zijn we terug. En toch niet terug. Heel node kwamen we weer naar huis. Het zou even wennen worden, en niet alleen aan het eerste winteroffensief dat ons te wachten stond. Maar dat wisten we toen nog niet eens.

We hadden deze keer niet alleen veel geschenkjes uitgedeeld, we waren ook een serieus stuk van ons hart kwijtgeraakt. Hoe dat komt, zal ik nu proberen te vertellen.

 

DAG 1 Woensdagmorgen 3 november. Even voor negen staat Rik's broer Joost paraat om ons weer es naar Zaventem te voeren. Na de regen en de kilte van de voorbije dagen lijkt het vandaag een mooie dag te worden. Zonder problemen bereiken we de luchthaven en nemen afscheid.

Het is nogal een koude douche als we bij het inchecken te horen krijgen dat het vliegtuig stampvol zit en er geen window-seat meer over is. We worden doorverzonden naar de KLM balie waar een uiterst behulpzaam meisje ons toch nog helemaal vooraan in het vliegtuig twee stoelen naast het gangpad bezorgt.

Da's alvast al beter dan 12 uur in het midden te moeten zitten, want daar heb ik een gloeiende hekel aan.

 

Bij de veiligheidskontrole moet ik mijn handbagage met de discman en wat stellen extra batterijen laten kontroleren. Rik wordt aan een lichamelijke inspectie onderworpen. Ook later zal dat nog es gebeuren : we houden het er op dat zijn brilketting voor het verwarrende gepiep zorgt.

Na het plezierig korte vluchtje naar Schiphol en een paar biertjes, zakken we op het gemak af naar pier F 19 waar inderdaad zo'n 400 man aan de pre-checkin begonnen is. Een voorwaar bont allegaartje met groepen Italianen, Fransen en Duitsers hebben blijkbaar allemaal voor de voortreffelijke service van KLM gekozen.

Het is bijna drie uur als de Boeing 747 zich met verbazend gemak de lucht inhijst. Zeven uur scheiden ons van Aboe Dhabi. We zijn het nu gewend van vorig jaar : de schermpjes met de vluchtgegevens, het prima eten, de koffie met jawel, een Martell deze keer.

Voor de verandering is er ook eens een film die boeit en zo je weer een dikke twee uur verder helpt: The Fugitive, je weet wel de nieuwe film van het oude feuilleton met David Janssen. Spannend en goed gemaakt.

Het is halféén, donderdagmorgen als we een klein uurtje de tijd krijgen om onze benen te strekken. De transithal van deze luchthaven in de Verenigde Arabische Emiraten is één geheel van taksvrije winkels waar je dan ook van alles kunt kopen. We houden het voorlopig bij de kataloog; op de terugreis zien we wel.

En hop, daar gaan we weer voor nog eens vier uur naar Colombo.

 

 

DAG 2 Donderdag 4.11 Voor we thuis vertrokken, waren we al min of meer op de hoogte dat het weer niet bijzonder goed was geweest. Iemand uit het Brugse had ons opgebeld met de groeten van Wicky, weet je nog -onze gids van vorig en ook dit jaar-. Hij had het toen over grote overstromingen en afschuwelijk veel regen.

Als we landen, is het precies als op een mistige herfstdag op Zaventem : hele slierten nevel omhullen de lagune rond Katanayake Airport.

Maar de tropische warmte is ook op dit vroege uur- het is net zeven- alom aanwezig en doordrenkt kwasi direkt onze t-shirt. In het luchthavengebouw zijn we slim en geraken als eersten vlot door de immigratie. Het blijkt later allemaal op hetzelfde neer te komen want we wachten wel drie kwartuur op onze koffers.

Eindelijk is het dan weer zover : ik zie Wicky al gekke sprongetjes maken als hij ons ziet naderen. Het weerzien is zoals verwacht gemeend hartelijk. Ik ga vlug wat traveller cheques verzilveren, terwijl Rik bij Wicky verslag uitbrengt.

 

Als we wat later op het voetpad de auto opwachten, valt het me duidelijk op dat de kraaien er deze keer niet zijn. Misschien zijn wij wat laat...

Maar voor de rest lijkt niets veranderd : het kluwen van mensen op hun blote voeten, het getoeter van de auto's, het gefluit van de verkeersagent.

Nog ontelbare keren zal dit gevoel van déjà vu ons overvallen; ik ben hier al geweest, erger nog, het lijkt wel alsof ik nooit ben weg geweest.

Ik herken hem eerst niet, maar het is toch dezelfde Corolla van vorig jaar die ons zal vervoeren; alleen heeft de linker buitenspiegel een duw teveel gekregen en is de rugleuning van mijn voorzetel dringend aan herstelling toe. Met een stuk karton lost onze bosneger dat op.

 

Ik had graag nog es teruggegaan naar het olifantenweeshuis in Pinawella en dus maakt Wicky graag deze omweg. Het is meteen duidelijk dat de overvloedige regen brokken heeft gemaakt aan het toch al niet zo goede wegdek. Om de haverklap moet je uitwijken, soms helemaal naar de andere kant van de weg, om bij wijlen heel serieuze putten te ontwijken.

Onderweg herken ik een aantal plaatsen waar ik vorig jaar foto's nam of filmde, en steeds bekruipt me het gevoel dat ik eigenlijk niet ben weg geweest.

 

Als we bij de olifanten aankomen, valt het me weer te binnen dat we eigenlijk zonder airco moeten rijden. Niet alleen overvalt de tropische warmte en klamheid je - we hebben trouwens nog altijd een lange broek aan- , maar algauw blijkt waarom die kunstmatige koude erg slecht is voor foto- en filmapparatuur. Als ik probeer de olifantenkudde te filmen, krijg ik onmiddellijk het kondensatie-waarschuwingsteken te zien. Dat betekent dus even wachten. Ook de lenzen van mijn fototoestellen beslaan. Bovendien is er vandaag geen bad voorzien voor de dikkerds en dus trekken we het park in. Vorig jaar zijn we alleen bij de rivier geweest. Maar hier is het erg drassig en algauw zitten onze schoenen en broek onder een dikke smurrie.

Als we na kort oponthoud terugkeren om onder de veranda van het resthouse een eerste Lion Pilsner te drinken, valt ook dat nog tegen: pas volgende maand krijgen ze hier een alcohollicentie.

Zolang willen wij niet wachten, we slaan het aanbod van een cola af en besluiten koers te zetten naar het volgende stadje.

 

Ik weet nog van vorig jaar dat het een lange, bochtige weg is tot Kurunegala. We stoppen een klein uurtje later bij hetzelfde hotelletje waar toen die bruiloft aan de gang was. Terwijl we er op het gemak onze eerste nuttigen, valt het ook hier op dat er inderdaad nogal wat water gevallen is. Waar ik vorig jaar rustig kon staan filmen, zou ik nu tot zowat mijn middel in het water staan!

Het is hierna nog een 85 km tot Habarana, maar Wicky racet als een echte in no time naar The Lodge. We zullen het nog tegenkomen, maar aan de receptiebalie worden we meteen herkend.

 

Ook hier is niets veranderd; moe trekken we richting bungalow 18.

Bij de lunch laat ik mij voor de eerste keer dit jaar verleiden tot de rice & curry. Rik houdt het bij een stuk vis met tartaarsaus. Ofwel ben ik het niet meer gewoon -dat zal wel-, ofwel is de curry aan de straffe kant, maar mijn mond staat algauw in lichterlaaie. Wat geraspte kokos doet evenwel wonderen. In het restaurant blijken het wel allemaal nieuwe krachten : voorlopig geen bekende gezichten.

Het weer is de hele tijd al erg onzeker; tijdens het eten begint het zelfs te regenen. Toch wagen we het er op en trekken richting zwembad. Ik begin serieus naar dromenland te glijden als de regendruppels me terug halen. We blijven nog even met onze handdoeken rond ons geslagen zitten, maar besluiten tenslotte toch op te kramen en een dutje te gaan doen.

Later worden we nog onvrijwillig wakker gemaakt door Walter & Pol, twee vrienden uit Gent. We wisten dat we elkaar hier zouden zien en spreken af voor later op de avond.

 

Na een verkwikkend slaapje en een frisse douche stevenen we richting bar.

 

We hebben hier de vorige keer ook nogal wat tijd doorgebracht en we worden meteen herkend. Guitige dikkerd Piyasiri blijkt hier nog te werken : hij zal weer moeilijk nog van ons weg te slaan zijn. Heel kommervol zorgt hij voor een muggenverdrijvend spiraaltje aan onze voeten. Een zekere Nelson blijkt zowaar over - zij het summiere- kennis van het Frans te beschikken.

Een ander vrolijk gastje, Rani, lacht de hele tijd. Later houden we het erop dat er allicht wat los zit van boven. Maar allen zijn ze weer even lief en vriendelijk; we voelen ons thuis.

 

Bij het avondeten schrikken we op bij het zien van de wijnkaart : de prijzen zijn hier zowat verdubbeld en dat maakt het bijna onbetaalbaar. Voor een gewone fles rode wijn vragen ze hier een dikke duizend frank. We zullen het bij bier houden, al drinken we dat niet zo graag. Bij het eten wel te verstaan.

Eén van de obers herkent Rik. Ook die zal niet gemakkelijk van ons weg te slaan zijn.

We nemen nog een slaapmuts en trekken dan de jungle in naar onze eerste echte Sri Lankaanse nacht dit jaar. De dierengeluiden van de jungle wiegen ons in slaap...

 

DAG 3 Vrijdag 5.11 Ik ben met Wicky om 10 uur afgesproken. Daarvoor neem ik rustig de tijd om de omgeving te verkennen. Aan de rand van het hotelterrein begint de jungle volop. Vorig jaar stond heel de vlakte aan de rechterkant droog; nu is het één groot meer waar als ik nader, ontelbare kikvorsen het water in duiken.

Aan de verste kant zitten een hele bende apen te spelen in de bomen. Ik film er ook een hele grote eekhoorn.

Rik heeft zich intussen aan het zwembad geïnstalleerd; hij heeft geen zin om de rotstempel van Dambulla te gaan bekijken.

 

Wicky laat me eerst nog eens heen en weer draven om een lange broek aan te trekken. Later in Dambulla lopen de meeste toeristen natuurlijk in korte broek. Ik heb echter vorig jaar reeds laten blijken over genoeg takt te beschikken en hun godsdienst en heiligdommen diep te respecteren.

Het is een hele klim naar de tempel, maar boven heb je een prachtig uitzicht over de hele streek. De oudere man die mij gidst, spreekt bovendien verstaanbaar Engels; da's meegenomen. Het hele komplex bestaat uit vijf grotten variërend in ouderdom en schoonheid. Er staan meer dan 150 boeddhabeelden in verschillende poses; mijn gids leert me de verschillen. Er staan ook een aantal hindoebeelden.

 

Als we later aan zee verblijven, staat in de Sunday Observer een foto van een domme Engelse toeriste die in de schoot van zo'n Boeddha is gaan zitten in een imiterende pose. Nu moet je weten dat dit voor deze godsdienst heiligschennis is : je mag nooit poseren vóór een boeddhabeeld!

Ik lees 's anderendaags dat direkt subiet alle foto's en video verboden zijn in heel de zgn. kulturele driehoek. Het zal je als argeloze amateur maar overkomen dat je door de schuld van één domme koe geen enkele foto meer kunt maken...

Als ik de terugweg aanvang, zie ik in de richting van Habarana zo'n typisch tropische bui. Rik zal al wel gaan schuilen zijn, maar ook hier begint het nu flink te regenen. In het gezelschap van een tiental nieuwsgierige jongelui trek ik naar beneden waar Wicky op me wacht. Ik heb hem ondertussen postkaarten doen kopen; we stoppen bij het postkantoor in Dambulla om zegels te kopen. Daarna gaan we in een nog nieuw ogend resthouse een pils drinken. Wicky wil me nog naar een mooie, maar afgelegen plek brengen waar ze een nieuw hotelkomplex aan het optrekken zijn, maar de weg is nog niet aangelegd en het is zeker een uurtje rijden. Dat zal dus te laat worden en we rijden terug naar The Lodge.

Na de lunch in buffetvorm luieren we wat na aan het zwembad, maar de zon is niet echt overtuigend. We trekken beladen met balpennen naar het dorp. Ik maak er mooie sfeerfoto's; ook een aantal schattige kinderen poseren maar al te graag.

Op de terugweg trek ik de heuvel naast The Lodge op om nog wat foto's te maken. Je ziet van hier o.a. duidelijk de rotsvesting van Sigirya boven de jungle uitsteken. Als ik een paar opnames van de nakende zonsondergang aan het maken ben, hoor ik beneden bij het water kinderstemmen. Het is avond aan het worden en het is dus tijd voor de generale poetsbeurt. Terwijl de kinderen zich helemaal inzepen en zich dan afspoelen in het meer, doen de moeders de was. Gewillig laten ze zich fotograferen.

 

Rik heeft ondertussen de kaartjes geschreven; aan de bar plakken we de mailingetiketten en Piyasiri helpt de postzegels plakken. Na nog es een uurtje zijn de 125 stuks klaar voor verzending.

 

Na het avondeten praten we met Pol en Walter over hun en onze reis. Later maken we ook nog foto's van de barlui; ook die zijn al onderweg.

Op het tafeltje in de kamer ligt net als vorig jaar 'good bye' in bloemen; we zijn nu niet verrast maar zijn toch erg blij met deze attentie. Jammer dat we hier alweer wegmoeten...

 

DAG 4 Zaterdag 6.11 Tegen achten hebben we afgerekend en staat alles klaar voor de tocht naar Kandy. Ik heb het er gisteren met Wicky al over gehad : op onze rondreis heeft hij een aantal obligate stops waar hij een stempel moet krijgen ten bewijs dat hij ons daar gebracht heeft. Hij is hoogst verbaasd dat ik dit weet. Ik vertel hem dat hij zich vorig jaar verraden heeft : hij stopte toen bij een atelier, liet een boy met zijn papiertje naar binnen lopen en vertrok toen hij alles teruggekregen had. Meer moet dat niet zijn...

 

Zo staan vandaag de kruidentuin en het batikatelier op het programma. We hebben besloten het elkaar gemakkelijk te maken : vermits wij dat vorig jaar al gezien hebben, willen we er zo weinig mogelijk tijd verspillen. Misschien kopen we wat, misschien ook niet. Zo is hij safe en wij gemakkelijk.

In het Maithree atelier kopen we een mooi stuk batikstof dat ik achter in de wagen wil leggen; in de kruidentuin slaan we een serieuze voorraad chili in. Voor een pakje van 100 gr betalen we hier 100 roepies; op de laatste dag kopen we in een stalletje langs de weg anderhalve kilo voor 150 roepies!

De reis van Habarana naar de oude koningsstad Kandy vraagt onder normale omstandigheden met de 'bezoeken' zowat vier uur. Maar omdat wij er een hoogst ongewoon schema op nahouden, zijn we tegen half elf reeds in hotel Citadel. We zijn uiteraard te vroeg voor onze kamer en we installeren ons op het terras. Ook nu is het bewolkt en dat zal de hele dag zo blijven.

Ik vraag Rik me eens te filmen want hij moet oefenen tegen de tijd dat we mijn Premadasa gaan bezoeken. Maar als ik wil nakijken hoe het er op staat, is mijn verbijstering groot : sedert het eerste shot in het olifantenpark is de hele opname gestoord. Ik herinner me de kondensatie-waarschuwing, maar daar is het nu een beetje laat voor.

Ik besluit de camera goed te laten uitdrogen en dan met de tweede cassette nog es te proberen. Wat een geluk dat we dit nu gevonden hebben : stel je voor dat ik het pas thuis had ontdekt...

 

Even na twaalf brengt men ons de sleutel van kamer 288. Deze keer zitten we pal boven het zwembad, maar de kamer is blijkbaar deel van een suite en niet zo groot als die vorig jaar. Toch is het er erg mooi en luxueus.

Rik verstuurt onze eerste fax naar Ma op het thuisfront en ik bel naar Plan International in Badulla om te bevestigen dat we er morgen aankomen.

 

Na de prima lunch zijn we met Wicky afgesproken dat hij ons naar stad rijdt; ik wil er wat filmen en fotograferen want daar kreeg ik vorig jaar de kans niet toe.

Eerst staat er echter nog een 'bezoek' aan een edelsteenatelier op het programma. Het is niet hetzelfde als de vorige keer. We zien er een korte video over het winnen van de kostbare steentjes; het bezoek aan het atelier slaan we wegens reeds gezien, over. Volgt uiteraard het tonen van de ons interesserende steen, de blauwe saffier.

Eerst zien we een aantal goedkopere series, tot we na enig aarzelen de ringen tonen die we vorig jaar kochten. De man kan niet geloven dat de stenen hier in Sri Lanka gezet zijn, maar hij weet ondertussen welk vlees ie in de kuip heeft. Er komt een heel andere serie op tafel; allemaal heel mooie, korenbloemblauwe... Hij haalt alle truken uit zijn kast om ons een echte investeringssaffier van 4.5 karaat te verkopen, maar we houden het erbij dat ons budget geen dergelijke zelfmoordpogingen kan overleven.Hij laat ons node gaan...

Buiten moeten we even op Wicky wachten die onze kaartjes naar de post brengen is. Zoals je misschien nog weet, doe je er best aan elke kaart zelf te zien afstempelen; dus dat duurt wel even. In een klein winkeltje zien we een paar oude maskers, maar we kunnen geen prijzen vergelijken en besluiten nog te wachten.

 

Wicky zet ons af bij de Tempel van de Tand en we spreken tegen halfzes af aan het oude Queen's Hotel. Aan een stalletje kopen we wat jojo's die Rik aan passerende kindertjes uitdeelt. Bij de Tempel is het een voortdurend heen en weer gaan van bedevaarders; vooral het jonge volkje is sterk vertegenwoordigd.

In de straten van deze toch wel drukke stad worden we om de haverklap door vriendelijke mensen aangesproken. Allen zijn ze erg geïnteresseerd in waar je vandaan komt, hoe je heet, hoe oud je bent enz. Ik maak er een groot aantal sfeerfoto's.

Als je door de lobby van het oude hotel bij het zwembad komt, is het er na de drukte en het lawaai van onze stratenwandeling heerlijk rustig. Je hoort er alleen de kraaien. Als we aanstalten maken om onze pils binnen te kippen en naar buiten te gaan, komt onze bosneger binnengewandeld. Het is me nog steeds een raadsel hoe hij wist dat wij daar binnen zaten.

Na het avondbuffet drinken we koffie met Pol en Walter en babbelen wat na. Na vanavond scheiden onze wegen; we zullen hen pas in België terugzien.

 

DAG 5 Zondag 7.11 Vandaag wacht ons de lange, lastige tocht de bergen in naar Badulla. Gelukkig is het zondag en dat zal een stuk schelen : er zijn immers bijna geen vrachtwagens onderweg. We schieten redelijk vlot op. Bij een kraampje koopt Wicky een grote tros bananen. Rik vermoedt dat die voor zijn nicht in Badulla -die we vorig jaar ook bezochten- bestemd zijn. Hij zal gelijk krijgen.

Als we het weggetje naar de Glenloch Tea Factory inslaan, maak ik mij erg nerveus. Dit is weer één van die verplichte stops en ik heb niet de minste zin noch om tee te zien maken, noch om tee te drinken noch om tee te kopen. Zonder boe of ba trekken we naar de straat om wat foto's te maken. Ik zie er eerst wat kinderen, maar algauw is heel deze arme hindoefamilie op het appel. Ze vragen me drie kopies op te sturen. Waarvan akte.Voor we terugwandelen en tegen onze principes in, delen we toch wat geld uit aan deze straatarme mensen.

 

Bij de fabriek vraagt Wicky waarom we geen tee dronken. Ik ben intussen wat afgekoeld en antwoord hem dat hij wel weet dat ik pils prefereer.

Als we het hoog gelegen Nureliya binnenrijden, vraag ik hem naar het Grand Hotel te rijden. We nemen er rustig de tijd voor een biertje. Niets aan de hand...

 

Door het prachtig landschap gaat het verder naar onze kindjes toe. Aan deze kant van het eiland is het reeds volop regenseizoen en dat zullen we gauw merken. Naarmate we hoger over de pas gaan, komen we zelfs in de wolken terecht. Het regent nog nipt niet als we weer de nog steeds gereserveerde parkeerplaats van het Dunhinda Falls Inn hotel oprijden...

Weer lijkt het of de tijd is blijven stilstaan; weer krijg je het gevoel dat je eigenlijk niet bent weg geweest. Het hotelletje, de receptie annex lounge, het restaurant, de bejaarde ober die ons direkt herkent... Alleen de kamer is anders. We krijgen nu kamer 7, erg ruim maar aan de straatkant gelegen. Nu vind ik dat niet erg; pas later die nacht zal het me invallen. In de badkamer prijkt boven het wc een onvoorstelbaar 'erotische' prent. Ik maak wat impressies voor het thuisfront.

 

We krijgen dezelfde tafel als vorig jaar - ik weet het heel precies - en verorberen een erg hartelijk stuk kip als lunch.

Ondertussen is het beginnen gieten. Loodrecht valt de regen met bakken uit de lucht en dat zal zo blijven duren tot een stuk in de nacht.

 

In de kamer legt Rik alle kado's voor Raja en Premadasa uit, zodat we voor elk zijn pakje kunnen klaarmaken.

Als we later in de lounge op Stella zitten te wachten, komt plots een man die Stella's broer blijkt te zijn, ons vragen haar op te bellen. Zij vraagt ons op haar te blijven wachten. Wat later komt Wicky terug en die wil ons per se nu meetronen naar zijn nicht. Pas na enig aandringen weet ik hem ervan te overtuigen dat we eerst met Stella naar stad willen gaan om er nog wat geschenken voor de kinderen en hun families te kopen. Anders moeten we dat morgen doen en verliezen we teveel tijd.

 

Als Stella tenslotte opduikt, rijdt Wicky ons naar het centrum. We stoppen in Lower street bij een eerste kleerwinkel. Terwijl Rik en Stella wat t-shirts kopen, zend ik Wicky om 2 regenschermen, want als dat zo blijft verder regenen, zal dat morgen een plezante bedoening worden.

In weer een andere winkel kopen we stof en hemden voor de ouders, broers en zussen. Wicky is erg behulpzaam als we in de laatste winkel wat huisgerei aanschaffen. Hij voegt er zelfs op eigen houtje wat lepels en een plastic bak aan toe. Terwijl alles min of meer ingepakt wordt, wil Wicky een in mijn ogen afschuwelijke klok kopen. Hij wil zodanig veel van de prijs knagen, dat de verkoop aansleept tot we allang klaar zijn.

Door de aanhoudende regen rijden we terug naar het hotelletje; we zetten Stella af in de buurt van het ziekenhuis en spreken af voor morgen 8 uur.

Dan gaat het naar de nicht. We krijgen er thee en ik moet haar man honderduit vertellen over ons landje.

In de Falls Inn bestaat het avondeten uit een soort vis, maar het is aan de droge kant en het smaakt ons niet zo.

We nemen nog een arak als muts, maar ik ben zo moe dat ik voor de tv in slaap val. Wat later lig ik uitgeteld onder het dunne dekentje.

 

DAG 6 Maandag 8.11 Rond drie uur word ik wakker; mijn linkerenkel doet pijn. Ik weet direct wat er scheelt : de familie van Frankrijk is weer op bezoek. Maar dat dit juist nu moet gebeuren; uitgerekend als we door berg en dal naar Raja's dorp moeten! Ik doe de rest van de nacht geen oog meer dicht en hoor alle geluiden van de naderende morgen. Het is nog donker als ik de eerste ossekar hoor naderen; pijnlijk wacht ik op het ochtendlicht.

Bij het ontbijt gooi ik er een dubbele dosis geneesmiddelen in; de rest zullen we moeten verdragen.

Tegen achten staan we buiten klaar. Algauw meldt zich ons gevolg : Stella, de gemeenschapswerker - ik ben zijn naam kwijt - en Kamal, onze chauffeur.

We rijden eerst naar Badulla om er voor elk nog wat schoolboeken en een passerdoos te kopen. Met de Pajero gaat het dan naar een nieuw gebouwd 'community centre' waar de gemeenschapswerkers hun training krijgen. Daarna stoppen we bij het ziekenhuis waar een nieuwe, drie verdiepingen hoge vleugel gebouwd wordt.

 

En dan gaat het eindelijk richting Raja. Stella vertelt dat Kamal iets tegen honden heeft. Hij is vroeger es gebeten en nu wil hij ze allemaal doodrijden, zegt ze. Volgens mij doet hij alleen maar alsof om haar op stang te jagen.

Ik ben een beetje bedrogen aan de afstand : ruim 25 km gaat het de bergen in. Dan volgt een afslag naar rechts over een nog smallere weg. Tenslotte komen we bij het punt waar vorig jaar de baan ophield. Men heeft er met Plan-geld een weg aangelegd. Nu ja, weg is veel gezegd want hier en daar is er plots geen weg meer. Toch geraken we met de jeep tot bij de schoolgebouwen.

Het bezoek is toch wat chaotischer. Men denkt dat er examens aan de gang zijn en dan kunnen we uiteraard de school niet in. Na enige navraag blijkt de kust toch veilig te zijn.

 

En dan is het zover : uit één van de gebouwen komt Raja aangewandeld. Rik is een beetje het noorden en de kluts kwijt en wel drie keer moet ik hem zeggen te naderen. Het is ook een beetje vreemd, je weet niet goed wat doen, want wij zouden elkaar goed vastpakken, maar hier reageren de mensen zo niet. Je weet niet hoe je dit emotionele weerzien vorm moet geven. Raja is veel gegroeid en hij ziet er heel gelukkig uit.

We trekken eerst de school binnen. Een zestal klassen zitten allen samen in hetzelfde gebouw; alleen door de opstelling van het bord en de banken zie de scheiding. Terwijl Raja 'bonbons' uitdeelt, praat Rik wat met zijn leraar en informeert naar zijn vorderingen. Raja heeft vroeger wat leerachterstand opgelopen maar nu doet hij flink zijn best en is tweede van zijn klas.

 

We nemen afscheid van het nieuwsgierige, jonge volkje en nu gaat het omhoog naar Raja's huisje toe. We moeten halfweg even stoppen want het is nogal steil en de konditie belabberd.

 

Bij het huisje herhaalt zich de ceremonie van vorig jaar. Raja biedt weer de traditionele verwelkoming, de betelbladeren, aan. Dan volgen vader, moeder en zusters. Het doet weer heel onwennig : één voor één gaan ze op hun knieën en beroeren je voeten.

We gaan met zijn allen weer onder het afdakje zitten. We maken wat foto's van heel het gezelschap want deze keer zijn ook zijn vier getrouwde zussen met hun kindertjes van de partij.

 

Via Stella praten Rik en Raja een hele tijd. Hij toont zijn korrespondentie en heeft ook nog een verrassing : hij heeft drie tekeningen gemaakt en die ene is wel heel speciaal. We hadden hem ook een kopie van het artikel dat in de krant verschenen was opgestuurd en Raja heeft de foto met ons drieën erop mooi nagetekend. Onderaan heeft hij de hele ondertitel gekopieerd, tot de (repro htt) toe!

 

En dan is het tijd voor Sinterklaas. Wij zowel als zij genieten tenvolle van het uitdelen van de vele geschenken. Aan de kinderen die het hele schouwspel nieuwsgierig gadeslaan, deelt Rik wat ballons uit. Voor de videokamera laat ik er wat opblazen; mooie reklame voor agfa is dat...Stella heeft het niet zo begrepen op de ballons; het geluid van de ontsnappende lucht werkt op haar zenuwen. Next time don't bring balloons, weet ze.

Binnen in één van de twee kleine kamertjes krijgen we weer koekjes en bananen voorgezet. Deze keer is er geen fanta, maar thee. En die smaakt me nog ook.

Het is intussen tegen twaalf en we weten dat het afscheid nadert. Het is ook beginnen regenen. Met in zijn ene hand een regenscherm en aan zijn andere hand Rik trekt Raja en zijn hele gevolg naar beneden naar de jeep toe.

 

Het is nog een hele wandeling maar als we tenslotte klaar zijn om te vertrekken, valt het afscheid toch minder zwaar als vorig jaar. We hopen en beloven dat we er volgend jaar weer zullen zijn en dat maakt er deze keer meer een 'tot ziens' dan een 'vaarwel' van.

 

Op de terugweg bezoeken we nog wat projekten. Bij het suboffice vullen we het gastenboek in. Het is maandag en dat is vakantiedag voor de Plan-medewerkers; er is hier dan ook niemand. Als we willen vertrekken, konstateert Kamal dat we linksvoor lek gereden zijn. Maar het wisselen gaat snel en tegen 2u15 zijn we weer bij het hotelletje. We nemen afscheid van Kamal want morgen hebben we een andere chauffeur.

We spoelen de emotie wat weg met een goeie pils en eten dan een voortreffelijke Sri Lankaanse omelet, lichtjes pikant uiteraard. Wat later is Wicky terug, we nemen afscheid van de vriendelijke staf en zwaaien tot volgend jaar...

 

De rit tot het resthouse in Ella duurt nog geen uur. We zijn hier vorig jaar gestopt want je hebt er een fantastisch uitzicht over de kloof die tot bijna aan de oceaan reikt. We krijgen kamer zes, erg ruim en

proper maar zonder veel komfort. Op het terras genieten we met Wicky na van het bezoek. We kontroleren ook even de video maar alles lijkt prima in orde.

 

Als we in de vooravond op het terras willen aperitieven, drijft de nevel vanuit de diepte omhoog. We gaan binnen zitten want het is te kil buiten. Als de rice & curry op tafel komt, verwijdert Wicky zich. Hij gaat waarschijnlijk in de keuken eten. Sri Lankanen eten nl. met hun rechterhand, zonder bestek, maar daar vertel ik later nog wat van.

Er zijn nog drie tafeltjes bezet, maar we maken geen kontakt en trekken na het eten naar ons kaf. Morgen is het mijn beurt...

 

DAG 7 Dinsdag 9.11 De pijn is verminderd maar normaal gaan is er toch nog niet bij. Het ontbijt wordt buiten onder een ander afdakje opgediend. Je hebt er een prachtig uitzicht en het is er erg aangenaam zitten. We hoeven ons ook niet op te jagen, want Stella komt pas tegen negen uur. Het wordt uiteindelijk bijna halftien als we kunnen vertrekken. Een ander chauffeur brengt ons tot bij het suboffice in Ella waar we nog even moeten wachten op de community werker, Jayasinghe, die ons naar Premadasa zal brengen.

 

We rijden de hele weg terug richting Badulla tot in het dorpje Demodera. Daar steken we langs de theefabriek de spoorweg over en trekken omhoog de plantages in.

Onze gids vergist zich een paar keer van weggetje maar uiteindelijk moeten we op een verlaten aardeweg ons vervoer achterlaten. Hier geen meute dorpelingen om al onze bagage te dragen; bepakt en beladen trekken we naar beneden, opnieuw naar de spoorweg toe. Het pad ligt erg slecht en steil en met mijn pijnlijke enkel kom ik maar traag en moeizaam vooruit.

Tenslotte komen we uit bij een tamelijk groot huis. Rik is al beneden en staat klaar met de videokamera.

 

En dan is hij daar : een knap ventje met lange benen en heel erg onwennig. Ook hier weer hetzelfde tafereel van kniekruipen en voeten aanraken. Ik stamel tegen hem, vader, moeder en zuster ayubowan maar zou hen veel liever goed vastpakken. We trekken het huis binnen. In een grote, rechthoekige ruimte van 3 op 5 schat ik, staat ongeveer in het midden de tafel. Langs de muren een aantal stoelen. In de ene hoek een kast, verder niks. Premadasa gaat tussen Stella en mij zitten. Hij is erg schuchter, lijkt wel bang. Het is ook de eerste keer dat hij zo dicht naast een 'bleke' zit. Stella vertelt hem dat wij niet anders zijn als zij, dat het kleur daar niet veel aan doet. De ouders vertellen heel veel, maar ik begrijp daar natuurlijk geen bal van. Blijkt dat ze zich erg engageren in de Planwerking en heel behulpzaam zijn. Hun huisje is overigens opgeknapt met de hulp van de organisatie.

 

Maar het gesprek met mijn knul vlot niet zo goed; ik herinner me dat het vorig jaar bij Raja ook veel stroever verliep.

Als ik met de kado's begin, gaat het iets vlotter. Toch stoort het me een beetje dat ze ook nu weer op hun knieën gaan, maar ze lijken allen erg gelukkig. Premadasa gaat rond met een dienblad en een aantal glazen en 1 cola en 1 sprite.

Buiten maken we eerst een aantal foto's en dan is het mijn beurt om een aandenken aan dit bezoek te realiseren. Samen met mijn knul planten we twee plantjes; ik ben bang dat ik de naam ervan niet weet. Ik hoop nu reeds ze volgend jaar terug te zien.

 

 

Hand in hand trekken we dan weer de heuvel op. Onderweg wachten we een tijdje tot de trein die net uit het stationnetje van Demodera vertrokken is, zich diep onder ons op gang trekt naar Kandy toe.

De school van Na Ulla is een groot komplex. We bezoeken er met de directeur een aantal zaken die met de hulp van Plan gerealiseerd werden. Zo is er de bibliotheek en ook een soort gemeenschapswinkel : Plan koopt de schoolboeken en -schriften e.d. in grote loten aan en kan die dan op die manier goedkoper aan de kinderen leveren. Zo moeten de ouders of kinderen daar ook niet naar Badulla voor. Pas hier schiet het me te binnen dat we in Ella een aantal kado's voor Premadasa vergeten hebben. Later zullen we die meegeven met Stella.

Komende zondag is er hier in de streek een grote viering voor 10 jaar Plan-werking. Stella vertelt dat er hier in het Badulla distrcit meer dan zesduizend Foster kinderen zijn!

In het muzieklokaal worden we tenslotte getrakteerd op een kleine show die deze kinderen dan zullen verzorgen.

En dan is het ook voor ons tijd om afscheid te nemen. Ik neem Premadasa nog es goed vast, we gaan weer in de jeep zitten en als we wegrijden zie ik nog nauwelijks hoe hij weer te voet naar huis trekt...

 

Ik ben de hele tijd erg stil en eigenlijk zou ik liever eens goed uithuilen, maar het zal later op de dag wel wennen. We eten een laatste sandwich op het terras van het resthouse en dan volgt nog de lange rit naar de stad van de edelstenen, Ratnapura. Het hotel Ratnaloka Tours Inn ligt helemaal afgezonderd zo'n 10 km buiten het stadje. Wicky had ons reeds verwittigd dat we hier wellicht de enige gasten zouden zijn, maar gelukkig komen er die avond nog vijf bij!

Het is een heel vreemde omgeving. Het hotel is erg groot maar duidelijk op een verkeerde plaats gebouwd. Het ligt niet echt als stopplaats op de toeristische route en alleen 's middags komt er hier als eens een groep. De kamer is nochtans okee, kompleet met airco.

 

We doden de rest van de middag met wat lectuur. Het eten valt best mee maar algauw blijven we als enige gasten achter.

 

De tropische warmte is hier blijkbaar nog vochtiger dan elders en we zoeken wat koelte op in de bar. We drinken er in de klamme zetels op ons gemak nog thee met arak. Op tv zien we hoe het langs de westkust, waar we nu naar toe trekken, heel slecht weer geweest is de voorbije dagen. Een groot aantal hutten en huizetjes tussen de zee en de baan zijn gewoon weggespoeld. We hopen maar dat het beter wordt...

 

DAG 8 Woensdag 10.11 Na het ontbijt nemen we eerst een kijkje bij zo'n edelsteenmijn. Veel is er eigenlijk niet aan te zien. In een vierkante schacht van een aantal meter diep vult een schaars geklede man manden met aarde en stenen. Waterpompen brengen het overtollige water naar boven waar een deel ervan gebruikt wordt voor het spoelen. Met grote cirkelvormige bewegingen draait men platte manden net zolang tot alleen het gruis en -soms- de edelsteen overblijft. Het lijkt een lastig en erg ongezond werk. Direct worden je privé-verzamelingen stenen of wat daarvoor moet doorgaan, aangeboden. Ze dringen echter niet aan als je beleefd maar beslist weigert.

 

Onderweg naar de kust steken we een man met een werkolifant voorbij. Wicky heeft natuurlijk het ongewone gezien. He has five legs, zegt ie. Ik laat hem direct stoppen om het fenomeen op foto vast te leggen. Wat later passeren we een enthousiaste wielertoerist; ook al geen gewoon zicht hier.

Even verder worden we nog es op een ouderwetse tropenbui getrakteerd. Je ziet nauwelijks waar je rijdt. Maar als we wat later bij een echte streekmarkt stoppen, zie je reeds bijna niet meer dat het geregend heeft. Hier proberen de mensen hun groenten voor wat schamele roepies aan de man te brengen. Ik maak er foto's terwijl Rik filmt.

 

En dan bereiken we weer de oceaan bij Kalutara. In de People's Bank lukken we één van die echte pennelikkers : hij bestudeert de traveller cheques of het ik weet niet wat is, raadpleegt de lijst van gestolen cheques, reklameert dat mijn handtekening niet helemaal identiek is. Tenslotte moet hij een aantal formulieren in drievoud invullen om zijn schamele commissie te krijgen. Hij neemt nog es alle tijd om het geld te halen; ik neem alle tijd om alles rustig en netjes op te bergen. Het zal de eerste en de laatste keer zijn dat ze mij hier zullen zien.

 

We hebben ondertussen flink dorst gekregen maar we moeten tot over Beruwela rijden voor we in de Emerald Bay, een klein hotelletje aan het strand, één van onze laatste pilsen samen kunnen drinken.

 

 

En dan is het weer of we nooit weg zijn geweest. De poort, de oprit, de bell boy, de receptie : we zijn terug in Triton voor een leuke week lekker luie strandvakantie. Maar dat zou even anders uitpakken.

 

Ook nu worden we meteen herkend. En net alsof het met opzet is, krijgen we een kamer precies op dezelfde plaats, alleen een verdieping hoger. Thuna deka thuna of 323 zal weer zeven nachten lang onze prachtige slaapstede zijn. Ik heb intussen wat Singalees geleerd; ik kan al tellen tot tien, ik kan bier bestellen én ik kan de rekening vragen. Maar moeilijk jongens...

 

Als we de bagage hebben achtergelaten, trekken we naar beneden om afscheid te nemen van Wicky. Weer maken we een mogelijke afspraak voor de laatste dag, maar het zal ook deze keer niet lukken. We zullen nog een jaartje of zo moeten wachten om Wicky's familie te ontmoeten.

 

We kijken eerst even langs het strand of we geen oude bekenden zien. Ook hier kennen ze ons nog, maar de twee beach guards die we best kenden, werken hier niet meer. Ook aan de bar zijn er veel nieuwe gezichten. Het ouder Duits koppel dat hier vorig jaar ook was, herkent ons eveneens.We zeggen tot ziens aan onze bosneger, maar ook nu is het minder emotioneel; wat is een jaartje tenslotte?

 

Als we van de kamer terugkomen voor een snelle lunch, komen we in de gang Mihindu tegen. Mijn dag kan al niet meer stuk; ook hij is uiterst gelukkig ons weer te zien.Aan het strand worden we meteen vertroeteld; vlug worden onze stoelen en handdoeken in gereedheid gebracht. De donkere Poddy en minzame S.R. beloven dat ze Sisira en Jayanthe -dat zijn die 2 van vorig jaar- zullen laten weten dat we hier zijn.

Bij het avondeten zie ik plots ons ander vriendje van vorig jaar, Nayagaran, staan. We hebben voortdurend gekorrespondeerd, maar toch heeft hij ons blijkbaar nu nog niet verwacht. Ook hij is dolgelukkig.

 

Later komen Mihindu en Nayagaran stiekem naar de kamer. Het is hen immers ten strengste verboden kontakt te hebben met de klanten! Zij zouden ons doodgraag mee willen nemen op één van hun tradtionele bedevaartuitstappen naar Kataragama, maar dat duurt 2 dagen en wij kunnen hier toch geen nacht verdwijnen.

Ze vragen ons dan mee om hun families te gaan bezoeken, maar dat is telkens een heel eind in de auto zitten en Rik ziet dat niet zitten. Ik besluit alleen mee tegaan. Ze verdwijnen als dieven in de nacht...

 

DAG 9 Donderdag 11.11 De zon is al vroeg van de partij en dat zal de hele tijd gelukkig zo blijven. Vroeg zijn we geïnstalleerd. Aan het strand lopen, net als vorig jaar, jong en oud konstant heen en weer om je iets aan de man te brengen. We hebben een 25 goedkope horloges meegebracht die we aan de kinderen willen geven. Een vriendelijk baasje van 10, met een mond vol tanden - we leren later dat hij Dammika heet- is de eerste die er een krijgt. Zijn geluk kan niet op; iedere keer dat hij passeert zegt ie Hello; Rik vraagt dan hoe laat het is, maar daar heeft hij het erg moeilijk mee. Hij zal ons een paar dagen later bananen meebrengen.

Rond de middag komt Sisira ons opzoeken. Hij heeft last gehad met de chef van de strandjongens en dus gaan we een eind lopen. Ook nu is het weerzien erg hartelijk. We drinken er samen een bij Charlie in één van de talrijke strandrestaurantjes. We beloven er morgen kreeft te komen eten. We spreken met Sisira af dat hij ons 's anderendaags rond vier uur aan de poort opwacht. We kunnen dan samen naar zijn dorp, Ambalangoda gaan om er wat maskers te bekijken.

 

In de vooravond wandelen we een eerste keer naar Ahungalla dorp. Frank en Els zijn hier deze zomer veel gekomen en we hebben een brief voor een zekere Sisira mee. Het moet een meisje van ong. 12 zijn uit Station Road. Maar hier hebben zovelen dezelfde roepnaam...

Een jongeman, Wasantha, is al van aan de poort met ons meegestapt. Terwijl ik foto's neem van de schattige kinderen, verdwijnt hij met Rik in de andere richting. Hij weet wie we moeten hebben, zegt ie, maar ze zou intussen verhuisd zijn naar de andere kant van de weg. Van de kinderen krijg ik zoals altijd een papiertje met hun adres om later de foto's te kunnen opsturen. Ik meen plots de naam te herkennen die op de brief stond en ga op zoek naar Rik. Zij hebben inmiddels bewuste brief afgegeven aan een meisje dat beweert dat de brief voor haar bestemd is. We besluiten een foto te maken; achteraf horen we dat het natuurlijk die niet was...

 

We zijn niet zo veraf van het Blue & White strandrestaurant bij de dikkerd wiens kinderen ik vorig jaar fotografeerde. Ook zij herkennen ons onmiddellijk. We worden natuurlijk gevraagd eens te gaan eten. Ik maak nog wat speciale kiekjes terwijl Rik zich tegen zessen naar de poort spoedt : Jayanthe zal er op hem wachten.

Rik heeft in de winkel tgo. de poort een mooi masker gezien. Na het diner gaan we samen een kijkje nemen. Het 18-ziekten masker is inderdaad heel bijzonder mooi en oud; na enig vergelijk kopen we het.

Er is ook een aparte verkoopruimte voor steentjes en sieraden. We worden - uiteraard geheel vrijblijvend - binnengevraagd. Kijken kost toch niets. Maar toch zullen we hier morgen een nieuwe ring voor Rik en een nieuwe steen in mijn ring komen afhalen...

 

DAG 10 Vrijdag 12.11 Ik ben met de jongen van gister, Wasanthe om 6 uur afgesproken. Hij heeft beloofd me naar de toddy tappers te brengen. Ik wist vorig jaar niet dat je daarvoor zo vroeg moest zijn en het was er dan ook niet van gekomen.Na een halfuurtje komen we inderdaad bij een kleine plantage maar het duurt toch nog een eind voor we er eindelijk een te pakken krijgen.

 

Om de nog gesloten bloem van deze speciale soort palm, bindt men een draadje, met een mes wordt een stukje weggesneden en zo kan het vocht in een pot lopen. Lenig als een aap klimt zo'n pezige kerel in een palmboom en giet de witte 'toddy' over in een grote kruik. Langs de touwen die tussen de bomen gespannen zijn, doet hij zo zijn ronde. Als de kruik vol is, laat ie hem zakken waar een helper de inhoud in een grote ton overgiet. Later wordt die in een nog grotere ton op een ossewagen gegoten en naar de distileerderij gebracht om er arak van te maken. Ze willen mij ook laten proeven, maar op mijn nuchtere maag zie ik dat niet zo zitten. Ze zijn dolblij met de 200 roepies die ik hen geef.

Op de terugweg zie ik ook nog een zeeschildpadkwekerij.

 

We zijn duidelijk een beetje te laat als we 's middags bij Charlie gaan eten. De kreeft heeft te lang op de rooster gelegen maar we laten het ons toch smaken.

Om vijf uur wacht Sisira met één van die driewielers ons op aan de poort. Met ons drieën op de achterbank gaat het met deze overdekte vespa naar het maskermuseum van Ambalangoda. We zien er heel oude en mooie maskers, maar als we prijs vragen van een paar exemplaren, zijn we blij dat we er reeds een heel mooie gekocht hebben.

Op het terras van het resthouse trakteren we hen. Het is al donker als we terugrijden naar de Triton en ik ben toch niet helemaal op mijn gemak in onze brommer. Eén tik van een auto of kamion en je bent morsdood.

 

Tegen zeven uur die avond zijn we uitgenodigd op een receptie van de general manager omdat het de tweede keer is dat we hier zijn. Bij het tweede, nieuwe zwembad doen we er ons samen met nog een 15-tal anderen te goed aan hapjes en drankjes. We krijgen ook het visitekaartje van de grote baas: als we terugkomen, mogen we rechtstreeks faxen.

Na het eten halen we onze masker en de ringen op. Ze hebben hem mooi ingepakt; het is net een mummie.

 

 

DAG 12 Zaterdag 13.11 Voor de middag slagen we er toch in ons redelijk rustig te houden. Ik moet eigenlijk de koptelefoon van de discman opzetten om eindelijk es gerust gelaten te worden; anders is er altijd wel wat.

Tegen 1 uur gaan we bij de dikkerd in de Blue & White gambas eten. De fles witte Californische wijn die we besteld hadden, is mooi koud. Het eten is voortreffelijk, veel beter dan wat we gister hadden. We praten er ook nog wat met een Engels koppel op huwelijksreis.

 

We zijn met S.R. om 16 uur afgesproken om zijn dertien maand oude dochter te fotograferen. Hij heeft me een plannetje getekend, nu ja zoiets, maar gelukkig is Silva, die ook al bij Charlie's was, er om ons erheen te brengen. We trekken langs een paadje wel 200 meter de jungle in. In een armtierig huisje worden we verwelkomd met kokosnoot en een soort chips, papadam.

Moeder is alweer in verwachting maar S.R. zegt dat het daarbij zal moeten blijven. Men begint hier toch ook in te zien dat zo'n kroostrijk gezin ook niet alles is.

Daarna gaat het naar Station Road waar me bij een andere familie Silva ontvangen worden. En daarna moeten we natuurlijk nog mee met onze Silva om zijn twee zoontjes te fotograferen. Het is intussen donker aan het worden en het is pas als we aandringen dat we graag 'met de klaren' thuis willen zijn, dat ze ons node laten gaan.

's Avonds brengt Mihindu tijdens zijn roomservice mij een papiertje met de nummerplaat van de bestelwagen die me morgen zal oppikken. Nayagaran is reeds vrij en Rik zal hem niet terugzien. Hij geeft me later een briefje voor hem mee.

 

DAG 12 Zondag 12.11 We slagen er voorwaar in om van de dag een echte rustdag te maken. Geen bezoek, geen kreeft, geen fotosessies. Ik weet dan ook niet veel te vertellen van deze dag.

Ik trek er morgen met mijn vrienden op uit; Rik is afgesproken met Jayanthe zodat hij niet alleen moet blijven.

 

DAG 13 Maandag 13.11 Om kwart over acht stopt een Toyota Hi-ace aan de poort. Met een snelle blik konstateer ik dat de nummerplaat klopt; ik vlug de auto in en als in een Bond film verdwijnen we. Vooraan zitten de eigenaar van de auto en nog een chauffeur. In Ambalangoda pikken we Nayagaran op; het doet me vreemd hem in normale kleren te zien; we hebben hen altijd in hoteluniform ontmoet. Mihindu volgt op zijn vaders motorfiets.

Een uur lang rijden we langs rijstvelden en kleine dorpen, over smalle, slingerende en slechte wegen tot bij Mihindu's thuis.

 

Vader, moeder en een oudere broer staan me op te wachten. Het is een groot huis waar ze al vier jaar aan het bouwen en verbouwen zijn. Ik krijg een thambili of koningskokosnoot te drinken; dat is hun tradtionele dorstlesser. Moeder en vader zijn heel blij me te ontmoeten; het spijt hen dat Rik niet meegekomen is maar ik beloof hen dat hij de volgende keer wel komt. Ik moet weer honderuit vertellen over het leven bij ons. Nayagaran en Mihindu hebben intussen andere kleren aangetrokken. Buiten nemen we wat souvenirfoto's.

Er is hier ook een uitgestrekte theeplantage. Mihindu wil me per se de fabriek tonen, maar we hebben geluk: ze is net gesloten voor onderhoud.

 

En weer gaan we op weg, naar het verre Matara waar Nayagaran woont. Het is na twaalf als we in de buurt van Galle weer de kust bereiken. Bij een mooi aan het strand gelegen hotelletje in Unawatuna pauzeren we bij een pils. Het lijkt wel kermis voor deze gasten.

 

Een goed uur later rijden we langs smalle straatjes de arme, oude wijk Fort binnen. Nayagaran heeft me onderweg een beetje verlegen verteld dat hun huisje veel armtieriger is; ik verzeker hem dat we er zo al gezien hebben en dat het er niet toe doet. Het is inderdaad een klein huisje waar zijn moeder en zijn getrouwde zuster met haar kleintje ons verwelkomt. Maar ook hier word ik hartelijk begroet. Ik heb hen intussen in de auto sigaretten, snoep en zes van mijn t-shirts gegeven. Direct begraaft Nayagaran zijn neus in één ervan : de geur van onze was is voor hen een totaal nieuwe ervaring.

Nu verdwijnen ze alle twee; even later hebben ze elk een van de t-shirts aangetrokken. Gelukkig als kinderen fotografeer ik hen op de motorfiets van zijn vader.

Moeder heeft intussen thee gezet; ze is hoogst verbaasd als ik maar 1 lepeltje suiker neem : zij zijn er een stuk of drie gewoon.

In Nayagarans kamer moet ik hem fotograferen bij het portret van zijn overleden vader. Volgende maand gaan ze eerst Mihindu's verjaardag vieren, daags na de mijne, en komen de dag erop dan hierheen om de vierde verjaardag van zijn overlijden te gedenken. Onze gedachten zullen zeker bij hen zijn.

En weer neem ik afscheid met alleen maar de hoop hier gauw weer te kunnen zijn.

 

Even buiten Matara rijden we naar een primitief strandhotelletje. Zij bestellen er rice & curry, ik hou het bij een omelet. Maar we moeten nog een halfuurtje wachten en gaan wat langs de zee wandelen. Om beurten willen ze ook de kamera hanteren; we maken er mooie souvenirs. Zo willen ze per se elk een foto met mijn videotas op hun schouder.

Als we ook aan tafel nog even moeten wachten, houdt Nayagaran het bijna niet meer uit. Als ik hem vraag of hij honger heeft, antwoordt hij in zijn speciaal Engels : too much.

 

Ze zijn een beetje verlegen om te beginnen, maar ik verzeker hen dat ik weet dat ze alleen met hun rechtervingers eten en dat ze gerust hun gang kunnen gaan. Gretig tasten ze toe. Het is een heel koddig, maar fijn zicht hen met hun kleine vingertjes bezig te zien. Ik probeer het 's avonds aan Rik te vertellen, maar de laatste avond zou hij het zelf ook kunnen zien. Maar dat wisten we toen nog niet.

Ik probeer met een stukje brood ook een beetje van de dahl curry. Eerst lijkt het me niet zo pikant, maar na nog een paar happen heb ik toch de kokos nodig...

Het is intussen bijna vijf uur geworden. Het is zeker nog twee en een half uur rijden naar de Triton en dus hoogtijd dat we opschieten.

 

In de auto doet de spijsvertering en de vermoeiende dag zich gelden. Met hun hoofd op mijn schouders vallen ze allebei gauw in slaap.

Ons laatste uur samen brengen we bijna de hele tijd zingend door. Zij doen één van de plaatselijke vedetten na; ik hou het bij wat Beatles. Ik laat de video meedraaien zodat we het later nog veel kunnen terughoren. We stoppen nog even bij een drankwinkel; Mihindu koopt een fles bier die ik zeker aan Rik moet geven.

Als we Ambalangoda naderen, is het ook voor ons tijd om afscheid te nemen. Wang tegen wang is voor hen zowat het meest intieme. En weer verdwijnen ze in de duisternis...

Ik ben met de chauffeur afgesproken dat hij me een eindje voor het hek afzet, dit om alle moeilijkheden te vermijden. Gezwind stap ik de avond in, maar algauw is de auto daar terug : ze hebben zich ongeveer een km vergist!

 

Op de kamer is Rik al klaar. Ik probeer hem te vertellen van mijn lastige, maar ongewoon prachtige dag. Ook hij heeft een mooie dag doorgebracht. Hij heeft zich zelfs achter op Jayanthe's brommer gewaagd, al was hij op de terugweg er niet helemaal gerust in. De strandjongens hadden er immers arak en bier zitten drinken...

 

DAG 14 Dinsdag 16.11 Het is onze laatste dag hier en we proberen nog wat zon mee te pikken. Tegen halftwee zakken we af naar de Blue & White waar we beloofd hebben kreeft te gaan eten. Weer is het eten en de wijn voortreffelijk. Sisira die ons is komen vergezellen, laat ons bij het eten beleefd alleen.

 

We hebben uit België een hele zak t-shirts van onszelf meegebracht; ze zijn meestal een beetje te groot voor deze gastjes, maar gelukkig zijn ze er zeker mee. Ongetwijfeld zullen onze foto's hun hartjes nog meer verwarmen.

Ook de strandjongens trakteren we weer heimelijk met wat biertjes.

Het is vanavond Sri Lanka-nacht. Het restaurant is rond het zwembad opgesteld en het geheel doet heel romantisch aan. Als een soort eerbetoon aan deze lieve mensen eten we vanavond onze rice & curry zoals zij. De konijntjes zijn er duidelijk mee ingenomen.

 

DAG 15 Woensdag 17.11 Het is zover. Na het ontbijt bel ik Margo op; ze had onze transfer pas voorzien om 14 uur, maar nu zal onze chauffeur direkt vertrekken. We hebben dus nog te tijd tot halftwaalf.

We stelen nog wat zon aan het strand maar de kamer moet om elf uur vrij. Terwijl Rik aan de bar bij een laatste pils afscheid begint te nemen, regel ik de laatste formaliteiten. De rekening is daar helaas ook bij. Ik zie ook nog even de grote baas.

Mihindu had normaal nu roomservice en zou ons nog proberen te bellen, maar ook hem zien we niet meer.

We zijn er helemaal klaar voor als onze chauffeur opduikt en daar gaan we weer, de lange twee en een half uur naar het Airport Garden Hotel.

 

We zijn bij het eindpunt en weer lijkt er niets veranderd. We checken kamer 421 in en installeren ons aan het zwembad. Al zijn we hier slechts een paar uur geweest, toch herkennen ook de badmeester en zijn helper ons onmiddellijk.

Na een tijdje houden we het hier voor bekeken en wandelen de 300 of zo meter naar de straat en het ware leven toe. Voor de laatste keer passeren we langs de huisjes, de vriendelijke mensen met hun immer tandenblote glimlach. Ik film er mijn laatste sfeerbeelden.

Als ik onder de douche sta, wordt er op de deur geklopt. Ik hoor Rik opendoen, maar de stemmen herken ik niet. Tot de deur opengaat en ik stomverbaasd Mihindu zie staan! Samen met zijn vriend Priyankara is hij per bus de hele afstand van Ahungalla naar hier gereisd om ons nog es te zien.

We weten niet waar we het hebben; de verrassing is meer dan kompleet. Rik geeft hen nog elk een paar kousen en Priyankara deelt nog één van zijn mooiste t-shirts. Ik denk dat we allevier even gelukkig zijn.

Na het aperitief in de bar gaan we samen eten. Wij hebben een vast menu; zij bestellen iets plaatselijks. Ik bestel een fles wijn waar ze heel zuinig van drinken; het is weer kermis.

 

Wij moeten hier altijd zien flessenwater te drinken, anders kan je wel op de pot blijven, maar zij vragen uitdrukkelijk om 'echt' water : dat heeft tenminste smaak. Eerst eten ze met bestek, maar als Mihindu bij een onhandige beweging de helft van zijn bord eruit kipt, vragen we hen toch te eten zoals ze gewoon zijn. Rik geniet van het spektakel.

Morgen worden we om vijf uur gewekt en er wacht ons een lange, vervelende en vermoeiende dag. Tegen halfelf gaan we slapen.

 

DAG 16 Donderdag 18.11 Ik ben al wakker als de telefoon overgaat. Als onze chauffeur een half uurtje later aankomt, staan we al klaar.

Aan de straat bij een bushalte nemen we nog es afscheid. We zijn heel dankbaar maar ook heel triest...

 

Bij de douane gebeurt wat ik eigenlijk wel verwacht had. Onze 'mummie' moet voor inspectie opengesneden worden. De chef die er intussen is bijgekomen, kontroleert of het geen antiek is, want de uitvoer daarvan is verboden. We wisten dat niet eens. Maar alles is okee en onze masker wordt zo goed en zo kwaad mogelijk weer ingeduffeld. Maar als we hem als handbagage willen meenemen, vangen we bot. Met lede ogen zien we het pak op de band verdwijnen. Thuis blijkt de schade nogal mee te vallen.

 

Als onze Boeing een paar uur later naar de startbaan taxiet, is er op de koptelefoon een favorietje van Randy Crawford. Met heel gemengde gevoelens hoor ik 'One day I'll fly away', terwijl Sri Lanka weer onder ons verdwijnt...

 

Thuis is het zeer koud, al komt dat niet alleen door de temperatuur. Maar als we dicht genoeg bij elkaar kruipen, went het wel weer...

 

Voor Rik, mijn veilige haven

Tielt, 10.12.1993

Guy Ravelingien