TAAME TAAME RIK, TAAME TAAME GUY...
1993, 18 november, Katunayake Airport verdwijnt onder ons terwijl Randy Crawford me vertwijfeld dromen doet. Nu al spreken we af dat we hier volgend jaar terugkomen, en niet voor 14 dagen zoals nu, maar de volle drie weken. 1994, 26 november. We zijn terug, of beter, ons lijf is hier weer; ons hart en ziel - vrees ik - die zullen nog een tijdje ginder blijven. Misschien helpt het wel als ik dit probeer een beetje van mij af te schrijven. Veel van wat volgt is heel persoonlijk en zal je minder zeggen als voor mezelf. Je geeft je zomaar bloot. En kwetsbaar dus. Maar allà. Driehonderdtweenzestig dagen heb ik elke dag aan Sri Lanka gedacht. Iedere morgen - eigenlijk middag - weer. Raja en Premadasa aan de muur in het café. Heel veel foto's opgestuurd, de videoreportage gemaakt en kopieën verspreid. Een luchtenveloppe bij de post. Brieven met drie maand vertraging. En toch kan de sleur er bij mij niet in; ik wil terug. In juni verzend ik de eerste faxen om meer inlichtingen; gestaag komen antwoorden en bevestigingen binnen. We boeken de vlucht bij Marijke maar als na navraag blijkt dat onze vorige toeroperator ginder ons voor de rest van de reis een nogal lang oor wil aannaaien, besluit ik alles zelf te regelen van hieruit. De klanten worden gebriefd, de geschenkjes stromen toe. Koekjesman op pensioen heeft voor een hele zak gezorgd. De hoek op mijn studeerkamer groeit met de weken : babykledij, nylons, snuisterijen, kinderspeelgoed, een grote zak ballonnen, een grote doos Macintosh, goedkope uurwerkjes van de markt en dure Swatchen van Erik en Diane. Onze horloges van vroeger met een nieuwe batterij, straks voor onze kindjes. Een handige draagzak, Nayagaran zal die onmiddellijk in gebruik nemen. Sommigen geven ons geld om ginds wat te kopen voor ons volkje. Nog 35 t-shirts met het Dzjing's logo die we speciaal voor hen laten maken hebben. Stylo's, schoolgerief, kleurpotloden. Jeans, hemden, een paar kousen en een mooi polshorloge voor de konijntjes. De stapel wordt groot en vooral, zwaar. In een speciaal hiervoor aangekochte grote tas stoppen we het -alles om weg te geven -, met in het achterhoofd de bange vraag : wat zullen ze van al dat overgewicht zeggen? De kindjes en Plan België worden verwittigd. De konijntjes krijgen het reisplan toegestuurd. En dan is het bijna november en we zijn er helemaal klaar voor. Aan familie en dichtste vrienden geven we het reisschema en de faxnummers. Afscheid en wegwezen...
Dinsdag 1.11 Het is Allerheiligen, er is geen verkeer en we zijn met Joost tegen zeven uur reeds in Zaventem. Ik parkeer de Accord een beetje onorthodox en via de Sheraton trekken we bepakt als ezels de vertrekhal binnen. Ik heb Riks broer gevraagd mee te komen, want ik ben niet helemaal gerust in ons overgewicht. In het ergste geval kan hij dan de extra-zak met geschenken weer mee naar huis nemen. Bij de check-in balie is het al direct goed mis. In plaats van de toegestane 40 kg hebben we er maar liefst 63! Na enig cijferwerk - hij wil nog 13 kg door de vingers zien - komen we uit op 9800 en centiemen bij te betalen. Oh la... Na een beetje aandringen mag Rik naar de KLM balie gaan om daar eventueel wat meer te bereiken. De jongen van dienst is wel meevoelend maar kan - durft? wil?- ook geen beslissing nemen. Toch blijft er een sprankeltje hoop : om halfacht komt zijn superieur, een meisje - ik ben haar naam vergeten. Intussen blijft onze bagage bij de balie staan. Uiteraard zenden we er tegen het gepaste tijdstip Rik op uit...Met zijn onmiskenbare charme slaagt hij erin ons zonder bijbetaling toch in te checken. Maar of we volgende keer wel KLM een paar dagen op voorhand willen verwittigen. Dat weten we dan alvast voor volgend jaar... De verdere reis verloopt zonder veel geschiedenis. Gelukkig zit onze 747 deze keer niet vol. Na goed zeven uur bereiken we Dubai ( Verenigde Arabische Emiraten), we zijn reeds zo'n 6000 km van huis. We hebben in Amsterdam tijd verloren en we mogen er hier niet uit om zo vlug mogelijk weer te kunnen vertrekken. Toch is het hier reeds na negen als we voor nog eens vier uur en zo'n 3500 km weer opstijgen. De bemanning heeft de teeveetjes die met één van de boordkomputers verbonden zijn, niet uitgezet. Ik zie hoe onze Boeing zich even na drie in de morgen met zo'n slordige 300 km per uur veilig neerzet. Ik weet niet hoe het komt, maar ieder jaar weer slagen ze erin onze bagage ongeveer als laatste te voorschijn te toveren. Ook deze keer is het weer raak : we schieten quasi alleen nog over. Je zou op de duur beginnen panikeren... Als we eindelijk na vieren naar buiten kunnen, weet ik niet meer waar ik het heb. Uit het duister springt een jongeman naar voor : voor we het weten, worden we versmacht in een warme en tedere omhelzing. Nayagaran is heel de weg van Matara naar hier gekomen - toch zo'n 200 km - per bus, zo'n vijf uur en een half! Hij heeft nog een vriend die hier vlakbij woont meegebracht, maar die stapt weldra uit. Pradeep is zijn naam, onthou het maar. Nayagaran trekt met ons mee naar ons eerste hotel, het Browns Beach in Negombo. Het is de eerste keer dat we hierheen komen en al lijkt het weer of we nooit weg zijn geweest, toch doet de eenzame koe midden het kruispunt me weer vreemd. We zijn vlug ingecheckt en al mag hij eerst niet mee, we nemen hem resoluut mee naar kamer 306 om er samen wat te drinken. Het weerzien - zo totaal onverwacht - en de lange, vermoeiende reis hebben me wat besluiteloos gemaakt. Hoe moet dat hier nu verder? Na een uurtje trekken we onze shorts aan en gaan een eindje wandelen. Het is zes uur, de dag is pas begonnen en toch is hier al heel wat beweging. Rik zegt tegen ongeveer iedereen 'hello', wat Nayagaran de opmerking ontlokt dat het hier allemaal kennissen zijn... Graag had ik Nayagaran en Mihindu meegehad op bezoek bij onze kindjes in Badulla, maar in praktijk lijkt dit quasi onmogelijk te worden. Maandag 7 november wordt Nayagaran 23 en hij wil dit graag thuis met zijn vrienden vieren. We spreken tenslotte af dat we elkaar weer zullen zien in Hambantota; hij zal ondertussen proberen Mihindu te verwittigen. We nemen node afscheid, hij trekt terug naar huis, wij gaan eerst ontbijten en dan een uurtje of vier tussen de lakens. In de namiddag eten we een sandwich bij de bar aan het zwembad en als we daarna nog wat willen zonnen begint het te bewolken. Praktisch de hele reis zal het weer minder zonnig zijn als vorig jaar; in de namiddag bewolking en dan gieten met bakken... Het hotel valt best mee : er is een zeer breed strand, een tuin met bomen voor de broodnodige schaduw, een kleine bar. Ook het restaurant - netjes in twee delen met daartussen het buffet- is buiten. Deze morgen zijn we met Nayagaran de richting Negombo gewandeld en die buurt is erg sjofel en vuil. Overal liggen grote hopen vuil waar de loslopende koeien en de onafscheidelijke kraaien zich aan tegoed doen. Nu wandelen we de andere kant uit, naar Ethukala. Hier zijn heel wat hotels en restaurantjes en het is er veel netter. Bij Sunways, een plaatselijk reisbureautje dat ik ken uit mijn informatie laten we prijs maken voor onze trip door het binnenland. We leggen ons reisschema voor, informeren dat we nogal veel bagage mee hebben. Morgen weten we meer. Na het avondeten en bij een laatste biertje vallen mijn ogen dicht; hoog tijd dat we slapen gaan.
Donderdag 3.11 Het is een prachtige, bijna wolkenloze dag en we installeren ons in de tuin. De typische vissersboten - oruvas - met hun zeil bol in de wind vormen een prachtig zicht. Maar de hitte is enorm en we zorgen bijtijds voor wat frisheid, aan de buiten- én de binnenkant natuurlijk. Al zijn het hier flessen van 62 cl, de pils krijgt niet de tijd warm te worden. Ik loop wel een uurtje te filmen en fotograferen en morgenvroeg - bij het dragen van mijn materiaal - zal het me goed invallen dat mijn schouders en nek verbrand zijn.
Tegen vier uur laten we ons met een driewieler naar Negombo rijden. De chauffeur - noem je dat eigenlijk wel zo? - zet ons af in de 'winkelstraat'. We spreken af dat hij mij morgen om zes uur naar de vismarkt zal brengen. We wandelen in de verzengende hitte naar zee toe. Op het strand is het één grote bende van vissers, kinderen en vooral gedroogde kleine vissen. De geur is onbeschrijfelijk, jammer dat je dit op de foto's niet kan merken. Bij Sunways valt de prijs voor onze trip best mee, 345 $ zonder kilometerbeperking. Als we na nog een biertje naar het hotel willen terugkeren, giet het weer met hele grote bakken. Gelukkig daagt er na enig wachten een driewieler op.
Vrijdag 4.11 Als ik om kwart over zes het hotel buiten kom, staat mijn driewieler inderdaad te wachten. We rijden tot een heel eind buiten Negombo. Ik kan onmogelijk de drukte en de chaos beschrijven. Aan weerskanten van een smalle straat waar voortdurend vrachtwagens, bussen, auto's en brommers om het luidst toeteren, is er een -wegens de overvloedige regen- verzopen terrein. Tussen de plassen : vissers, venters en kopers, onderhandelend over aantal en prijs. Ik zie er zwaardvissen en haaien. Iemand sleurt zomaar over straat twee hele grote vissen achter zich aan. Op primitieve houten tafeltjes worden grote stukken vis met vervaarlijke machetes aan stukken gehakt en gesneden. Ook een kleine van pakweg 10 jaar stort zich vol overgave op deze bezigheid. En natuurlijk zijn er de kraaien, als gieren wachtend op een stukje prooi. Ik heb ogen te kort en hoop maar dat ik iets van de sfeer op foto en film heb weten vast te leggen.
Na een uurtje of wat rijdt hij me dan naar het strand van Negombo waar ik gister met Rik was. Het kluwen van mensen is hetzelfde, groot en klein helpt de boten op het droge sleuren. Op grote stukken strand worden op een soort stof de vis - hier zijn het allemaal kleintjes - zorgvuldig uitgespreid om te drogen in de zon. Nu valt mijn frank waarom het hier gisteravond bepaald anders rook. Nu ruik ik alleen de zilte van de zee. De rest van de dag brengen we lekker luierend door aan het strand. Tegen vijven maken we onze traditionele wandeling; deze keer zorgen we ervoor terug aan het hotel te zijn tegen dat de zondvloed weer losbarst. Bij twee leuke jongens in een winkeltje aan de overkant slaan we onze voorraad postkaarten- en zegels in. Als we bij het aperitief aan het plakken van de 137 stuks beginnen, hebben we uiteraard weer veel verwonderlijk bekijks.
Zaterdag 5.11 We zijn om halfnegen afgesproken maar er is niemand te zien. Ik besluit een kijkje te gaan nemen bij het bureautje- da's toch vlakbij. Buiten word ik meteen aangeklampt door taxichauffeurs, altijd tuk op wat werk uiteraard. Bij Sunways in men hoogstverbaasd dat de chauffeur er nog niet is; ga maar terug naar het hotel, alles komt in orde. Nog een klein halfuurtje later komt eindelijk een Pajero jeep voorgereden. Buiten is er heel wat animositeit tussen de taxi chauffeurs en onze man; blijkt om een intern meningsverschil te gaan.
Men heeft ons gister gevraagd of we het niet erg vonden dat er nog iemand meereist tot Kandy. Wij dachten dat het hier om een Srilankaan zou gaan en we zijn dan ook een beetje verrast als er een lange Amerikaan instapt. De man blijkt uit LA te komen, heeft reeds drie weken in India gereisd - duidelijk low budget - en wil nu nog een weekje Sri Lanka proeven. Maar de conversatie valt best mee en hij is maar wat blij met de informatie die wij hem kunnen geven. Onze chauffeur heet Fernando en is niet bepaald veel Engels machtig. De wegen liggen er door het weer erg slecht bij; overal moet je uitkijken voor diepe putten met soms venijnige randen die onder het water verborgen blijven. Fernando rijdt dus zeer, zeer voorzichtig; bij iedere put komen we zo ongeveer tot stilstand. Ik begin te denken dat hij op eieren heeft leren rijden. Als we in het heuvelland enkele venijnige hellingen op moeten, maken we nauwelijks snelheid; zelfs de busjes beginnen ons in te halen. s' Anderendaags vraag ik Fernando wat meer op te schieten, maar Formule 1 piloot zal hij niet worden...
Onze Amerikaan trekt mee naar Hotel Thilanka, waar wij gereserveerd hebben. Hij heeft geluk, er is nogplaats en de prijs blijkt nog nipt in zijn budget te passen.
Het is een ouder maar erg net en verzorgd hotel, prachtig boven het meer van Kandy gelegen. Kamer 206 bevalt ons prima. Ik heb Fernando gevraagd ons na de lunch om 15 uur naar stad te voeren, maar pas na een halfuur zoeken en speuren slaagt men erin onze paljas op te vissen. Blijkt dat hij in slaap gevallen was. We gaan eerst naar het hoofdpostkantoor en laten onze kaartjes afstempelen. Ook hier weer de nodige hilariteit natuurlijk. Mijn ontgoocheling in het station is groot : van mijn geplande treinreis naar Badulla komt niets in huis wegens geen plaats meer op het observatieplatform. Ik had naar Colombo moeten gaan voor de reservatie. Volgende keer beter dus. Het avondmaal is rice & curry en voor de eerste keer eten we weer zoals hen. Met de rechtervingertjes neem je een beetje groente, een beetje kip, een beetje dahl curry, nu ja, van alles een klein beetje en mengt dit met de rijst tot je een goed doordrenkt hoopje hebt. In één beweging stop je dit dan met een duwtje van de duim in je mond.
Onze Amerikaan heeft in de jeep al laten verstaan dat hij wat graag met ons mee zou reizen tot Nureliya. Aan de bar leggen we hem uit dat hij in dat geval ons, en niet Fernando moet betalen. Morgenvroeg zal hij ons 700 roepies geven; meer lijkt financieel niet haalbaar...
Zondag 6.11 Fernando heeft bijgeleerd en tegen negen uur kunnen we de lange tocht naar Badulla aanvangen. Het eerste stuk tot in Gampola ligt vol grote putten en we komen uiterst langzaam vooruit. Het is de tweede keer dat ik deze trip speciaal op zondag plan, omdat er dan zo goed als geen vrachtwagens op weg zijn. Gelukkig kunnen we nog wat met onze Amerikaan praten. Pas later besef ik dat noch hij, noch wij naar onze namen gevraagd hebben! De 80 km tot Nureliya met veel steile stukken en moeilijke bochten voeren je door een wondermooi landschap. Wij zien het reeds voor de derde keer - daarom had ik ook de trein willen nemen - maar voor onze Yankee is het een ware openbaring. Zoiets heeft hij nog nooit gezien; hij vindt het ook veel mooier als India. De theevelden, de pluksters en de fabrieken, wij kennen het allemaal al goed en we zijn blij als we tegen kwart na elf bij het Grand Hotel stoppen. Onze Amerikaan zal hier verdwijnen, wij gaan in de bar een pintje drinken. Precies een jaar geleden zaten we hier nog met onze bosneger Wicky; God weet waar die nu uithangt. Bij momenten denk ik : we zouden mekaar eens ergens tegen het lijf moeten lopen, maar het zal niet gebeuren... Als we om 12 uur weer vertrekkensklaar zijn, zeg ik tegen Fernando dat onze vorige chauffeur de rest van de weg tot Badulla kon afleggen in 2 uur. Hij is maar wat trots als hij ons inderdaad tegen 14 uur bij het oude, vertrouwde Dunhinda Falls Inn kan afleveren. Voor de eerste keer zullen we hier 3 nachten slapen en weer lijkt het of we nauwelijks weg zijn geweest. Mathy aan de receptie, de oude ober, allen herkennen ze ons. We krijgen kamer 4 deze keer. Het restaurant is herschilderd, de lounge heeft nieuwe zetels en verlichting en de patron van het hotel loopt hier nu rond; ook is het de eerste keer dat het rijstveld aan de overkant nog niet af is. Morgenvroeg zullen ze er trouwens aan beginnen.
Na de lunch trekken we met Fernando naar stad om inkopen te doen voor onze kindjes en familie. Na enig zoekwerk hebben we ongeveer gevonden wat we zochten : voor de moeders elk een stuk stof voor een jurk, voor de vaders een hemd, voor de zussen een blouse en voor onze knullen een mooie polo. Tevergeefs zoeken we een stuk zijde voor Kathy op het thuisfront : ze wou wat hemden maken, maar de kleuren die we hier vinden zijn veel te fel. Later in Ambalangoda zal ik toch nog een mooi stuk zwarte zijde vinden. We besluiten deze keer geen huisgerei mee te sleuren en dat zal - vooral als we naar Premadasa gaan - een meevaller blijken.
Het is ondertussen weer beginnen gieten en voor 150 roepies schaf ik ons een grote paraplu aan. Nog wat snoep, chocolade en koekjes en we zoeken het hotel weer op.
Ik had in Kandy gebeld naar het bureau van Plan hier om hen onze komst te bevestigen. Het is deze keer een andere meneer, Jayasinghe, en blijkbaar de superieur van Stella die ons komt briefen. Omwille van de verkiezingen zou hij ons graag de twee bezoeken op één en dezelfde dag willen laten maken. Ik heb echter niet veel tijd of overtuigingskracht nodig om hem diets te maken dat we geen 9000 km ver gekomen zijn om dan een blitzbezoekje aan onze knullen te maken. Het oorspronkelijke scenario zal dus gevolgd worden : morgen om 8 uur naar Raja. Rik heeft intussen de tas - die we hier nog speciaal gekocht hebben - met alle geschenken voor zijn bezoek klaargemaakt.
Vermits we hier nu 3 dagen blijven zijn we wel verplicht de primitieve douche te gebruiken. Het is een onuitgegeven systeem : het water loopt door een soort weerstand die rechtstreeks met het stopkontakt verbonden is. Als je eventjes naast het rubber op het kraantje tast, voel je inderdaad een lichte schok. Ik vrees dat dit patent hier geen groot succes zou worden.
Maandag 7.11 Bij ons ontbijt zien we hoe een tiental werkers inderdaad het rijstveld aan het 'maaien' is. Het is de eerste keer dat ik effectief zie hoe het allemaal in zijn werk gaat. De stengels worden op zo'n 60 cm afgesneden en meteen daarna worden gewoon op straat de korrels eruit 'gedorst'. De rest wordt op een soort opper gestapeld.
Het is precies één jaar geleden dat we deze zelfde weg 30 km ver naar Raja's dorp reden. We hebben weer geluk want het regent - nog - niet en we hebben een prima chauffeur. Ik ken deze weg al tamelijk goed en als we de afslag nemen naar het laatste stuk, meen ik het gezicht van die grote jongen op de hoek te herkennen. Ik kijk om : het is inderdaad Raja die het hele eind tot hier gelopen is. Met de jeep gaat het nu tot aan de school; verder kan je niet komen. Raja is veel gegroeid en hij straalt van geluk. Pas nu ik de eerste foto's gezien heb, besef ik dat hij de hele tijd de traditionele sarong gedragen heeft. Pas nu ik dit schrijf, besef ik waarom : door zijn leerachterstand zit hij nog steeds op de lagere school en zou dus een korte broek moeten dragen; maar gezien zijn leeftijd en lengte doet hij dat waarschijnlijker liever niet meer. Thuis zijn ze trouwens gewend de sarong te dragen.
Het bezoek begint voorwaar nog chaotischer als vorig jaar. Terwijl Raja naar huis loopt, blijven wij bij het schooltje staan. Eerst toont men ons een minilab - gift van Plan - en daarna kan Rik wat praten met Raja's leraar. Blijkt dat hij nu eigenlijk vier jaar achterop is, voornamelijk omdat hij teveel afwezig is. In de loop van het verdere bezoek zal Rik het hem zo inpeperen dat Raja op een bepaald ogenblik opmerkt dat hij reeds 12 keer heeft gezegd dat hij meer naar school moet gaan... Als we de steile weg naar het huisje klimmen, zie ik plots Raja's vader achter mij. Hij gaat moeder zoeken want die is juist thee gaan brengen naar de werkers op het paddyfield. Het decor van de 'veranda' is in zoverre veranderd dat de 'zitbanken' op hopen stenen rusten : ze gaan een stuk huis aanbouwen; voor de stenen moeten ze zelf zorgen, Plan voorziet op het juiste moment het cement. We kijken er al naar uit.
Tot vader en moeder terug zijn, zitten Raja en Rik met de hulp van de tolk de correspondentie door te nemen. De sfeer is heel gemoedelijk; heel anders als die eerste keer, het lijkt bijna of we kind aan huis zijn. Als iedereen tenslotte present is, kan Rik met uitdelen beginnen. Eerst ons speciaal gemaakt Dzjing's t-shirt met op de achterkant de kaart van België en de ligging van Tielt; dan zijn mooie polo. Dankbaar lachend neemt hij alles aan.
Als laatste geeft Rik hem een polshorloge dat hij vroeger zelf gedragen heeft; zo kan hij telkens weer aan ons denken. We hebben dit vooraf zo afgesproken om geen jaloezie te kweken bij de anderen. Volgt de intussen traditionele thee en fotosessie. Daarna is het tijd voor Rik's derde herinneringsplant : deze keer wordt het een bananeboom. Het is al na twaalf en time to go. Weer trekken Rik en Raja hand in hand naar beneden; bij het filmen ga ik bijna onderuit. En dan is het weer afscheid en tot ziens; ook ik geef hem een goede knuffel. Tot volgend jaar hopen we maar... Op de terugweg stoppen we nog even bij een lokaaltje waar men hen leert radiotoestellen te maken en herstellen. Voor we het hotel bereiken, is het alweer gaan gieten. Toch kunnen we na onze lunch met Fernando naar de waterval gaan kijken. Het is de eerste keer dat we hier eigenlijk tijd voor gemaakt hebben. Na zo'n 6 km buiten Badulla - op de weg naar Raja toe - laten we onze jeep achter. Het vergt een goed halfuur voor we over een bijwijlen moeilijk begaanbaar pad bij de voet komen. Het is wel eens de moeite, maar we hebben al spectaculairder watervallen gezien. Na een paar souvenirfoto's trekken we terug; ik blijf nu en dan een beetje achter om te filmen. Fernando helpt Rik broederlijk over de moeilijkste stukken. Onderweg zijn er een aantal afdakjes waar je wat thee of cola kan krijgen. Halfweg gaan de hemelsluizen weer ongenadig open, maar we besluiten toch maar door te gaan. Druipnat bereiken we weer onze Pajero; in het hotel trek ik vlug een verse shirt aan. In het huis aan de overkant hangt de witte vlag van de dood : een jongen van 24 heeft zich bij het herstellen van een antenne geëlectrocuteerd. Morgen zal de hele weg tot het kerkhof overspannen worden met witte banieren...
Woensdag zijn er hier presidentsverkiezingen en onvermijdelijk moet ik jullie erover vertellen. Misschien is het nu wel het goede moment. Na de parlementsverkiezingen van augustus 94 is er een eind gekomen aan 17 jaar UNP bewind. De PA van mevrouw Kumaratunga heeft, zij het nipt, gewonnen met een programma van vrede, verzoening en eind aan de corruptie. Zij is uiteraard de hoofdkandidate om nu ook de presidentstitel te behalen. De kandidaat van de UNP, nu de oppositie, meneer Dissanayake is op een verkiezingsbijeenkomst in Colombo samen met 54 anderen bij een explosie door een zelfmoordcommando op 23 oktober omgekomen. De aanslag is niet opgeëist. Zijn vrouw, Srima, is door de partij nu vooruitgeschoven als nieuwe kandidate. Overal hangen zoals bij ons affiches, maar hier vind je ook langs en over de weg banieren met de kleuren van de favoriete partij. Het rood en blauw van de PA lijkt veruit het meest aanhangers te hebben. Sedert 2 dagen worden overal in het land scholen ingericht als stemlokalen; met bussen worden vanaf vandaag dinsdag burgers in overheidsdienst aangevoerd om dienst te doen bij de stem- en telverrichtingen. Ook ons hotel zit vanavond vol met dergelijke lui; één is blijkbaar nogal een hoge piet, hij heeft een soort ordonnans-bodyguard mee.
Morgenvroeg zullen we trouwens gewekt worden door muziek en oproepen om te komen stemmen die onze slaapkamer binnenwaaien uit de schoolgebouwen een eindje achter ons hotel. Woensdag tussen 7 en 16u30 kan men dan gaan stemmen; bij ieder lokaal zie ik soldaten; op elk kruispunt is er controle. Vanavond wordt dan op speciaal beveiligde plaatsen - wie geen pas heeft, komt er niet in - geteld. Van 18 u tot 9 u donderdagmorgen geldt een uitgaansverbod; dat zal trouwens daarna nog enkele dagen herhaald worden. Gedurende de hele week geldt een verbod tot het schenken en verkopen van alcohol; we zullen dat zelf aan den lijve ondervinden - zij het in zeer beperkte mate.
Tegen donderdagmiddag 1 uur kan de voorzitter van het stemcomité voor de verzamelde pers melden dat Mevrouw Chandrika Bandaranaike Kumaratunga met een nooit geziene score van 63,3 % gewonnen heeft. Iedereen krijgt een dag congé; het openbaar leven is compleet stilgevallen. Spontaan barsten overal op onze weg vreugdetaferelen uit : optochten, vuurwerk, toeterkoncerten. Heel het land hoopt dat het nu eindelijk beter wordt.
Op zaterdag legt Chandrika de eed af als eerste vrouwelijke presidente van de volksrepubliek Sri Lanka; een paar dagen later wordt haar moeder, Mevrouw Bandaranaike voor de derde keer eerste minister. Hun vader en man werden beiden vroeger vermoord... Nog voor wij naar huis keren, worden de opgeschorte gesprekken met de rebellen van het Noorden hervat. Misschien dat we - allicht volgend jaar reeds - toch nog het noorden en oosten van ons bemind Ceylon zullen zien...
Dinsdag 8.11 Het is zwaar bewolkt en het druppelt, zij het niet overdreven. Dat belooft... Groot is onze verrassing als het dan toch weer ouwe getrouwe Stella is die ons naar Premadasa zal vergezellen. Het is ook dezelfde chauffeur als vorig jaar. Het suboffice is niet langer in Ella maar op de weg ernaartoe gevestigd en daar gaan we eerst nog de community workster oppikken. Zij vertelt dat de weg door de theeplantage die we vorig jaar genomen hebben, er nu erg slecht en glibberig bijligt, bijna niet te doen dus. We laten de jeep noodgedwongen achter bij het stationnetje van Demodera waar net mijn trein, maar terug naar Kandy nu, gestopt is. Over de sporen trekken we zo ruim 40 minuten tot de afzink naar Prema's huisje toe. Gelukkig regent het nu nauwelijks. Daar zie ik zijn vader al staan. Premadasa zelf staat ons beneden al op te wachten maar komt me een eind tegemoet om me bij zijn hand het glibberig pad omlaag te helpen. We hebben nauwelijks de tijd voor de aybowan want het begint nu serieus te gieten en dat zal een drie uur blijven duren.
Ook hij is uiteraard veel veranderd, maar zijn schuchterheid is gebleven. Echt veel praten doet hij niet; daarin lijkt hij wel op mij. Hij nodigt ons uit voor het middageten : eens rice & curry te kunnen eten temidden deze arme, eenvoudige mensen zouden wij voor geen geld willen missen, laat staan weigeren. Ook hij is apetrots met zijn Dzjing's t-shirt en heel gelukkig met alle andere geschenken. Sinterklaas is weer geland. Voor zijn lieve zus heb ik één van de Swatchen meegebracht; hij is erg onder de indruk van de Casio die ik zelf zoveel jaren droeg. Het is er één met dual-time en ik leg hem uit hoe hij - telkens hij er wil aan denken - kan zien hoe laat het bij ons is. Alleen de armband is een beetje te groot maar Stella zegt dat ze dat later wel in orde krijgen.
Ik heb hem ook een wereldkaart meegebracht; zo krijgt hij een idee hoe ver we van elkaar verwijderd zijn. Eerst krijgen we nog thee met rijstkoekjes en bananen. Aan de muur hangen niet alleen de zeldzame foto's die deze mensen bezitten van vroeger, maar ook een aantal die ik hen toegezonden heb. Ik leg het gretig op foto vast. Er is geen school en het lijkt hier wel een duiventil : in de kamer zijn we toch met zo'n 35, vooral veel kinderen die het feest niet willen missen. Hier en daar wordt een plastic bak op de grond gezet om binnensijpelend water op te vangen. Buiten liggen de pannen te wachten om straks het zinkplaten dak te vervangen. We wachten eigenlijk een beetje op het eten en ik maak van de gelegenheid gebruik om een aantal van die lieve kindjes te fotograferen. Als we wat later eigenlijk toevallig wat ballonnen opblazen, is het hek helemaal van de dam : groot en klein amuseert zich rot met het weg en weer slaan of tikken van de gele nopri ballonnen. Zelfs Stella doet enthousiast mee! Premadasa heeft zelf ook nog een verrassing : hij heeft voor twee geschenkjes gezorgd. Een kapstok op school gemaakt en een soort ornament, handig gesculpteerd thuis. Ik beloof hem dat ik ze in de bar een ereplaats zal geven. Zijn zus heeft zowaar voor een eigen gemaakt potje met kunstbloemen gezorgd; omdat het praktisch gezien bijna onmogelijk te transporteren is, zal ik het later op de tafel in de Dunhinda Inn laten staan.
Inmiddels is het etenstijd; ik geniet honderd procent van de eenvoudige rice & curry met vis en een beetje kip. Ze hebben wel hun uiterste best gedaan om het niet extra pikant te maken. Ook Premadasa geniet ervan hoe we proberen te eten zoals zij. Onvergetelijk, ook zonder foto of video en voor altijd in mijn geest. Als we na het eten nog wat foto's nemen en het tijd wordt voor de traditionele boomplanting, is het warempel opgehouden met regenen. Samen met mijn knul stop ik deze keer een kokos in de doorweekte grond.
We willen de weergoden niet verder uitdagen - het is intussen ruim één uur geworden - en vangen de even lange terugtocht aan. Rik doet deze keer de kop; Prema en ik volgen. Op geruime afstand volgen de chauffeur en de twee dames. Als ik zo met mijn gast aan mijn rechterzij netjes in de pas van balk naar balk stap, gaat onwillekeurig 'And I could walk a hundred miles, and I would walk a hundred more' door mijn kop. Onderweg verras ik hem met mijn weliswaar beperkte kennis van het Singhala. Mits enig aandringen leert hij me ook een paar woordjes.(obi en bime, up & down). Intussen is het weer lichtjes beginnen regenen; hij houdt de paraplu (kohedde) vast, ik hou hem teder bij zijn schouder. Zo bereiken we weer het stationnetje. De dames zijn wat achterop geraakt en ik heb nog wat tijd voor wat foto en video voor ook voor ons het feest weer ten einde is. Nog een handje, nog een knuffel, nog twee handjes, nog een zwaai; tot volgend jaar Premadasa...
Terug in het hotel vullen we voor Stella nog het obligaat rapport in. Later zal Jayasinghe ons vanuit het hoofdkantoor - dat nu in dezelfde straat als het hotel gelegen is - nog het jaarrapport van Premadasa brengen. Na de lunch zet ik nog de hele staf van de Inn op foto; de oude ober gaat straks op pensioen; ik ga hem voorwaar missen volgende keer. Fernando heeft intussen geld willen lenen om van de 'portier' een horloge te kopen, maar we maken hem dolgelukkig met mijn oude Swatch. s' Avonds is het wegens de verkiezingen volle bak in het restaurant, maar na al onze emoties van de twee voorbije dagen kost het ons geen moeite de slaap te vinden...
Woensdag 9.11 Er wacht ons vandaag de lange weg naar het zuiden, naar de zee toe. We stoppen even kort bij het resthouse in Ella waar we vorig jaar nog logeerden. De slingerende weg door de Ella-kloof naar beneden voert je door een wonderbaarlijk mooie streek. Ook nu weer geniet ik tenvolle van de prachtige ruige natuur. Maar eens je ook de onstuimige Rawana waterval voorbij bent, wordt de weg monotoon. Alleen de schaarse beweging bij de stemverrichtingen kan mijn aandacht gaande houden, want wij zijn blijkbaar zowat de enigen die op weg zijn.
Ik ben dan ook maar wat blij als we - na enig zoeken - het afgelegen Budurugavala bereikt hebben. Op een erg eenzame plaats zijn hier een aantal 15 meter hoge Boeddha figuren uitgehouwen in de rots. De beelden zijn 30 eeuwen oud maar zijn verrassend goed bewaard. Twee kleine jongens hebben mij al de hele tijd gevolgd; de ene spreekt zelfs goed Engels en speelt voor gids. Na afloop vraagt hij ' a small donation for a small guide'... De weg naar Hambantota is nog lang en omdat we stilaan grote dorst beginnen te krijgen, nemen we de afslag naar Tissamaharama. Twee jaar geleden waren we hier ook al en dronken toen een pils op het prachtig gelegen terras van het resthouse. Als we daar echter aangekomen zijn, zie ik direct het bord met de laconieke mededeling : alle bars gesloten van 7 tot 11 november (verkiezingen weet je wel). We proberen nog een ander resthouse maar ook hier vangen we bot. Fernando rijdt ons tenslotte na enig zoeken met de hulp van een lokale neringdoener naar een verder afgelegen 'restaurant'. Binnen, verweg van patrouilerende politie serveert men ons eindelijk een biertje. Van een tweede komt het niet meer, er is er gewoon geen meer!
Dorstig maar opgelucht na de lange rit bereiken we even na 13 uur het Peacock Beach Hotel. Hier waren we ook in 92. Hier zijn we ook afgesproken met onze vrienden. En jawel, wie staat er buiten aan het hek? Nayagaran en zijn vriend Pradeep. Ik ben een beetje ontgoocheld dat Mihindu er niet is, maar Nayagaran weet geen nieuws of spoor. Wij krijgen kamer 323, zij 116 - uiteraard tegen lokale prijs.
Boven bij de bar drinken we bier, wij eten een club, zij 'devilled gambas'. Sri Lankanen zingen erg graag, en het duurt niet lang of ook zij zingen ons ter ere. Uiteraard verstaan we er geen bal van, maar de mimiek en een beetje uitleg zeggen veel. Ook wij moeten een liedje zingen, we houden het bij Van Veens 'als liefde zoveel jaar kan duren'. Voor de eerste keer duikt ook de 'small talk' op. Jij zegt 'happy birthday', de ander antwoordt 'same to you'. Het slaat nergens op, maar zo hebben we er nog een paar. In de loop van de volgende uren en dagen vormen ze een soort geheimcode. 'What to do?' - 'Napurukale'(dangerous situation). 'I scream' - 'You scream' - 'Everybody likes ice cream'. De één :'garide?' - de ander 'garid!' (verstaan?verstaan!). We leren ook 'matchang': vriend, kameraad. Om de haverklap moet Nayagaran plassen, wat mij de opmerking ontlokt dat dit wel zijn favoriete hobby moet zijn. Als er voortaan één naar het toilet wil, gaat het steevast : excuse me, hobbyroom...
Nayagaran heeft ook moeite met een aantal Engelse woorden; zo zegt hij steevast 'God bells me', waarmee hij alleen bedoelt dat God hem zegent, niet dat hij er een directe telefoonverbinding mee heeft. Ook zegt hij low ipv love en chief ipv cheap. Maar hij zegt het allemaal met zo'n ontstellend kinderlijke liefheid, dat ik hem niet wil verbeteren. Hij heeft er nog zo één die ik bijzonder grappig vind : als hij, net zoals vroeger bier in ons glas schenkt en het dreigt over te lopen : don't go out!
Als we later bij het zwembad aankomen, duurt het niet lang voor ze zich als echte waterratten uitleven. Pradeep heeft op het werk zijn rechtermiddenvinger toegetakeld; om het verband te beschermen stopt hij zijn hand in een plastic zak die we oordeelkundig toebinden. Als ik terug van de kamer kom met video en camera, amuseren ze zich - nu ook met Rik erbij - kostelijk. Voor één keer spijt het me wel dat ik niet zwemmen kan. s' Avonds duurt voor hen én ons de kermis onverminderd voort. Mihindu had in zijn laatste brief om 2 jeans gevraagd. Ook voor Nayagaran hebben we hetzelfde meegebracht. Maar met de onverwachte opkomst van Pradeep moeten we wel beginnen splitsen. We hebben hen na de douche op onze kamer gevraagd. Eerst krijgt Nayagaran zijn verjaardagsgeschenk - een mooi polshorloge. Hij is de hemel te rijk. Terwijl ik hem de nogal moeilijke uitleg geef, steekt Rik Pradeep in het nieuw. Bruine jeans, een polo uit Riks collectie en een paar kousen. Daarna komt Nayagaran aan de beurt; zwarte jeans, mooi nieuw hemd en kousen. Het zien er direct twee andere kerels uit.
Na het aperitief doet vooral Nayagaran zich tegoed aan het buffet. Omdat ook hier - door de verkiezing - heel wat Sri Lankanen zijn, is er een uitgebreide rice & curry toestand. We staan stomverbaasd hoe hij tot vier maal toe zijn bord vult. En als dessert hun favoriet, maar waar ze weinig kans toe krijgen : ice cream! Het is ook voor ons zo'n fantastische belevenis; Rik zegt : hopelijk kunnen we dit later ook voor Raja en Premadasa doen...
Donderdag 10.11 Omdat er tot negen uur nog uitgaansverbod heerst en omdat Fernando's pasje verlopen is, moeten we wachten om te vertrekken. Maar algauw rijden we door de dorpen waar de mensen weer op straat verschijnen en zich opmaken voor het feest. Onze chauffeur heeft nu natuurlijk gezelschap om tegen te spreken en met een praatvaar als Nayagaran kan dat niet anders als aanstekelijk werken. Fernando gaat er zowaar zelfs tempo in steken; op heel de rit zijn we nog nooit zo snel vooruit gekomen!
Als ze wat later weer aan het zingen gaan, doet Fernando ook mee! Onze pajero rijdt voorwaar op geluk in plaats van diesel, denk ik zo.
Ik wil voor we naar Nayagaran's thuis trekken, nog een kijkje nemen bij het boeddhistisch complex van Wewurukanala. Hij is er al een paar keer geweest en hij loodst Fernando behendig langs wat binnenwegen er naartoe. De crypte die ik wil zien, blijkt gesloten, maar na enig wachten heeft Nayagaran de toezichter gevonden; het zal niet de laatste keer zijn dat hij laat zien welk een handig baasje hij is. In een lange gang wordt op nogal Disney-achtige wijze het leven van Boeddha uitgebeeld. Voorts zijn er wel honderd erg plastische voorstellingen van verschillende zonden met eronder de passende straf. Ik probeer wat impressies vast te leggen op video. Buiten heeft men een gigantische zittende Boeddha gebouwd, acht verdiepingen hoog. Je kan ook tot boven, maar in de hitte van het ogenblik zie ik dat niet zitten...
Van in het Fort van Matara herken ik al de weg naar zijn huis. Deze keer is zijn zuster met haar kleine hier; moeder is grootmoeder gaan bezoeken in de kliniek in Colombo. We krijgen uiteraard thee, hij toont Rik zijn kamer, speelt met de kleine. Als ook papa komt opdagen, is het tijd voor de souvenirkiekjes.
Daarna rijden we tot bij het Polhawena Reef Hotel waar we vorig jaar lunchten. Op tv houdt Chandrika haar overwinningstoespraak. Buiten bij de zee drinken we samen een pint, maar om 14 uur gaat het uitgaansverbod weer in en uiteraard willen we voor die tijd in Weligama zijn. Plaats blijkt geen probleem te zijn in het zeer mooi gelegen Bay Beach Hotel. Kamers 314 en 315 worden toegewezen, zij gelukkig weer tegen lokale prijs. In de coffeeshop moeten we ruim een halfuur wachten op onze lunch; ook later zal de trage bediening vanuit de keuken het enige zwakke punt van dit hotel blijken.
Na de uitgebreide verkenning van het zwembad - waarbij ik me deze keer opzettelijk afzijdig hou - zijn ze een beetje moe en gaan een tijdje op hun kamer rusten. De mensen zijn hier weliswaar allemaal vroeg uit de veren, maar 's namiddags doen ze toch graag een tukje. Wij spreken af voor het aperitief; Rik en ik blijven nog een uurtje heerlijk genieten op het prachtig gelegen terras. Omdat de branding zo'n 100 meter ver al breekt, is het hier zo rustig en stil als wat. We verzinnen figuren in de voorbijtrekkende wolken : het kind is toch nog niet helemaal omgekomen...
Vrijdag 11.11 Ook het ontbijt valt hier een beetje tegen. In de meeste plaatsen heb je een uitgebreid buffet, maar hier moeten we ons met fruitsap, toast en eieren naar keuze tevreden stellen. Nayagaran zou maar wat graag liever rice & curry hebben.
Wij installeren ons in de zon bij de zee; zij gaan in het dorp een vriend bezoeken. Pas tegen twaalven duiken ze weer op in het gezelschap van een barman die we kennen van het Triton hotel, Dimuth. Hij blijft uiteraard voor een biertje en ook de lunch kan hij toch niet afslaan. We hebben dus weer een uitgebreide familie aan tafel, maar rice & curry is gelukkig niet duur. Als dessert kiezen ze natuurlijk 'I scream'!
Als ze daarna nogal vlug na het eten het zwembad induiken, wordt onze aandacht eerst getrokken door Pradeep, die het verband met zijn zere vinger kwijtgespeeld is. Daardoor zien we wat laat dat Dimuth wanhopig aan het watertrappelen is - ik dacht eerst dat hij aan het spelen was... Nayagaran en Pradeep hebben hem echter gauw aan de kant en met vereende krachten hijsen we hem op de rand. Gin - da's één van Nayagaran's andere namen - past direct mond aan mond toe maar tot aller opluchting is Dimuth gauw weer okay. Toch even schrikken en slikken... Een halfuurtje later is alles vergeten; ik heb zo'n wegwerpkamera waarmee je ook onder water kan fotograferen, meegebracht en nu moet dat uitgebreid getest worden. Ik was een beetje bang voor de resultaten, maar dat valt achteraf best mee.
Intussen is ook een Duitser met een kindje in het zwembad gekomen. Nayagaran is niet meer van de kleine weg te slaan; ik ben er zeker van dat hij een fijne papa zal worden ooit. De Duitser blijkt met een Srilankaanse getrouwd te zijn, ze hebben ook nog een meisje, en houden aan de overkant een restaurantje open.
Tegen vijven vertrekt Dimuth, we zien hem later in Triton terug. Wij gaan bij de kleine een pintje drinken en spreken af dat we hier vanavond komen eten; zo kunnen zij echte rice & curry eten. Als voor de kleine na veel snoep en spel het bedje roept, beginnen Pradeep en Gin weer te zingen. Eén liedje duurt heel lang, van de tekst begrijpen we niets, maar na afloop vraag ik toch maar wat het refreintje met 'taame Rik, taame Guy' betekent. 'Stay Rik, Stay Guy'; ook zij beseffen dat het feest morgen voorbij zal zijn... Is het hierom dat Pradeep zich 's avonds bij het eten onherroepelijk te pletter zuipt? Zorgt de weemoed van het nakend afscheid voor verdrongen emotie? Ik weet het nog altijd niet, maar feit is dat we Pradeep zo ongeveer naar de kamer moeten slepen. Het heeft nog heel wat voeten in de aarde voor we hem ook nog in bed krijgen. s' Anderendaags weet hij van niets meer...
Zaterdag 12.11 De rit vandaag begint in mineur; ik heb mijn bril laten liggen in de jeep, maar Fernando is gister naar een garage geweest om een band te laten herstellen en nu is bril spoorloos. Het is -was - er één met verkleurende glazen; waarschijnlijk heeft de een of andere slimmerd gedacht dat het een zonnebril was. Fernando is er de kop van in en vreest al voor zijn job als zijn baas dit te weten komt. Pas na enig aandringen kunnen we hem ervan overtuigen dat het allemaal zo erg niet is; we kopen er straks wel een nieuwe. Omdat we nog altijd niets van Mihindu gehoord hebben, heb ik besloten dat we zelf naar zijn thuis diep in het binnenland zullen rijden. In Galle verlaten we de kustweg en moeizaam - Nayagaran vraagt telkens weer de weg - trekken we richting Talgaswela. Achter in de jeep amuseren Rik, Pradeep en Gin zich kostelijk door elkaar voortdurend te kietelen; vooral Nayagaran's lach werkt aanstekelijk. Pradeep heeft voor Nayagaran en zichzelf een armbandje gevlochten : hun teken van vriendschap. Rik krijgt nu Pradeep's, ik die van Nayagaran. Op de laatste dag zie ik dat hij voor hen al een nieuwe gemaakt heeft; de onze zal hij toesturen...
Als we eindelijk Mihindu's thuis bereiken - ook ik herken het nu - zie ik eerst zijn moeder die vol ongeloof naar de jeep kijkt. En dan zie ik hem eindelijk weer : totaal verrast staat hij daar, met baardje nu, in de sarong. Hij weet niet waar hij het heeft als hij ook Rik en de rest van het gezelschap bemerkt. Hij heeft Nayagaran's brieven niet gekregen en zou ons later proberen te zien in de omgeving van Triton. Ze hebben hem er 6 maand geleden onrechtvaardig uit willen zetten en nu is hij - via de rechtbank - een eenzame kruisvaart aan het voeren tegen de directie. Ik vertel er later nog wat meer over. We delen nu ook zijn geschenken uit. Het duurt niet lang of hij is zich naar zijn kamer gaan omkleden. Trots met zijn bruine jeans en dzjings t-shirt poseert hij voor wat foto's. Als we onze thee op hebben, is ook vader thuisgekomen zodat we de familiekiekjes kunnen schieten. Mihindu heeft intussen besloten met ons mee te trekken tot de Triton.
Op weg naar Ambalangoda is het weer één vrolijke bende in de jeep. Onderweg passeren we ook nog een feestvierende stoet die leuzen scanderen voor de overwinning van Chandrika en de vrede.
We hebben nog een hele zak prullaria mee en onderweg delen we zoveel mogelijk uit. We hebben ook nog een hele zak nopri-ballonnen; als we ze opgeblazen uit de jeep laten waaien, lijkt het wel een ééndelige reklamestoet. Groot en klein springt zich haast onnozel; af en toe stoppen we om ook aan de kleinsten wat uit te delen. Nog nooit is de tijd zo vlug voorbij gegaan; we stoppen bij het resthouse, hier eten we samen ons -voorlopig - laatste maal. Ook Fernando is nu van de partij, straks eindigt zijn taak.
Op weg naar de Triton stoppen we nog even bij de zee waar Fernando nog een paar souvenirfoto's wil van hebben. En dan is het weer afscheid : om beurten pakken we elkaar goed vast; in plaats van een kus ruiken zij aan je gezicht. Nayagaran en Mihindu komen misschien nog eens naar het hotel, Pradeep zien we terug de laatste dag.
Als we aan de receptie van het reeds zo vertrouwde Triton inchecken, lijkt het weer of de tijd is stil blijven staan. We zitten toch weer in dezelfde vleugel, pal naast onze kamer van twee jaar geleden : 324 of desiye vissi hatara. We nemen eerst afscheid van Fernando en geven hem nog een gulle fooi : hij heeft zijn werk tenslotte toch goed gedaan. Eerst wil de PR-man, Roger, ons nog lijmen voor een meerdaagse excursie, maar ik onderbreek hem beleefd en zeg dat we, behalve het noorden en het oosten, het eiland zowat helemaal gezien hebben. 'You caught me there by the neck', zegt hij, want wegens de oorlog kan je daar niet heen...
Na de verkenning van de kamer trekken we rond op zoek naar vertrouwde gezichten. Overal worden we direct herkend. S.R., mijn bijna persoonlijke beach boy, zal elke dag voor ons favoriet plaatsje aan het strand zorgen. We wandelen tot bij het Blue & White restaurant van onze dikke; ook hier weer warme herkenning. We drinken er een welkomstbiertje. Op de terugweg begint het te regenen: ook hier is het weer niet zoals vorig jaar. De tamtam heeft intussen al zijn werk gedaan; overal worden we hartelijk begroet, ook de grote baas is intussen dag komen zeggen. Bij het eten tussen bekende konijntjes komt nog een aangename verrassing ons welkom heten : Priyankara, die vorig jaar Mihindu vergezelde op onze laatste avond. Ik weet niet wie het gelukkigst is... Het is een bewogen dag geweest en totaal uitgeteld nestel ik mij tussen de heerlijk gesteven lakens.
Zondag 13.11 Het is druk in het hotel. Naast een grote groep Franse Citroën-garagehouders en nog een groep Fransen, samen met het klassieke Duitse heir, zijn er de weekend-packages van de rijkeluiszoontjes uit Colombo. Onder hen ook heel wat spleetogen. Als we aan de poolbar rond twaalven de krant aan het lezen zijn, barst zonder veel verwittiging de zondvloed nog eens uit. Even wil ik redden wat er nog te redden is, maar S.R. heeft onze stoelen en handdoeken netjes onder ons afdakje geschoven.
We nemen dan maar ruimschoots de tijd om in de coffeeshop te lunchen. Na al onze bezige avonturen van de voorbije dagen lopen we er wat verweesd bij. Rik heeft gister al de jacuzzi geprobeerd en nu trek ik ook mee. Het is waarschijnlijk wel een dom zicht : wij tweeën in dat warme bubbelbad terwijl de regen op onze kop kletst.
Maandag 14.11 Dammika met de grote tanden, ons strandvriendje van vorig jaar - hij is er 14 maar ziet er 10 uit - is dolgelukkig met zijn Swatch; voor het thuisfront maak ik een paar 'bewijzen'. De volgende dagen zal het natuurlijk één gezeur zijn om meer horloges; met de nodige diplomatie - zorg dat ieder wat krijgt - geraken we er wel door. Jayanthe was hier twee jaar geleden nog lifeguard; nu doet hij hetzelfde werk in de Palm Beach in Beruwela. Ook vorig jaar is hij Rik een paar keer komen bezoeken. Hij zou hier gister al gekomen zijn, maar door de hevige regen ging dat niet door. Terwijl ze nu samen naar één van de strandrestaurantjes trekken, ga ik naar de kamer ook zijn geschenken halen. Met zijn t-shirt maar vooral met het polshorloge is ook hij dolgelukkig. We zullen elkaar nog een paar keer terugzien.
Net zoals vorig jaar zijn we uitgenodigd op de cocktail party van de grote baas. Bij de onvermijdelijke gin tonics en heel smakelijke hapjes praten we wat met Mr. Ratnayake. Hij vertelt o.a. dat ze in februari beginnen met de bouw van een nieuwe vleugel, capaciteit 300 bedden! We maken er ook kennis met Wolfgang, hier duidelijk een V.V.V.I.P. Hij komt hier al 10 jaar, later zal één van zijn vrienden hier toekomen per helikopter...
Dinsdag 15.11 Vanmiddag gaan we bij de dikke in het Blue & White restaurant gambas eten. Eén van zijn dochters heeft een zeven maand jonge baby, we geven haar de babykleren die we op het thuisfront meegekregen hebben. Het is een erg bevallig kereltje en door de constante omgang met vreemde mensen, is hij helemaal los en spontaan. Telkens we er teruggaan, moet, vooral Rik een tijdje met hem spelen.
De hele bende van Citroën is hier komen eten en het is een drukte van jewelste. Toch mooi om te zien hoe groot en klein samenwerkt om alles vlot te laten verlopen; ze hebben er zelfs een 15 bij de gebuur moeten onderbrengen! Wij wachten tot de bende verdwenen is; na het eten worden ze nl. strategisch door de annex-winkel geloodst. Ook wij zullen er later wat shirts en shorts kopen, kwestie van steunen weet je wel.
Ik ben van plan voor het aperitief naar moeder te bellen, maar er blijkt een probleem te zijn met mijn creditcard : onvoldoende dekking! Ik heb speciaal voor we afreisden mijn limiet laten verhogen, maar hier weet men blijkbaar van niets. Twee telefoons naar Eurocard en de KB in Tielt kosten me een pak geld, maar alles zou nu in orde moeten komen. Door al die tribulaties zal ik ook later niet meer naar huis bellen; had ik toch moeten doen, besef ik pas veel later.
Na het avondeten trekken we voor de eerste keer de Supper Club binnen; we weten dat Dammika en Peepee, da's Priyankara, van dienst zijn. Het is een apart restaurant waar je aan de kaart kunt eten en achteraf uiteraard een drankje kan krijgen. Behalve drie obers en de pianist is er nu geen kat. Stiekem trakteren we hen met een biertje en halen op aanstoken van guitige Kumara -hij is chief steward- telefonisch wat fratsen uit. Hij belt o.a. naar het restaurant en ik moet dan zeggen dat ik mijn sleutel op tafel heb laten liggen. Als ze het kamernummer vragen, is het 213, en dan wordt natuurlijk de hoorn neergelegd. Peepee gaat morgen voor vijf dagen op vakantie, we zullen hem pas maandag terug zien. Het is bijna halftwee als we slapen gaan.
Woensdag 16.11 Toch ben ik tegen halfacht al op het strand. Ik heb mijn fotocamera meegenomen om eventueel wat vroege sfeer vast te leggen. Wasanthe, die me vorig jaar naar de toddy tappers gidste, loopt ook nu met me mee. Onderweg zie ik iets heel vreemds : een rosse kleuter, voorwaar de eerste bastaard! Op het strand van Kosgoda zijn de vissers hun netten aan het inhalen. Morgen is het Poya en wordt er niet gewerkt; ik zal vrijdag terugkomen op het gedoe op video vast te leggen.
Na het ontbijt trekken we op zoek naar het huisje van SR, onze stoelverzorger. Vorig jaar hebben we er zijn familie gefotografeerd; nu is er, zoals we wisten, ééntje bijgekomen en dus gaan we maar al te graag een kijkje nemen. Omdat hij bang is dat de anderen er iets zouden van merken, staat hij ons van ver op te wachten en loodst ons langs een omweg naar zijn huisje. Waar we vorige keer nog zaten, staat nu een bed waarin junior vredig ligt te slapen. We krijgen er een kokos te drinken - het is nog wat vroeg voor alcohol. De foto's die we straks opsturen, zullen deze lieve mensen ongetwijfeld heel gelukkig maken.
In de namiddag trekt Rik met Jayanthe naar Ambalangoda; ik maak nog wat foto's van de Silva's en vriendjes die in zee aan het spelen zijn. Later bij mijn lectuur aan de bar word ik gestoord voor het Eurocardprobleem dat nog steeds niet is opgelost. Ik besluit deze keer een fax te zenden. Het is de laatste avond voor de Citroëns; eerst krijgen ze aperitief bij het zwembad en daarna mogen ze kreeft eten. Alleen van het speciaal voor hen gebracht vuurwerk mogen we meegenieten...
Donderdag 17.11 Iedere maand is er bij volle maan de boeddhistische Poyadag. Een dag van vasten en boete, er wordt niet gewerkt. Ook voor de toeristen heeft deze dag een ambetant gegeven : er mag nl. geen alcohol geschonken of verkocht worden. In het hotel kan je de dag vooraf je frigo vullen, maar aan de bar krijg je alleen frisdrank. Onze vriend van de Blue & White moet echter niet bang zijn de alcohollicentie te verliezen, ik vermoed dat hij er niet eens een heeft. Vanzelfsprekend gaan we vanmiddag dus weer gambas eten. Ook nu zit de zaak weer vol; de 'winkel' wordt zelfs tijdelijk ontruimd om ook daar nog 8 eters plaats te geven. Wij willen liever wachten tot laatst. Na het eten blijven we nog een hele tijd met de kleine bezig. Als we aan de spelende kinderen een zak met snuisterijen willen uitdelen, is de chaos compleet. Ik moet bij momenten de zak boven mijn hoofd uit houden! Eén van de hondejongen is door een jongen uit de buurt lelijk toegetakeld; met een mes heeft ie een flinke knauw in zijn linkervoorpootje gekerfd. Bij ons zou dat op zijn minst genaaid worden door een dure veearts; hier geldt enkel de wet van de sterkste : de wonde wordt tweemaal per dag ontsmet met een vreselijk ruikende substantie. Als we in de vooravond nog eens teruggaan, neem ik het jong op mijn arm waar het zalig in slaap valt. We hebben ons al voorbereid op een wijnvrij diner, maar er is toch iets versoepeld : aan tafel mag er nu wel alcohol geschonken worden. Met de tijd zal het verbod in de toeristenhotels nog helemaal afgeschaft worden, vrees - nee, hoop ik.
Vrijdag 18.11 Ik ben om halfacht met Wasanthe afgesproken om de vissers te filmen. Voor we daar zijn, deel ik onderweg snoep en stylo's uit; deze arme mensen zien aan deze kant van Triton zelden een toerist. Voor de vissers heb ik wat sigaretten meegenomen; één zal ze bewaren tot na de vangst. Ik moet nog even wachten maar dan zijn ze er klaar voor : met vereende krachten wordt de grote, zware houten boot in zee getrokken en geduwd. Ze varen ruim 200 meter van de kust weg en laten ondertussen een groot nylon net zakken. Tot ze terug zijn, wandelen we wat verder waar een merkwaardig spektakel aan de gang is. Een paar man staan slechts tot over hun enkels in het water - er ligt hier een rifje- met hun handen onder de waterlijn. Om de dertig seconden ongeveer gooien ze krabjes van zo'n 8-10 cm op het strand, waar ze door helpers bijeengehouden worden. Intussen is de boot terug en wordt aan twee kanten het net ingetrokken. Omdat ik toch moet wachten en -eerlijk gezegd - omdat het er gemakkelijk uitziet, ga ik een handje toesteken. Amaai, je mag je volle twee handen, armen, lijf en benen gebruiken. Wasanthe legt voor de eeuwigheid vast hoe één dikkerd tussen al die magere, maar pezige kerels heel wat zweet laat. Ik zeg hem later dat als ik hier alle dagen kom helpen, mijn buikje vlug verdwenen zal zijn... Na ruim twee uur zwoegen kan ik eindelijk de vangst zien; die blijkt deze keer niet mee te vallen. Een zeldzame keer zit er voor veel geld vis in, nu moeten ze het stellen met zo'n 300 roepies! Er zit ook een inktvis bij; een van de gasten demonstreert hoe je die vakkundig uit elkaar haalt, eerst het 'hart', dan de inktzak en dan goed spoelen in de zee...
Om halfvijf staat Presanthe, één van de zes Silva's, ons op te wachten. We hebben beloofd dat we hun huis willen bezoeken. Langs de muur van Triton weg - de grens tussen overdadige luxe en schrijnende armoe - tussen armtierige hutjes en iets beter huisjes, komen we bij hun 'woonst' aan. Aan een tamelijk huis - waarin een oom woont - staat een 'kot' bijgebouwd van - ik schat 7 bij 3. Daarin een tafel en één bed; als ik vraag waar zij zessen dan wel slapen, wijst hij naar een hoek waar nu nog een fiets staat...
We krijgen er uiteraard thee, ook nog een pakje voor thuis als geschenk. Voor deze mensen is het een voor ons onvoorstelbare eer als je hun huis wilt bezoeken; bij de foto's die ik hen straks toestuur, zullen ze daar ongetwijfeld weer aan denken.
Zaterdag 19.11 Iedere morgen heb ik op het strand uitgekeken naar Mihindu, maar geen spoor. Met Toni, één van de animatoren en een vriend van hem, hebben we een lang gesprek over het personeelsbeleid hier.
Mihindu is buitengewipt in een anders plaats; ze hebben hem nooit op een fout kunnen betrappen. Daarom is hij naar de rechtbank gestapt om alsnog gelijk te halen. Maar ook hier is het David tegen Goliath en de advocaten kunnen de zaak telkens weer doen uitstellen. Een paar van de ondergeschikte managers zorgen in het hotel voor een onmogelijke sfeer. Er worden jongens van 18-19 die pas van de hotelschool komen aangeworven op tijdelijke basis. Voor kost en inwoon en een hongerloon (ong. 60 roepies per dag) kloppen ze veel uren. Bij de minste 'overtreding' worden ze zwaar aangepakt. Zo vertellen ze ons later dat als ze ook maar één friet durven wegnemen van een overigens afgeruimd bord, ze een complete maaltijd moeten betalen! We komen hier voor de derde keer en ook wij zien hoe stelselmatig de goeie elementen verdwijnen. Als Peepee maandag terugkomt, krijgt ook hij zonder enige uitleg de bons... Toni zegt zelf dat het hotel op deze manier binnen de twee jaar naar de knoppen zal zijn. Maar what to do? Juist, napurukale.
We zitten ons eerste pintje te drinken als er bezoek aangekondigd wordt. En jawel, daar is Nayagaran weer, deze keer heeft hij nog eens een andere vriend mee. Die gasten kunnen blijkbaar niet alleen reizen; ze hebben altijd iemand mee om tegen te praten. Ook nu is hij reeds een paar uur onderweg en komt ons hier bezoeken voor hij doorreist naar Pradeep en Colombo. Hij wil er morgen solliciteren voor een hoteljob in Saudi Arabië. Nayagaran werkt hier al niet meer sedert December en mag als gast wel het hotel binnen( Mihindu niet natuurlijk). Voor hem is het uiteraard meer dan kermis; ipv ons te bedienen mogen ze met ons aanzitten voor de lunch. De tamtam heeft al zijn werk gedaan; vanuit de keukendeur komen voortdurend obers een kijkje nemen en dag zeggen. Het verwondert me niet dat hij hier ook populair was. In de tegenovergestelde hoek van de coffeeshop zit Mr. Ratnayake ons met -denk ik- gemengde gevoelens gade te slaan.
Na vieren trekken we met de jongen van het gembureau naar Beruwela om er een bouwproject te bekijken. Net als we willen vertrekken, komt ook Jayanthe toe. Met zijn zessen - Nayagaran's vriend is intussen weer richting Matara vertrokken- rijden we de 25 km tot bij een prachtig gelegen villacomplex. Een Duitser, wat dacht je anders, heeft hier op een groot stuk grond zelf een groot huis staan met alles erop en eraan. Daarnaast is men nu vier 'cabanas' aan het bouwen. Die zijn alle reeds verkocht, maar het is toch niet wat we hier zouden zoeken.
Op de terugweg genieten we bij een biertje samen van de ondergaande zon. We laten Nayagaran bij de bushalte achter; we zien elkaar dinsdag in de Airport Garden.
Maandag 21.11 Gister was het een warme, luie dag zonder veel geschiedenis. 's Avonds was er buiten barbecue voorzien, maar als het net halfacht is, mogen ze holderdebolder alles naar binnen verhuizen. Een 'beetje' nattigheid, maar dat zijn we nu al gewoon. In de vroegte van de morgen ga ik bij het vissersvolkje de laatste snoep, stylo's en horloges uitdelen. Voor de laatste keer trekken we tegen de middag naar de Blue & White; we hebben deze keer kreeft met dezelfde saus als bij de gambas besteld. Het eten en de wijn zijn weer voortreffelijk; alleen een Duits koppel dat we hier ook al een paar keer zagen, houdt ons nu gezelschap. Ik heb reeds een paar dagen last van muggebeten die open gegaan zijn. Vervelende vliegen verdringen zich om hun vuiligheid in de wonden te leggen. Op de duur steek ik mijn voeten helemaal onder het zand. Ik zou er trouwens thuis nog een eind last mee hebben...
Het is ook voor de stoeljongens en lifeguards onze laatste dag en traditiegetrouw laten we weer bier aanrukken. Maar de argwaan is nu zo groot geworden, dat ze die later, heimelijk zullen uitdrinken. Intussen hebben ze zowat allemaal een t-shirt gekregen. Wij willen er tot slot nog eentje drinken aan de poolbar, tot Rik met het nieuws komt. Hij heeft Dammika gezien die hem het droeve lot van Peepee verteld heeft. Maar hij heeft ook goed nieuws : Mihindu komt. Als we wat later nog maar eens naar de dikke wandelen, daagt ook nog Jayanthe op. Op een rots boven de zee - het is intussen ook donker - heb ik eerst nog een lang en goed gesprek met Mihindu over zijn rechtszaak en zijn toekomst. Ik ben opgelucht te horen dat ie naar iets anders, buiten de hotelbranche wil zoeken. Als we tegen achten langs de oceaan naar het hotel terugwandelen, spreken we af dat hij morgen met ons naar Katunayake zal meerijden. Voor Jayanthe en Rik valt hier -voor dit jaar althans- het doek.
Dinsdag 22.11 Met de creditcard is alles intussen toch in orde gekomen en we kunnen met een gerust gemoed van iedereen nog eens vlug afscheid nemen. De dikke van het restaurant, ook een Silva trouwens, heeft voor vervoer naar het Airport Garden Hotel gezorgd. Een Hi Ace camionette met een zeer goede chauffeur staat ons bij de receptie op te wachten. Buiten de poort pikken we Mihindu en even verder Silva zelf op.
Ik heb hem gevraagd een stop in te lassen bij het Mount Lavinia Hotel een eind voor Colombo. Samen met Mihindu drinken we er op het mooi gelegen terras een biertje. Bij het binnenrijden van Colombo stoppen we eerst nog om een paar schoenen te kopen voor onze knul. Hij kiest er nog vlot een paar kousen bij. Als hij zijn nieuw verworven tuig wil aantrekken, ziet hij plots dat er een gat zit in zijn ene schoen. Rechtsomkeert dus maar even later is gewisseld en kunnen we door het krankzinnige verkeer van de grootstad.
Ik beschouw mezelf - in alle bescheidenheid - als een goed chauffeur, maar als je hier vlug en zonder blutsen door wilt komen, zal je toch nog een tijdje hier terplaatse les moeten volgen. De chaos is bij momenten onbeschrijfelijk; als je niet luid toetert en je voorrang afdwingt, kom je nergens. Maar we hebben een prima chauffeur, zeker de beste die ik hier ken en even na één uur staan we bij de receptie van het Airport Garden Hotel. Kamer 601 en 2 blijken geen probleem, alleen geldt voor hen nu ook de gewone prijs.
Nayagaran is hier reeds, maar hij moet eerst weg naar Negombo om te solliciteren in een restaurantje daar. Als wij drieën op onze lunch wachten, komt Peepee ons vergezellen. Ik had de hele tijd al tegen Rik gezegd dat hij hier ook zou opduiken, dus het is niet helemaal een verrassing. Tegen vijven is ons zestal kompleet : ook Pradeep is nu aangekomen. Na de douche trekken we naar de bar voor een biertje voor het eten. De sfeer is onbeschrijfelijk, al begint de weemoed van het afscheid door te dringen. Weer wordt er gezongen, dit vergeet ik nooit. Mits enig aandringen geraken onze konijntjes aan hun favoriete rice & curry. Als ik solidair ook met mijn hand eet, is Nayagaran er als de kippen bij om het te fotograferen. Het blijkt niet mogelijk om als toetje voor de laatste keer ice cream te krijgen; ze doen zich dan maar toe goed aan de andere zoetigheden. Ik geef hen nog geld voor het ontbijt morgen; wij moeten er om 00.45 uit. Ze willen ons per se vergezellen tot de luchthaven, maar na enig aandringen kan ik Nayagaran toch overtuigen hier afscheid te nemen.
Als we kwart na één naar beneden willen gaan, is toch heel het gezelschap gekleed en wel klaar om ons toch tot de voordeur te vergezellen. We moeten nog even wachten op onze auto, maar dan is het weer zover. Om beurten pakken we elkaar meer dan eens goed vast, want het is mooi en goed geweest. Het ga jullie goed, lieve vrienden, tot volgend jaar zullen we maar zeggen ?
Het is de laatste keer dat ze mij hier zo vroeg zullen doen inchecken: pas om kwart na drie hoor ik de laatste call. Ons vliegtuig komt trouwens pas even na halfvier aan. We zullen later op de dag ondervinden hoe dat kwam : door de hardnekkige mist kan op Schiphol maar één baan gebruikt worden. Als we even na vijven onverbiddelijk van wat achterblijft, weggezogen worden, hoor ik in mijn koptelefoon 'In my life' door Crosby, Nash & Young.
Deze keer hebben we zowel naar Dubai als naar Amsterdam geluk : onze 747 zit niet halfvol en ik kan languit op vier stoelen wat slaap inhalen. Na de lange en vermoeiende reis kruip ik uitgeteld, moe en versleten tegen halfelf onder het vertrouwde dekbed thuis. In Sri Lanka is het drie in de morgen. Hoe zou het ginds nu zijn?
Het is gedaan, ik ben er klaar mee. Als een gek werd ik bijna elke dag gedreven naar dit schrijven, een poging tot bestendiging van wat zo mooi en goed was. En nu weet ik nog altijd niet of ik ooit nog los kom van wat was...
Opgedragen aan mijn lieve ouders, zonder hen zou niets van dit ooit gebeurd zijn. Tielt, 4.12.1994 Guy Ravelingien
IN MY LIFE
There are places I remember all my life, though some have changed, some forever, not for better, some have gone and some remain.
All these places had their moments with lovers and friends I still can recall. Some are dead and some are living. In my life I've loved them all.
But of all these friends and lovers, there is no one compares with you, and these mem'ries lost their meaning when I think of love as something new.
Though I know I 'll never lose affection for people and things that went before, I know I'll often stop and think about them, in my life I'll love you more.
(Lennon & McCartney) |