KARUNAKERE YANNE EPPA

 

 

It's a sin not loving those you love.

 

Belgenland, ergens in oktober 1995. De zomer was goed, het is weken na elkaar zeer warm, zelfs heet geweest, de terrasjes zaten vol, de mensen voelden zich goed en er werd goed verteerd. Wij werkten hard en verdienden prima. Velen trokken op reis, sommigen zelfs naar Sri Lanka! Voor ons zou het nog even duren, maar dat wisten we, en we spaarden onze reis bijeen.

Niet dat ik ooit nog helemaal weg ben uit dat land; de foto's aan de muur en in het album, de videoreportage, de regelmatige correspondentie met kindjes en vrienden : elke dag denk ik aan 'het paradijselijke eiland'.

Als de zomer op zijn einde loopt, begint de hamsterperiode voorgoed. Boven op mijn studeerkamer liggen al wat kleinere en grotere snuisterijen, maar nu begint het grote verzamelen. Bij gebuur koop ik een hele zak jeansbroeken en hemden; 500 nieuwe dzjing's-stylo's en 70 speciaal voor hen gemaakte petjes komen eraan; schoolgerief en allerlei kleine pruts; een zak met 5 kg 'bonbons'; kleine portefeuilles met kleefstrip waar ze zo gek op zijn; een nieuwe lading Swatchen van Wally en Diane...

De vlucht is reeds een tijdje geboekt, Plan en de kindjes zijn op de hoogte, de konijntjes hebben het reisschema gekregen; het wordt voorwaar bijna routine.

Na Riks verjaardag begint het aftellen voorgoed. Al lang was er het plan om via een kennis zoveel als mogelijk mee te zenden per schip. In die optiek hebben we van Luc Strada en Geert Ly's heel wat kleren gekregen. Maar als onze vertrekdatum dichter en dichter komt, blijkt er van ons zeetransport niets in huis te komen : er gaat dit jaar geen container meer.

Na onze moeilijkheden met het inchecken van de bagage vorig jaar, zoeken we via Marijke Travel kontakt met KLM. We hebben geluk : het meisje dat we aan de lijn krijgen, is meteen de juiste. Van 'Linda' krijgen we permissie om elk 35 kg bagage mee te nemen. Toch weet ik dat we nog niet alles zullen kunnen meesleuren. Ik koop twee flink uit de kluiten gewassen trolleys...

 

Sri Lanka, 17 oktober 1995. Het regeringsleger zet operatie 'Riveresa' in, een serieus offensief om de Tigers uit het Jaffna-schiereiland te verdrijven.

Na de verkiezingen van oktober '94 heeft presidente Chandrika Kumaratunga, zoals beloofd, vredesonderhandelingen aangeknoopt met de LTTE. Dat staat voor : Liberation Tigers of Tamil Ealam, de bevrijdingstijgers voor een onafhankelijke Tamil staat. De burgeroorlog duurt nu reeds 12 jaar. Zo'n 75 % van de bevolking op Sri Lanka is Singhalees, de minderheid van Tamils (oorspronkelijk uit India afkomstig) is over het eiland verspreid, maar in het noorden woonden er traditioneel meer Tamils. De LTTE mag echter niet verward worden met de Tamil bevolkingsgroep. De Tijgers zijn meestal erg jong en bijzonder fanatiek : van een zelfmoordaktie zijn ze niet bang. Hun regime in het noorden stoelt op terreur en onderdrukking. Arme boeren worden gedwongen goederen af te staan; er verdwijnen willekeurig mensen.

Na korte tijd wordt de door de regering afgekondigde wapenstilstand brutaal door de Tijgers geschonden : ze halen een vliegtuig neer en brengen een paar patrouilleschepen tot zinken. Het noorden en oosten van Sri Lanka zijn al praktisch 8 jaar in handen van de rebellen; vooral de noordelijke Tamil-hoofdstad Jaffna is tot symbool geworden van de 'onoverwinnelijkheid' van de Tijgers.

Met operatie Riveresa wil de legertop niets anders als de rebellen uit Jaffna definitief verdrijven en hen op die manier een serieuze dreun- zowel militair als psychologisch- verkopen.

Op 20 oktober, als het offensief nauwelijks drie dagen oud is, blazen de rebellen met een zelfmoordcommando 2 grote olieopslagplaatsen nabij de hoofdstad Colombo op. Met ontzetting zie ik de beelden op CNN. Eén van mijn eerste chauffeurs vertelt me later dat de benzine drie dagen gerantsoeneerd is geweest: voor elk 10 liter! Met de hulp van Indische experts slaagt men er na een paar dagen in de kolossale vuurzee te doven.

Op de gecensureerde beelden zie ik serieuze gevechten in het noorden, verhoogde controles in Colombo. Op donderdag 26 oktober besluit de regering tot algehele sluiting van de scholen : men is als de dood voor terroristische aanslagen op wat hen terecht het dierbaarst is : hun kinderen.

Het is met die wetenschap dat ik elke dag teletekst raadpleeg; ik ben niet bang; alleen vrees ik dat we bij onze verplaatsingen nogal wat last zullen krijgen. Het zal later gelukkig blijken valse angst te zijn geweest...

 

Dinsdag 7.11 Zes uur in de morgen, we pikken Triootje op aan zijn deur en in gestrekte draf gaat het richting Zaventem. Het is deze keer gewone werkdag en na Aalst zit de autostrade, zelfs op dit vroege uur, goed vol : je haalt nog juist de honderd per uur. Maar zonder problemen stappen we even na zeven naar de incheckbalie. We hebben veiligheidshalve onze overladen trolleys -ze wegen elk zo'n 18 kg- bij Peter gelaten. Ons 'inscheepmeisje' is heel vriendelijk, kijkt even zeer bezorgd bij het constateren van onze 63 kg bagage, maar plooit onmiddellijk als we de magische woorden 'Linda heeft het goedgekeurd' laten vallen. Op haar vraag of we nog handbagage bij hebben, antwoord ik voorzichtig '1 kleine trolley'. Eens je voorbij de grenskontrole bent, kan men je toch niet meer verbieden je handbagage mee te nemen, of beter in ons geval mee te rollen...

We besluiten in laatste instantie onze jassen toch maar bij Peter te laten; drie weken later zullen we er lichtjes spijt van krijgen. En dan is het tijd voor afscheid : here we go again!

 

Ons eerste vluchtje is met zo'n kleine Fokker en onze trolleys gaan bij de cargo; hebben we alvast nu geen last van ook.

Ook op Schiphol gaat alles vlot en tegen 10u45 hangen we weer in de lucht voor zo'n zeven uur richting Dubai. We zijn de routine nu gewend en na de goeie lunch met koffie en toetje genieten we van de spannende film 'Crimson Tide', je weet wel, over die duikboot en de strijd tussen Gene Hackman en Denzel Washington over het welles-nietes afvuren van de nucleaire raketten. Zo vliegt de tijd voorbij. In Dubai mogen we er even uit, juist de tijd om je benen even te strekken en door de taxfree te wandelen, of men roept ons alweer voor de verdere vlucht.

En dan loopt het mis... Bij het opstijgen is er aan onze kant -links- een hoogst eigenaardig geluid; precies of een stuk van de vleugel wil afvallen. Maar abrupt houdt het lawaai op en ik besteed er verder geen aandacht meer aan. Rik heeft quasi direct in de mot dat er iets scheelt : we gaan terug, zegt ie. Als ik door het raampje kijk, zie ik inderdaad weer de lichtjes van Dubai, en we stijgen zeker niet meer. Onmiddellijk daarop komt de mededeling van de piloot. 'Zoals u al gemerkt zult hebben, hebben wij problemen met één van de motoren. Die hebben we intussen afgezet en we keren nu terug naar Dubai. Dit is géén noodprocedure, we kunnen volkomen veilig landen op drie motoren.' We cirkelen nog wat rond, ik vermoed om brandstof te lozen want een 747 kan niet landen met volle tanks. Men heeft ons intussen verzekerd dat er op de grond alles aan gedaan zal worden om de pech te herstellen, maar als ik zie hoe we achter de hangars naar een afgelegen deel van het vliegveld taxiën, weet ik genoeg : we gaan hier vandaag niet meer weg...

We zijn een beetje gaan wandelen en achter in het vliegtuig heb ik kennis gemaakt met 2 Sri Lankanen die uit Parijs komen voor de begrafenis van hun moeder morgen. Zij hebben wel degelijk vuur uit de buitenste linkermotor zien komen. Na enige tijd begint de crew met het bestellen van drank en eten en dan besef ik dat het nu wel zeker is : dit ding vliegt vandaag niet meer...

Na zo'n twee uur aan de grond moet iedereen op zijn eigen plaats gaan zitten; 34 gelukkigen mogen eraf om op een vlucht van Air Lanka de vrije plaatsen in te nemen. Onze 2 Parisiens zijn er wegens de begrafenis ook bij; de rest wat mensen met kinderen, wat ouderen, een paar die een dringende operatie te doen hebben en voor de rest wat kennissen van de crew zeker? Rik kan er zich niet bij neer leggen dat we hier zullen stranden en doet nog een heldhaftige, maar vruchteloze poging om mij als hartpatiënt een voorkeursbehandeling te laten geven.

Het is zeker reeds een uur later als ook wij tenslotte het toestel verlaten. Ik zou niet graag in de schoenen van de station manager van KLM hier staan, want zo'n 300 mensen moeten nu ergens ondergebracht worden. Eerst is er nog het probleem van het binnenkomen in de Verenigde Emiraten : je moet hier normaliter een visum hebben; wij moeten ons internationaal paspoort afgeven; we zullen het pas morgenmiddag terugzien.

Na nog eens eindeloos wachten op onze bagage begint onze martelgang voorgoed : met al onze koffers én zak én trolleys een overvolle bus op. Een soort kamikaze-piloot slingert ons langs de talloze ronde punten naar het centrum van Dubai. Weer gesleur met bagage tot de receptie, bijna vechten om aan een sleutel te geraken, weer gesleur met het hele zootje naar kamer 1809. Het is 3u30 als ik tussen de lakens kruip. Men zal ons morgenvoormiddag verwittigen wanneer we weer verder kunnen; ik reken alvast op een scheerbeurt en een goeie douche.

8u10. De telefoon haalt me brutaal uit mijn slaap. Dat we 20 minuten hebben om gepakt en gezakt beneden te staan. Daar krijg ik te horen dat we 25 minuten hebben om te ontbijten waarna we vertrekken -per bus- naar het 160 km verder gelegen Abu Dhabi alwaar we om 12 uur de British Airways vlucht naar Colombo hebben. Deze plezierreis door de woestijn is uitsluitend gereserveerd voor de 35 jongsten. De rest zal pas 's avonds hier kunnen weggaan.

Maar ik ben blij dat we tenminste weer vooruit gaan. Zolang we in Dubai zijn, is er heel wat te zien. Overal hoge torengebouwen, jongens, hier zit poen! en nog in volle expansie. Maar eens we de woestijn inrijden is er alleen nog zand, stenen en stof. Om de zoveel km hebben de snuggerds zo'n dubbele verhoging (hump) in het wegdek gebouwd waar je met zo'n 5 km/u over moet rijden.

Maar toch geraken we voor twaalven op het vliegveld en eens we onze reispas terug hebben, kunnen we inchecken. Ik ben het nu zowat zat en geef ook de trolleys als bagage mee.

In een nieuw-ogende DC10 zitten we in het middendeel, maar dat stoort me zelfs niet eens. De service is voortreffelijk, het eten heel lekker en ik geniet ook nog van een spannende film,'The Net'.

En zo is het woensdagavond 18u50 als we, met bijna 17 uur vertraging op Katunayake Airport landen.

Nayagaran en Peepee zouden ons hier vanmorgen komen afhalen, maar die zullen er uiteraard niet zijn.

Ik heb al vlug een chauffeur gevonden en we trekken weer naar ons hotel van vorig jaar, Brown's Beach in Negombo. Op mijn vraag of we geen discount krijgen als trouwe klant, geven ze ons een mooie kamer. Pal naast de lift trekken we rond 20 uur kamer 334 binnen.

Bij PP thuis hebben ze telefoon. Maar noch hij, noch zijn vader zijn thuis. 's Avonds zal eerst zijn vader bellen, Rik belt later weer dat we hier tenslotte zijn aanbeland en of PP morgen kontakt opneemt...

We genieten van onze eerste Royal Pilsner aan de bar; het is weer net of we nooit zijn weggeweest.

Donderdag 9.11 Het is net acht uur geweest als de telefoon me wakker maakt : de receptie met de melding dat ene Pryankara Werasinghe beneden staat te wachten. Eerst mag hij niet naar boven komen (geen bezoekers op de kamer!), maar na enig aandringen en vergezeld van de bell boy mag het dan toch. Het weerzien is uiteraard verschrikkelijk... aangenaam en emotioneel natuurlijk. We gaan samen ontbijten.

Wij doen het relaas van onze sukkeltocht hierheen; hij vertelt dat hij Nayagaran niet gezien heeft bij de luchthaven. Ik vertel hem dat hij geschreven heeft dat ie nu in een Pakistaans restaurant in Colombo werkt, maar ik weet noch naam noch adres noch telefoon.

Van Mihindu taal noch teken, maar ik denk dat die pas opdaagt eens we in de Triton zijn.

Daarna gaan we tot bij het reisbureautje waar we vorig jaar onze wagen en chauffeur huurden. Ook nu laat ik prijs maken voor dezelfde rondrit als toen.

Ik besluit daarna naar Colombo te trekken waar ik één en ander te doen heb. Rik gaat intussen een kamer reserveren voor PP en Nayagaran; ik voel dat hij wel komen zal. Buiten herken ik meteen de eerste chauffeur die ik tegen het lijf loop : het is met hem dat ik vorig jaar een nogal luid meningsverschil had toen Fernando ons kwam oppikken. Hij herinnert het zich niet meer -zegt ie toch. Eden, zo is zijn naam, blijkt de voorzitter te zijn van de 'Drivers' Association of Negombo'. Ik vertel hem van onze plannen en we spreken af dat ik hem vanavond op de hoogte breng van de prijs van Sunway's. Ik zeg hem dat we een serieuze 'van' moeten hebben, omwille van al onze bagage en ook straks nog wat konijntjes om mee te nemen onderweg. Ik weet nu al dat hij onder de prijs zal willen blijven...

 

De rit naar de hoofdstad duurt een uurtje en ik stel tot mijn verbazing vast dat er zelfs minder wegversperringen zijn als vorig jaar.

Men heeft ons in het hotel al verteld dat het de drie dagen voor we aankwamen praktisch continu heeft geregend : langs de weg zie ik er de duidelijke sporen van. Talloze armoedige huisjes staan in het water.

We parkeren nabij het station in Fort. Eerst gaan we hier mijn treinticket voor de observatiewagen reserveren. Deze keer zal het dus gaan lukken : voor 185 roepies treinen we zondag van Kandy naar Badulla!

Langs talloze winkeltjes en stalletjes waar je zo ongeveer alles kunt kopen, loodst hij me naar een grote boekhandel waar ik na enig zoeken toch vind wat ik nodig heb : 'Spoken Singhalese for Foreigners'; we kunnen aan de slag.

Omdat het heel moeilijk is je wagen hier kwijt te raken, lopen we te voet tot in het volle handelscentrum waar ik in een grote sportwinkel echte, lederen cricketballen vind. Ik heb er zo één beloofd aan de kleine van het strandrestaurant bij de Triton. Ik koop er 3; ik zal er wel iemand plezier mee doen.

Van het heen en weer lopen in de drukkende warmte hebben we dorst gekregen. We trekken de 14 verdiepingen hoge Ceylinco toren op waar we op het overdekte dakterras een prachtig uitzicht hebben over Colombo. Pal hiernaast staan de 32 verdiepingen hoge torens van het WTC, nog niet helemaal af. Eden toont me ook waar de getroffen oliedepots staan.

 

Als we na de lange rit weer in het Brown's zijn aanbeland, ben ik net op tijd om met PP en Rik te lunchen.

Wij installeren ons daarna in de tuin, PP gaat een beetje slapen. Een uurtje later -ik ben ook wat weggeduusd- word ik wakker gemaakt door een erg bekend en geliefd gezicht : jawel, Nayagaran is er!

Vandaag heeft ie een vrije dag genomen; hij veronderstelde wel dat we hierheen gekomen zouden zijn.

Bij een biertje bespreken we hoe het verder moet. Nayagaran wil wel de hele toer met ons meedoen; ik zeg hem dat ik niet wil dat hij zijn job op het spel zet. Voor PP is er normaal geen probleem. We stellen de beslissing uit tot morgen...

We hebben inmiddels telefoon gekregen van Sunway's of we willen binnenwippen voor meer nieuws. Een vriendelijk meisje (Scandinavisch ?) vertelt dat ze 'het' kunnen doen voor 480 $! Als ik haar zeg dat we vorig jaar 350 betaalden, blijkt ze na enig rekenwerk het ook nu voor die prijs te kunnen. Verdien je zomaar 130 $ in 2 minuten! Ik beloof haar vanavond al of niet te bevestigen.

In het winkeltje aan de overkant kopen we onze 130 kaartjes voor het thuisfront; zij vinden er elk een paar strandsloffers.

Na de douche steken we hen voor de eerste -maar niet de laatste keer- in het nieuw. Elk een mooi jeanshemd en -broek; een paar nieuwe docksteps voor PP -Rik geeft hem de verkeerde, de mijne namelijk, maar soit... Nayagaran heeft al in maanden geen alcohol meer gedronken en hij is 'little bit drunk' als we gaan eten. Maar het loopt niet uit de hand en we kunnen rustig slapen gaan.

 

Vrijdag 10.11 Ik kan het niet helpen : om zes uur ben ik klaarwakker en besluit nog maar es naar de vismarkt te gaan kijken.

 

Op straat komt er algauw een man naast me lopen. Hij vertelt dat het water in zijn huisje vier dagen geleden zo hoog stond (hij wijst ongeveer tot zijn hoofd) maar dat het nu al gezakt is tot zijn knieën. De regering heeft voedsel beloofd, maar nog niets gegeven, zegt ie. Hij is nu op weg om wat vis te kopen. Ik neem hem mee in een inmiddels opgedaagde tuk-tuk. Als hij om een paar roepies vraagt, geef ik er hem 100. Voor hij al te dankbaar kan zijn, verdwijnen we richting markt.

Bij de vismarkt is het net als vorig jaar; ik voel me er helemaal geen vreemde meer en wandel op mijn gemak hier en daar filmend tussen de mensen en de standjes.

 

Bij de 'kleine vis'markt aan zee valt het me voor de eerste keer op dat er geen school is. Ook de kinderen, groot en klein zijn ingeschakeld om de visjes uit de netten te halen. Het weer is nogal onzeker -het lijkt wel of het gaat regenen- en er wordt (voorlopig?) geen vis te drogen gelegd.

 

Als we samen aan het ontbijt zitten, zie ik in de verste hoek de verzamelde managers van Aitken & Spence. De vroegere manager van Triton, meneer Ratnayake is nu supervisor. Als ze weggaan, haast ik me gedag te zeggen. Hij stelt ons voor aan Rochan Fernando, de (bevorderde) nieuwe manager in Triton.

We hebben gisteravond nog Eden gezien; uiteraard kon hij ook voor 350 $ de trip doen. We hebben afgesproken dat we nu naar de bank de dollars gaan wisselen voor roepies; in de namiddag wil ik de wagen zien.

Intussen hebben we ook met Nayagaran afgesproken dat ie nu weer werken gaat; op 15 november zal hij - ZIJN uitvinding- een voor hen bekende, maar ons vreemde ziekte krijgen die hem 14 dagen uit circulatie zal houden...Donderdag de 16e komt hij naar Hambantota. PP belooft dat hij morgen terugkomt om met ons naar Kandy te trekken.

 

We zetten hen af bij het busstation. Voor we de Seylan bank binnen kunnen, worden we elektronisch gefouilleerd; ook mijn videotas wordt nauwkeurig onderzocht. Dus toch verhoogde waakzaamheid. Ik schiet er stiekem wat beeldjes, maar als één van de veiligheidsmensen me in de gaten krijgt, is het afgelopen.

In de tuin van het hotel beginnen we aan het lange karwei van de kaartjes. Eerst plak ik de mailing etiketten erop. Aan tafel bij de bar schrijven we dan de tekst, om beurten. Ik scheur de postzegels los van het vel en plooi ze op per 10; Rik maakt ze op een geïmproviseerde spons nat en kleeft ze vast. Mogen jullie gerust eens weten dat we hier meer dan 2 uur zoet mee zijn. Besef je dat wel als er weer zo eentje in je bus valt? Maar toch graag gedaan hoor!

 

We verzenden in een kantoortje in de buurt onze eerste fax naar Peter, want die heeft nog geen weet van onze avonturen. Na de lunch komt Eden ons ophalen om even verder bij het Blue Oceanic Hotel de camionette te gaan inspecteren. Het is een verlengde Toyota Hiace, zo te zien in prima conditie. Nu nog afwachten wat voor chauffeur we morgen krijgen.

We maken van de gelegenheid gebruik om dit en het hiernaast gelegen Royal Oceanic Hotel te inspecteren. Eerst had ik er nog aan gedacht hierheen te komen, maar al bij al blijken we nog het best te zijn in ons Brown's Beach. Als we later buiten bij het kantoortje van Sunways nog een biertje drinken, word ik heel ongemakkelijk want het vriendelijk meisje dat ik beloofd had te verwittigen, zit hier ook. Ik verontschuldig me en zeg dat ik een beter aanbod gekregen heb... Ze is er gelukkig niet nukkig om.

Later op de avond laat PP nog weten dat hij morgen ook niet mee komt. Het schiet me te binnen dat hij vertelde een afspraak te hebben met een 10-tal vrienden om een drietal dagen ergens in de buurt van Kandy

te vertoeven...

 

Zaterdag 11.11 Er wonen in deze streek heel veel afstammelingen van de Portugese bezetters en ik ben niet echt verwonderd als ook deze keer onze chauffeur Fernando blijkt te heten. Hij heeft 12 jaar als driver in Koeweit gewerkt, samen met Eden, vandaar!, en het ziet er naar uit dat hij zijn stiel kent.

Langs de achterkant van de luchthaven, ook hier weer controle en soldaten, komen we via binnenweggetjes tenslotte op de hoofdweg naar Kandy.

 

Als ik bij mezelf zo een beetje de som van onze bagage en bezittingen aan het maken ben, kom ik tot de onthutsende vaststelling dat ik Riks portefeuille niet heb. Ik reconstrueer de feiten : er is maar één mogelijkheid : die hufter bij de safe heeft mij de 2 mapjes met geld en papieren weergegeven, maar de portefeuille niet. Fernando bewijst voor de eerste keer dat ie van wanten weet; hij stopt om te telefoneren. Ik herken meteen het Maithree batik atelier waar we 3 jaar geleden met Wicky gestopt zijn. Al zijn we hier nog maar zo'n 50 km van Negombo, toch verloopt het gesprek met mijn vinger in mijn oor en luide stem. Jawel, men controleert de safe en jawel, portefeuille ligt erin. We spreken af dat ze die laten bezorgen in Triton.

Fernando stelt voor dat hij later uit Kandy de hele weg weer heen en weer gaat om het kleinood op te pikken, maar ik kan hem ervan overtuigen dat het later wel in orde komt; voorlopig hebben we die toch niet nodig.

Opgelucht met die wetenschap stoppen we even in Kegalla want ondertussen hebben we ook 'thibahai' gekregen. In een lekker koel restaurantje groeien de tropische planten zeker zo'n 12 meter hoog!

 

Even na de middag draaien we weer de steile weg naar hotel Thilanka op. Ook hier wordt voor de slagboom open gaat, alle bagage grondig bekeken. De allervriendelijkste reservations manager haalt apetrots onze faxen boven : ons logo valt hier duidelijk in de smaak. Ze vindt het jammer dat we maar 1 nacht blijven; we maken er volgend jaar twee van, verzeker ik haar. We krijgen dezelfde kamer als vorig jaar; zegt ze, maar als we op het tweede verdiep naar 305 trekken, weet ik dat we toen niet hier, maar op het eerste waren. Mijn visueel geheugen laat me zelden in de steek.

Weer lijkt het of we thuisgekomen zijn : een biertje, de lunch; 's avonds zien we ook één van de obers weer, voorwaar ook een hartelijk weerzien.

 

Met een tuk-tuk die groenten komen leveren is, fietsen we naar het postkantoor om onze post te laten afstempelen.

Hier wordt het even chaotisch : de hele straat is met politie en soldaten afgezet; ik vrees al dat er een aanslag is geweest. Een behulpzame vent, maar zo zijn ze hier eigenlijk allemaal, legt ons uit dat deze namiddag het splinternieuwe postkantoor officieel geopend wordt door één of andere hoge piet.

Na enig overleg worden we onder escorte het gebouw binnengeleid. En zo komt het dat jullie kaartjes, nog vóór de eigenlijke opening, hier afgestempeld worden. We kopen er ook de speciale omslag mét speciale stempel, want zoiets maak je hier maar éénmaal mee, denk ik.

 

Als we langs de ontelbare winkelstalletjes terugwandelen, kopen we één en ander. Eerst een rugzakje, want mijn vertrouwde, klassieke zwarte tas ben ik in Zaventem bij de eerste controle al kwijtgeraakt. Dan een London-horloge voor PP, want zijn oude is stuk. (Maar blijven ze toch verder dragen, al ontgaat me de zin ervan. Maar wie ben ik?) Een mooie klassieke Seiko voor Nayagaran, want de Cresta van vorig jaar heeft het ook begeven. Een klein portefeuilleke voor Rik, want morgen moet ie alleen op stap. Even verder is de handgreep van mijn videocamera weer losgekomen. Thuis had ik reeds de velcron-strip moeten lijmen, maar door de warmte is die nu weer losgeraakt. Ik heb hier al verscheidene schoenmakers aan het werk gezien, en ik weet niet wie er nu gelukkiger is. Ik, omdat de velcron zo professioneel wordt vastgelijmd dat ie in geen honderd jaar nog loskomt, of de hersteller en de mensen errond, blij en tevreden met de ongewone belangstelling en de roepies.

 

Bij de Tempel van de Tand is er zeer strenge controle. Zo'n 100 meter voor de tempel is alles afgezet en je moet door een kleedhokje voor je verder kan. Ook hier zit de vrees voor aanslagen er duidelijk in.

Net zoals vorig jaar lees ik bij een biertje op het binnenterras van het Queens's hotel de Daily News. Ik voel me haast geen toerist meer hier.

 

's Avonds eten we rice & curry zoals de echten en hebben later nog heel wat pret met onze gekke obers.

Op het tv nieuws zie ik gruwelijke beelden van een zelfmoord-bomaanslag in hartje Colombo. Een man en een vrouw, helemaal omwikkeld met explosieven, hebben er geprobeerd het leger hoofdkwartier binnen te geraken.

 

Toen ze nauwkeurig gecontroleerd werden, hebben ze zichzelf en nog 17 anderen in de lucht geblazen. 's Anderendaags lees ik in de krant dat er ook nog 59 gekwetsten zijn gevallen. Er staan ook heel realistische, nietsverbergende foto's in. Bij ons ondenkbaar, maar hier heel gewoon : het hoofd van de terrorist, netjes gescheiden van de romp; wat arm- en beenresten tussen het puin. Ik denk eraan dat ik pas twee dagen geleden dicht in die buurt ben geweest.

 

Zondag 12.11 Er staat op mijn reservatiebriefje 8u50, maar we zijn wat vroeg vertrokken en om goed half negen sta ik reeds op perron 3 te wachten op mijn trein, de Podi Menike. Als het 9u25 geworden is, komt iemand me zeggen dat we nog een half uurtje geduld zullen moeten hebben. Ik maak van de gelegenheid gebruik om nog een flesje water in te slaan. Men heeft me wel verteld dat er op de trein drinken te verkrijgen is, maar toch betrouw ik het niet helemaal.

 

Het is bijna 10 uur als we uiteindelijk het station van Kandy achter ons laten. Ik nestel me met mijn foto -en videomateriaal op de eerste rij; naast mij komt een lijvige man zitten met alleen maar een soort grote aktentas mee; voorwaar al zijn bagage. Ik meen hem te herkennen van op onze rampzalige vlucht. Inderdaad, onze man blijkt een heuse Kees te zijn, Rob Oomes. We zullen elkaar later veel beter leren kennen.

Er zit ook nog een koppeltje Fransen en wat autochtonen. De eerste 30 km lopen parallel met de weg, en die ken ik reeds goed. Het is hier nog vlak en onze machinist heeft er duidelijk zin in wat van de verloren tijd goed te maken. We gaan met zo'n helse vaart op de ongelijk liggende sporen dat ik onwillekeurig denk dat we de lucht zullen ingaan. Rob probeert warempel de krant te lezen, maar als ie ei zo na een paar keer uit zijn zetel kiepert, heeft hij het ook wel begrepen.

 

In de buurt van Gampola blijven we voor de eerste keer ongeveer een kwartuur stilstaan. Het is hier allemaal enkel spoor en we moeten eerst wachten tot de trein uit de andere richting voorbij is.

Na Nawalapitiya begint het spoor te stijgen en het gaat nu nog slechts met zo'n 35 km/u vooruit. We beginnen door de theevelden te klimmen -onze Rob heeft dit nog nooit gezien; ik speel behulpzaam gids want ik ken dit land toch al tamelijk goed. In Wattawala komt er vanop een zijspoor een trolley aangereden met zo'n 5 man erop, die tot onze stomme verbazing met alleen maar een touw aan onze wagon wordt vastgemaakt. Later lees ik dat zij het spoor moeten controleren. In deze buurt is trouwens nog in 1992 tijdens de moesson een heel stuk grond én spoor weggespoeld.

 

Een eindje verder, ik ben voortdurend door het raam aan het kijken op zoek naar mooie plekjes, blijft onze trein voor de eerste keer stilstaan waar ie volgens mij helemaal niet stil hoeft te staan. Ik voel hoe de lok twee, drie keer aarzelend probeert en tenslotte toch weer op gang raakt. Maar de rookpluim uit de schoorsteen wordt grauwer en zwarter. Ik zeg tegen Rob dat onze trein straks ook nog in panne valt. 'Kan niet, joch. Eén keer, ja, maar twee keer op dezelfde reis...'. Ik vraag hem of hij dan de wet van Murphy niet kent, en nee, die kent hij niet. Als het begint slecht te gaan, dan wordt het alleen maar erger, dat is Murphy's law en even verder wordt die praktisch toegepast.

 

Het is 13 u. Na een klein kwartuurtje komt men doodleuk melden dat de diesel in brand geschoten is (die was al goed olie aan het stoken toen ik die rook zag), dat er dus een andere lok moet komen en dat dit wel zo'n 2 uur zal duren. Ik besluit eerst mijn lunchpakketje uit de Thilanka aan te spreken.

Onze noodstop blijkt eigenlijk nog mee te vallen, want we zijn op zo'n 300 meter van Hatton gestrand. Met pak en zak wandelen we tot aan het kleine stationnetje. Volgens schema hadden we hier moeten zijn om 12 uur. Op het perron wachten zeker zo'n 70 mensen op een trein die misschien nooit komen zal.

Maar ik heb hier al geleerd dat tijd uiterst relatief is. Don't worry, be happy...

Na enig speurwerk slaag ik erin de chef of wat ervoor moet doorgaan, te pakken te krijgen. Of ik vandaag nog wel in Badulla geraak? Ja, maar het zal wel laat worden...

 

In het kleine 'restaurantje' koop ik een grote fles water; Rob krijgt gratis rice & curry aangeboden en -het zou geen Kees zijn- laat het zich smaken. Gelukkig heb ik nog deze lepel en vork gepikt op het vliegtuig, zegt ie niet zonder trots. De curry is uiteraard naar Sri Lankaanse maatstaven en bij wijlen denk ik dat arme Rob ontploffen gaat : het zweet stroomt van zijn gezicht. Na de thee dommelt hij in.

Ik ben buiten gaan staan, want het wordt me een beetje te benauwd daarbinnen. Om 14u30 komt de Podi Menike uit Badulla hier aan. En nu gebeurt er tenminste iets, al is er telkens wel zo'n halfuurtje tussen. Ik vertel Rob dat ik de hele procedure al doorzien heb en de zaak in het oog zal houden. Busje komt zo...

Voor het eerst in bijna acht jaar krijg ik zin in een sigaret. Als ik hem zeg : je zou van ellende nog weer beginnen roken, blijft hij er bijna in van het lachen.

 

Eerst wordt de lok ontkoppeld; die rijdt tot onze gestrande trein en trekt die het stationnetje binnen. Kunnen we alvast weer op onze bevoorrechte kommentaarspost gaan zitten. Rob is intussen weer ingedommeld. Nu wordt onze kapotte lok aan de andere trein gekoppeld. Dan komt er uit de andere richting een andere, maar lichtere lok aan, die niet sterk genoeg is om het hele klimtraject naar Badulla af te leggen. Dus moet de andere lok aan onze trein, en de lichtere aan die naar Kandy. Maar omdat er telkens van spoor gewisseld moet worden duurt het tot 15u40 voor we, en nu reeds in de regen, Hatton buitenrijden. Hatton, ik vergeet je nooit...

 

Maar we hebben toch nog een beetje geluk ; het is opgehouden met regenen en het landschap waar we nu door rijden, is effenaf fantastisch. Steeds hoger gaat het, langs prachtige watervallen en eindeloze vergezichten. Het eenzame stationnetje van Great Western, midden een uitgestrekt, desolaat plateau; we zijn hier reeds op 1614 mt hoogte. Het is bijna 17u als we Nanu Oya, het station voor Nureliya en waar Rob er uit gaat, binnenrijden. Ik heb nog 4 uur voor de boeg.

Na de theevelden en de bossen komen we nu op het hoogste punt van de spoorweg, maar het begint al donker te worden en ik zie het bord dat het hoogste punt aangeeft, 1911 mt niet. Kort daarna is het pikdonker. De trein stopt in elk station en dat is nu de enige manier om me nog te oriënteren. Als na Banderawela mijn laatste gezel uitstapt, ben ik moederziel alleen overgebleven.

 

Na Ella, ik weet hoe mooi het hier is maar zie geen bal, begin ik op te letten. Ik weet dat na de laatste tunnel, voor Demodera, de trein dicht bij Premadasa's huisje voorbij komt. Eerst laat ik me nog bedotten, er komt natuurlijk nog een tunnel, maar dan weet ik het precies : ik zend heel mijn aura uit naar mijn knul; ik weet wel dat het niets uithaalt, maar voor mij is het op dat moment heel belangrijk. Twaalf uur later zal ik hier weer zijn, lopend op de rails...

 

Het is negen uur als we eindelijk in Badulla zijn beland. Gelukkig hebben Rik en Fernando kontakt opgenomen met het station; ze wisten dat ik nu pas zou aankomen. Ik ben maar wat blij als ik ze op het perron zie wachten. Mijn eerste kennismaking met de Sri Lankaanse TGV (trein met grote vertraging) viel niet helemaal mee, maar ik denk dat ik het volgend jaar toch maar weer probeer. Ik moet toch dat tweede stuk ook zien...

 

Het is voor mij na de lange, vermoeiende dag heerlijk thuiskomen in ons oud vertrouwd hotelletje, in dezelfde kamer als vorig jaar. Gelukkig heeft Rik ook onze boodschappenlijst afgewerkt en de kadootjes gekocht. Hij is ook bij Plan langs geweest en na enige moeite ( het kantoor is gesloten op zon-en maandag)

afgesproken dat er ons morgen iemand om 8 uur komt ophalen.

 

Voor het eerst zien we op tv dat het er in het noorden serieus aan toe gaat, maar het leger maakt gestaag vorderingen. Rik had begrepen dat het vanavond steak was, maar het blijkt om een vis-steak te gaan. Het is nogal droog, maar ik heb nog niet veel binnen vandaag en laat het me smaken. Nog en stevige arak en dan gaan we onder de wol.

 

Maandag 13.11 Het revolutionair douchesysteem heeft een wat moderne adaptatie gekregen en ik maak er 's morgens dankbaar gebruik van om al het vuil van mijn lange treinreis weg te spoelen. Ook mijn baard van 2 dagen ver moet eraan geloven want voor Premadasa wil ik op mijn best zijn. Voor de verandering gaan we deze keer eerst naar mijn jongen. Ik rijd met Fernando eerst nog naar stad want ik heb nog geen kadootje voor Prema's zus. Als we terugkomen, staat dezelfde chauffeur (Suni) die ons de allereerste keer naar Raja gevoerd heeft, al klaar, samen met een vriendelijke begeleider, Dewa, die voor de vertaling zal moeten zorgen.

 

Ik zou de weg naar Prema's huisje gerust alleen vinden, en ben dan ook hoogst verwonderd als we het stationnetje van Demodera links laten liggen en verder rijden over de weg naar Ella toe. Eerst pikken we nog twee community werksters op die ons ook zullen vergezellen. Dan rijden we een eindje terug tot bij de afslag met het bord 'Meeriakelle Bungalow'. We volgen dit weggetje tot aan een bruggetje. Hier laten we de Pajero achter. Langs een klein kerkhof klimmen we tot we weer bij de spoorweg zijn aanbeland. En dan ken ik de weg : het spoor volgen tot zo'n 100 meter voor de tunnel; rechtsaf naar beneden. Nog voor we zover zijn, is Prema me al tegemoet gekomen. Ik hou me niet meer in en pak hem stevig vast. God, wat heb ik hier naar verlangd! Hij is veel gegroeid, wordt straks in maart 18 en zowaar een mooie jongen. Behulpzaam helpt hij me het steile pad naar beneden. Daar bij het huisje volgt de tradtionele ayubowan met vader, moeder en zus.

 

Algauw zitten we weer in de 'living'; veel is er niet veranderd. Ik zie dat het dak bijna helemaal met pannen is belegd. Al kennen we elkaar nu al en al is het de derde keer dat we hier zijn, toch is Prema een stille jongen gebleven. Nog altijd zegt hij weinig, en vooral erg stilletjes.

Toch hoor ik dat hij bij zijn examens voor O-level vorig jaar enkel gezakt was voor wiskunde (was ook mijn beste vak niet) en straks de boel nog es overdoet. Als hij slaagt, wil hij verder studeren.

Als ik vraag of mijn horloge dat ik hem vorig jaar gaf, nog werkt, gaat hij het vlug omdoen.

Het wordt stilaan routine : het uitdelen van de geschenken, thee drinken en zoetigheden knabbelen, foto's nemen. Hij nodigt ons weer uit voor de lunch, maar het is nog erg vroeg en we willen deze mensen geen last bezorgen. Ik hoop volgend jaar zoveel Singhalees te kennen dat we een eenvoudige conversatie kunnen voeren; dan blijf ik zeker langer hangen.

 

Van Prema krijg ik deze keer een eenvoudig houten vaasje met wat kunstbloemen in. Het zal helaas het transport niet overleven, maar ik plak het straks wel weer aan elkaar.

Aan Dewa heeft vader voorzichtig gevraagd of ik een foto wil nemen van pa en ma met hun koe; voor ons nogal onbegrijpelijk, maar voor deze arme mensen vertegenwoordigt het dierbaar beest een fortuin. Trots poseren ze met ja, ik ben de naam wel vergeten zeker!

 

Ik vertel Dewa dat ik graag een adres zou krijgen van dit gezinnetje, want als Prema straks 18 wordt, is hij niet langer Plan-kind en stopt normaliter mijn Foster-schap. Het is allemaal nogal gecompliceerd, hoe ga ik bijgod kontakt onderhouden met die mensen hier? Dewa stelt voor dat ik eventueel straks Prema's zus, ze is nu 15, als Foster child zou nemen ; op die manier kunnen we alle contacten onderhouden.

Als we op de helling naast het huisje weer es een kokos geplant hebben als herinnering aan dit magisch moment, wordt het tijd om terug te keren. De weergoden zijn ons al een hele tijd goedgezind en dat willen we best zo houden. Nu begint het te druppelen, maar het gaat gelukkig vlug over.

 

Hand in hand loop ik weer over diezelfde sporen; ik wou dat ik hier blijven kon. Bij het bruggetje laat ik Rik nog wat foto's nemen; Premadasa kruipt heel dicht tegen me aan : hij ziet me ook niet graag gaan.

Suni heeft intussen de jeep gedraaid; het afscheid is weer hard. Ik druk mijn jongen nog één keer stevig tegen me aan, nog een handje en een zwaai, en dan verlies ik hem in de bocht uit het oog...

 

Op de radio is er een onnozel liedje; Dewa voelt onze triestheid aan en probeert ons met wat uitleg te verstrooien. Het begint met 'badiginni'(honger), en de rest van het liedje is eigenlijk een aaneenschakeling van 'banana, banana, banana enz.'. Het wordt één van onze klassieke meezingers.

 

Na de lunch (Rik worstjes, ik kip) gaan we te voet tot in het centrum van Badulla. We kuieren wat rond de winkeltjes en als het weer serieus begint te regenen, zoeken we beschutting op de markt. Hier lopen bijna nooit toeristen en we hebben overal veel bekijks.

 

's Avonds bij onze gin & tonic aperitief worden we aangesproken door een minzame man met een kleine jongen bij. Hij stelt zich voor als ex-captain van de Sri Lankaanse Navy, is nu hier districtmanager voor een distilleerderij en nodigt ons uit om morgen bij hem thuis te komen eten.

Nandin Chandradeva geeft ons zijn kaartje, we beloven hem morgennamiddag te bellen. De man is licentiaat in kunst en filosofie en het kost me weinig moeite Rik ervan te overtuigen dat dit wel es een interessant kontakt zou kunnen zijn. In het restaurant zit hij met zijn vrouw en drie jongens te eten; we horen later dat het voor de verjaardag van de tweede was. Het blijkt ook de eerste keer te zijn dat hij hier in het hotelletje komt. Gek toch, hoe al die toevalligheden in elkaar blijken te passen?

 

Dinsdag 14.11 Om acht uur trekken we naar het Plan-kantoor, hier vlakbij in de straat en vatten de lange tocht naar Raja aan. Ook zijn huisje zou ik moeiteloos alleen vinden. Eerst gaat het over de bijwijlen nog nauwe, slingerende B-weg noordwaarts. Men is druk aan het werk om de weg wat breder te maken. Waar men kan heeft men, zelfs met de grote middelen, de bochten verbreed. Dat is hier wel nodig, want tijdens elke moesson glijden hele stukken grond weg. Overal liggen bomen en boomstammen om straks, aan stukken gezaagd, als brandhout te dienen.

 

Aan kilometerpaal 25 draai je rechts een nog kleinere weg in tot in het dorpje Migahakiula. Hier pikken we in het sub-office de community worker op. Even verder, waar Raja vorig jaar stond te wachten, draai je weer rechts de door Plan aangelegde 'weg' in tot je niet verder meer kunt. Dit is Polgaharaawa, een dorpje zo diep in de jungle, veel meer afgelegen als waar Prema woont.

 

Bij het nu verlaten schooltje wacht Raja met een klein gevolg. Ook met hem is het weerzien emotioneel, en toch is het of je elkaar nog niet zo lang geleden gezien hebt. Hij is zowaar nog meer man geworden als Prema, al is hij een jaar jonger. Een grote, sterke kerel die Rik toch nog niet boven het hoofd gegroeid is.

Hand in hand wandelen Rik en Raja naar zijn kleine huisje toe, hoog op de helling. Vorig jaar was er hier bijna helemaal niemand, maar nu is iedereen present: vader, moeder, getrouwde zusters met hun kinderen. Er zit er zelfs al één bij die voor boeddhistische monnik gaat. Ik denk dat ze vorig jaar vergeten hadden de familie te verwittigen van onze komst; zo chaotisch was het toen.

 

Enigszins tot onze verbazing is er van de geplande bouwwerken nog niets begonnen; de stenen liggen er nog net hetzelfde bij als vorig jaar. We zullen later uitleg vragen.

Ook hier volgt het bezoek het stilaan vertrouwde patroon van wat gepraat, het controleren van de correspondentie, het uitdelen van geschenken, de souvenirkiekjes.

In tegenstelling tot Prema, die de zijne niet lang had opgezet, wil Raja maar al te graag poseren met zijn Dzjing's cap.

 

Als we het kleine kamertje worden binnen gevraagd voor thee, bananen, rijstkoekjes en zoetigheid, leg ik het graag op foto vast. Ik laat Raja, die uiteraard nog nooit een camera in zijn handen heeft gehad, zelf een foto nemen binnen. Hij is dolenthousiast en wil ook de meute buiten erop zetten. Het resultaat valt nog best mee, al staat er wel wat gras teveel op... Maar voor een beginner zou ik zeggen : je hebt talent man!

 

Ook hier is de taalbarrière het grote struikelblok. Ook de community worker is hier nog maar drie maand actief en kent dit gezin nog niet.

 

Na verloop van tijd weet niemand eigenlijk nog wat te zeggen en je kan toch niet blijven filmen of fotograferen. Tegen goed 12 uur besluiten we de lange weg terug aan te vangen. En voor de vierde keer trekken Rik en Raja weer hand in hand de heuvel af.

Bij het schooltje is het ook voor hen nu tijd om weer afscheid te nemen. Ook ikzelf neem Raja nog eens goed vast. Tot volgend jaar jongen...

 

Bij het Plan-kantoor vullen we eerst het rapport over onze bezoeken in; daarna worden we ontvangen door de project-directeur.

Eerst heb ik het met hem over het probleem met de 18 jaar van Premadasa. We spreken tenslotte af dat het inderdaad het beste zal zijn dat ik mijn Fosterschap verder zet via Samanmali, zijn zusje. Tevens spreken we af dat als Premadasa verder wil studeren, we via Plan rechtstreeks geld kunnen overmaken. Ik wil er ook zeker van zijn dat het gestorte bedrag hier in België, ook daadwerkelijk, én helemaal hier terecht komt. Er wordt ons binnen korte termijn een evaluatie-rapport beloofd.

 

Daarna praten we het probleem i.v.m. Raja's thuis aan. Ik ben het speciale Sri Lankaans Engels al een beetje gewoon, maar toch is de verantwoordelijke bij zijn uitleg moeilijk te volgen. Het komt er toch op neer -en dat had de community worker me al laten doorschemeren- dat deze mensen erg moeilijk te motiveren zijn. Voor de meesten in die erg achterlijke gebieden is het leven van dag tot dag; als ze kunnen eten en slapen is het ongeveer voldoende; het leven herleid tot zijn meest essentiële vorm van eten, slapen, kindjes maken en opvoeden en sterven. De projectleider toont zich toch wat ongerust en draagt de verantwoordelijke op de zaak een beetje in het oog te houden, de ouders wat meer te motiveren en bij de werking te betrekken. Ook hier zullen we meer van horen, wordt ons ten stelligste beloofd.

 

Na de lunch (voor de verandering Rik kip, ik worstjes) vragen we Fernando ons eerst naar het Transworld kantoortje te rijden om er nog een fax voor Triootje te verzenden. Het is intussen weer flink aan het gieten; nu ja, het is aan deze kant regenseizoen en we hebben eigenlijk veel geluk gehad bij de bezoeken aan onze kindjes.

Daarna gaan we een kijkje nemen in een tweede hotelletje, maar na een vluchtige inspectie komen we algauw tot het besluit dat we nog het best in onze vertrouwde Dunhinda zitten.

 

's Namiddags hebben we de captain gebeld om onze afspraak te bevestigen; om kwart voor acht rijdt Fernando ons erheen. Men heeft hem in het hotel de weg uitgelegd, en hij bewijst zijn kwaliteiten. Al kent hij deze stad hoegenaamd niet, toch weet hij in het pikdonker het adres moeiteloos te vinden.

 

Eerst worden we ontvangen in een grote zitruimte (het huis is trouwens erg groot) waar ook nog de schoonzus met haar man en kinderen te gast zijn. Ik praat wat met de captain, terwijl Rik het algauw heel goed kan vinden met het kleinste zoontje. De andere 2 zonen zijn erg gemanierd; blijkt dat ze op een privé-school in Colombo zijn. Maar door de nu noodgedwongen vakantie, is moeder met de kinderen hierheen gekomen. Anders zit de captain hier moederziel alleen!

 

Op de schoorsteen pronken foto's : de captain staand achter de eerste minister; een staatsieportret; een foto van zijn speciale opleiding in de USA in een politieschool.

Pas als de andere gasten vertrokken zijn, worden ons drank en hapjes aangeboden. We denken dat we al geen eten meer zullen krijgen, want het is bijna 10 uur voor we aan tafel gevraagd worden.

De rice & curry is voortreffelijk en onze gastheer, die het gister uiteraard gezien heeft, is opgetogen dat we met de hand eten. Volgt nog dessert en thee terwijl we reeds allerlei informatie uitgewisseld en afspraken gemaakt hebben. De gastvrouw heeft vroeger op een advocatenkantoor gewerkt, en ze belooft uit te kijken om ons te helpen bij het zoeken naar een eventuele (vakantie)woonst voor later.

 

Voor we nog een cognac aanvaard hebben, geraken we niet weg. Fernando is ondertussen al die tijd op ons blijven wachten -men heeft hem in de keuken wel thee aangeboden- en het is warempel 12u30 als we terug in het hotel zijn. Het zal later blijken dat we van de hele reis hier het langst opgebleven zijn!

 

Woensdag 15.11 Na de lange, vermoeiende en zelfs vervelende rit naar het zuiden en de kust, komen we rond halfeen in het intussen ook vertrouwde Peacock Beach Hotel aan.

Ik was niet helemaal gerust in onze boeking, omdat we geen bevestiging hadden gekregen, maar zij hebben hier drie kopieën liggen van faxen die ze ons wel hebben toegezonden, maar die wij niet hebben ontvangen.

Als je hier ergens voor de tweede en zeker derde keer komt, word je behandeld als een VIP. Ook hier is dat niet anders en we krijgen een mooie kamer, 325. Ik vraag maar meteen dat ze de aangrenzende kamer reserveren voor de konijntjes die we vandaag of morgen verwachten.

 

Het is vandaag gloeiend heet en na de lunch installeren we ons bij het zwembad.

Manoj, de 'zwembadjongen', doet mij qua gezicht direct aan Mihindu denken. Hij is zoals iedereen trouwens heel vriendelijk, nieuwsgierig en behulpzaam. We geven hem een cap en wat stylo's; als hij overmorgen uit zijn thuishaven Ratnapura terugkomt, heeft hij drie half-edelsteentjes mee...

 

's Avonds is het heerlijk zitten op het terras van de bar met alleen maar de eindeloze branding als muziek. En dan worden we plots weggeroepen : PP is gearriveerd. Hij krijgt voor vandaag een andere kamer, want 324 is nog bezet. Hij heeft zich goed geamuseerd met de vrienden maar is ook heel blij hier weer bij ons te zijn. Ook wij doen ons relaas. Hij is een beetje verwonderd dat Nayagaran er niet is, maar ik verzeker hem dat die pas in de loop van morgen verwacht moet worden.

 

Dit hotel is steevast een stopplaats op de rondreizen van groepen, en ook nu is dat niet anders. Fransen, Belgen, Duitsers worden 's avonds bij het buffet aan hun tafel 'getrakteerd' op live muziek door één van de ontelbare Sri Lankaanse groepjes. Zolang ze hun eigen muziek spelen, is het prima, maar als ze aan de potpourri van Europese meezingers beginnen! Gelukkig gaan we altijd laat eten...

 

Donderdag 16.11 Rustdag bij het zwembad. PP demonstreert een tamelijk vreemde zwemstijl; hij slaagt er eigenlijk niet in boven te blijven. Als je op dergelijke belachelijke manier probeert je voort te verplaatsen, kan je volgens mij maar beter helemaal niet zwemmen.

Hij verveelt zich nogal, want in de zon liggen zegt hem uiteraard niets. Eerst gaat ie wat wandelen, dan praat hij een hele tijd met Manoj en ik kan hem tenslotte paaien met de discman en Michael Jackson.

Tegen vier uur wandelen PP en ik langs de zee tot in het dorp om wat te filmen; Rik blijft hier om een fax te schrijven en te wachten tot Nayagaran komt. Het is me vroeger al opgevallen, maar PP hanteert graag de videocamera; ik ben benieuwd om het resultaat te zien.

We keren langs de weg terug en plots zie ik stomverbaasd de patron van ons hotelletje in Badulla hier staan. Blijkt dat ze iemand naar Tangalle gereden hebben; nu moet hij nog de hele weg terug, zo'n dikke drie uur rijden.

 

Als we Rik opzoeken op het terras aan de bar, is ons konijn inderdaad geland : de verschrikkelijke 'ziekte' is gister begonnen; we lachen wat af die avond.

Ook nu weer gaan we aan het zingen; Nayagaran is verbaasd dat ik nog steeds de melodie ken van een van hun vorige liedjes. Wij houden het deze keer bij 'Margrietje, de rozen zullen bloeien'.

 

Op de kamer steken we hen voor de tweede keer in het nieuw. Als ze ook nog hun nieuw polshorloge toegestopt krijgen, weten ze niet meer hoe ons te bedanken. Maar dat blijft altijd het leuke : we weten wat we aan elkaar hebben, en dan heb je niet zoveel woorden nodig.

 

Dat Nayagaran nogal wat kan eten, is jullie intussen ook wel bekend. Het is echt een plezier om hem bezig te zien; soms denk ik dat hij in dagen niet heeft gegeten, en misschien is dat ook wel zo...

 

Vrijdag 17.11 PP, Nayagaran en ikzelf zijn om 6 uur afgesproken met Fernando. Ik wou graag nog eens terug naar het uitgestrekte wildreservaat van Bundala, hier niet zo ver vandaan. Zij zijn er nog nooit geweest.

Maar het valt me een beetje tegen; de vorige keer, in 92, waren we hier in de namiddag en dat blijkt toch beter te zijn. We zien deze keer heel wat apen, pauwen, vogels teveel om op te noemen, maar de wilde olifanten en kroko's zijn niet te speuren. Toch amuseren we ons.

 

Wij installeren ons weer aan het zwembad en na wat waterpret gaan PP en Nayagaran in de schaduw zitten praten, eerst met Manoj, dan met de duty manager. Om onduidelijke redenen wil PP naar huis; hij belooft morgen terug te komen naar Weligama. Ook toen hij in Triton werkte, trok hij om de haverklap naar huis, zegt Nayagaran. We plagen hem ermee dat ie geen dag zonder zijn moeder kan...

Wij gaan iets kleins eten op ons terras; voor Nayagaran organiseren we rice & curry, maar dat moet hij in het restaurant gaan opeten. Eerst wil hij niet, omdat hij bij ons wil blijven, maar ik kan hem tenslotte toch overtuigen.

Reeds in Negombo hadden we kunnen zien hoe zijn schoenen compleet kapot zijn; in de ene zit onderaan een gat zo groot als een ei. Dus trekken we naar het dorp om iets nieuws te zoeken. Maar de vier winkels die we bezoeken, hebben blijkbaar niet wat onze vriend zoekt. Wachten tot in Matara dan maar.

 

Zaterdag 18.11 Iemand op de trein heeft me verteld over 'Hoomaniye', een bezienswaardigheid in de buurt van Dikwella.

Na enig zoekwerk en langs een erg nauw straatje geraken we tenslotte de wagen kwijt. Te voet moet je nu eens klimmend, dan weer dalend tot aan de zee. Het paadje is omzoomd met allerlei winkelstalletjes met fruit, snoep én een foto van het 'blow hole'. Er is een rotspartij zo'n 30 meter boven de zee en eronder zit een soort natuurlijke trechter waar, als de zee ruw is, een heuse waterkolom uit 'blaast'. Soms komt die tot 30 mt hoog, verzekert men ons.Maar het is niet het juiste seizoen en af en toe zien we wat water uit het gat spuiten. Maar ik troost me, want er loopt hier veel volk, voor het merendeel Sri Lankanen trouwens.

 

Voor we naar Nayagarans thuis trekken, stoppen we in een erg verzorgd en mooi gelegen hotel in Dikwella. Maar als je hier logeert, moet je toch uitsluitend komen voor de rust; je zit hier totaal afgelegen.

Rik en Nayagaran vechten achteraan regelmatig een 'kietel'oorlog uit; bij elke rit is ook dat een soort ritueel geworden.

Als Rik en ik onder elkaar dialect praten, probeert Nayagaran ons na te brabbelen. Ook dat wordt een vaste gewoonte.

 

In Matara vinden we tenslotte schoenen naar meneer's gedacht; hij is heel blij én dankbaar.

Bij Nayagaran thuis zijn we uiteraard meer dan welkom. Vorig jaar was oma gehospitaliseerd en zijn ma daar op bezoek; deze keer is heel de familie present.

 

Nayagaran heeft ons intussen al verteld dat hij het geld dat we hem vorig jaar gegeven hebben, gebruikt heeft voor een staar-operatie voor oma. In deze cultuur is het doodnormaal dat de jongeren zorg dragen voor de ouderen (ooit was dat hier ook zo, voor de uitvinding van de rusthuizen). Zo kunnen zij bijvoorbeeld niet begrijpen dat mijn ouders helemaal alleen wonen; hier heb je in een huishouden minimum drie generaties.

Deze arme, eenvoudige mensen zijn maar wat blij als ze een foto van zichzelf hebben. Van de vorige keren weten ze al dat ik alles opstuur; het is een drukke, maar gezellige bedoening.

We geraken niet weg voor we beloofd hebben volgend jaar zeker weer te komen...

 

In Weligama nemen we weer onze intrek in het Bay Beach Hotel; ook nu weer net of je thuiskomt. Kamers 311/312 liggen aan de andere kant, pal boven het zwembad.

Na de lunch gaan we wat rusten en ik ga zo zitten dat ik kan zien wie er binnenkomt. Ik begin al een beetje te twijfelen als het halfvijf wordt, maar dan zie ik plots PP. Zo zijn we weer compleet. Op het terras boven de zee hebben we een lang gesprek over onze en hun plannen; hoe ze graag eens bij ons willen komen; hoe moeilijk het allemaal soms is...

 

Naast de traditionele Sri Lankaanse liedjes, waar we weer regelmatig op vergast worden, duiken onder impuls van PP regelmatig Engelstalige nummertjes op. Van sommige weet hij hele flarden tekst mee te zingen. Girl, I'm gonna miss you (ik moet hem trouwens uitleggen hoe dat in mekaar steekt met die gonna en wanna), Can't help falling in love en een paar reggaenummers behoren tot het standaard repertoire. Please don't go, don't go, don't go away zal onze klassieker worden deze keer...

 

Is het weer de pijn van het komend afscheid? De wetenschap dat het allicht weer een jaar duurt voor we nog eens zo gemakkelijk gelukkig zijn? Vorig jaar was het Pradeep die zich hier te pletter dronk, nu is het PP die onderuit gaat. Nog voor we klaar zijn met eten verdwijnt ie naar zijn kamer. Gelukkig heeft hij aan de buitenkant de sleutel laten zitten. Morgen zal ik hem nog wat plagen als ik hem vertel dat ie de volgende keer zelf het emmertje mag uit kuisen. Hij zou de laatste dag niet veel drinken...

 

Zondag 19.11 Op weg naar de Triton stoppen we in Godagama bij een restaurantje waar PP's broer nog gewerkt heeft. Ook voor onze konijntjes is het voorlopig afscheid geblazen. We spreken af dat ze ons woensdag komen bezoeken.

 

En dan zijn we weer helemaal thuis. Aan de receptie worden we als oude bekenden, maar toch als VVIP's ontvangen. Zelfs Rochan Fernando is ons persoonlijk welkom komen heten.

Eén van de allerminzaamste meisjes van guest relations, Indika, vergezelt ons tot op onze kamer. Ik had gevraagd in het nieuwe deel bij het blauwe zwembad te logeren, en onze wens is ingewilligd. Kamer thunsiye panas thuna of 353 ligt pal boven het zwembad, dicht bij de trap naar het strand; ik ben in de wolken.

Algauw zijn we beneden om oude bekenden weer te zien; lifeguards, stoeljongens, beach boys : we zijn hier gekend én geliefd.

 

We trekken meteen ook tot bij ons oud gekend strandrestaurant, Sujeera's. Ook hier is het weerzien met den dikken Silva en heel het gezin hartverwarmend gezellig.

We hebben het reeds gehoord in het hotel : er is erg weinig volk. Al merk je weinig of niets van de oorlog, toch hebben veel mensen zich laten afschrikken. Als je het land niet kent, is dat misschien wel normaal.

Het afgelopen jaar heeft Silva toch goed geboerd, lijkt het. Hij heeft de elektriciteitsleiding doorgetrokken tot in het restaurantgedeelte; voorbij die gezellige avonden bij het licht van de kerosenelamp, denk ik dan, maar het zal wel de vooruitgang zijn zeker?

Ook zijn reeds de funderingen klaar voor een nieuw te bouwen gedeelte; het komend seizoen dat nu pas begonnen is, zal de verdere financiering moeten opleveren. Ook de 'winkel' met batik, shorts en t-shirts is gemoderniseerd. Maar allen, moeder, dochters, de kleine zijn even eenvoudig en vriendelijk gebleven.

 

In de vooravond komt konijn nummer drie opdagen. Jayanthe, Riks vriend van het eerste uur, heeft om

17 u gedaan als life guard in de Palm Garden Club in Beruwela en is ons komen opzoeken.

Terwijl zij naar Sujeera's wandelen, ga ik op de kamer zijn geschenken halen. We 'genieten' voor de eerste keer van Silva's gloeilampen.

Tot onze verbazing vernemen we nu pas dat hij is in augustus getrouwd is; 'vergeten' te laten weten. Op de huwelijksfoto (jawel, ze hebben er maar 1) staan ze beeldig.

Ook hij is hoogst gelukkig met zijn cap en jeanshemd- en broek; zelf hij heeft zijn dzjing's t-shirt van vorig jaar aangetrokken; het is zelfs nog wit!

 

Hier in Sri Lanka maakt men veel reclame voor de 'Mondial'. Het is een metalen armband met aan de uiteinden een magnetisch bolletje, die geneeskrachtige eigenschappen wordt toegeschreven. In de correspondentie hebben Nayagaran en Mihindu er reeds om gevraagd, maar de enige plek waar ik die dingen tot nu toe gevonden heb, is bij Svensson. Het afgelopen jaar hebben we er reeds 8 toegestuurd. Ook voor Jayanthe hebben we er nu een meegebracht. Tevergeefs zullen we hier proberen te weten te komen wie die dingen hier invoert. Er zit wel 'commercie' in, want ik heb de indruk dat heel Sri Lanka zo'n Mondial wil! Ook om de lederen cricketbal is hij heel dankbaar. We spreken af dat we hem woensdag, samen met de andere konijntjes zullen gaan bezoeken.

 

s' Avonds zien we in het restaurant veel oude bekenden weer : Marshall, Rochan, Pemasiri, Lalith, teveel om op te noemen; allen zijn heel blij ons weer te zien. Ook Rochan is intussen getrouwd met het meisje waarmee we hem vorig jaar hier fotografeerden; hij belooft ons een trouwfoto te sturen.

Het valt ook voor de eerste keer op hoe weinig gasten er zijn; amper zo'n 80 man op een bezetting van 300! Het seizoen is pas begonnen en ook hier hoopt men dat er spoedig vrede (en toeristen) komt.

De volgende dagen wordt het wel drukker met een groep Duitsers en Fransen, maar er is toch bijlange niet zoveel volk als de vorige jaren. Als je hier vroeger niet gereserveerd had, mocht je het wel vergeten.

 

Maandag 20.11 Ik weet niet wat het is, maar hier slaag ik er niet in lang te slapen. Ook vandaag loop ik om halfzeven reeds op het strand. Blijkbaar zijn gisteren de consignes al gegeven, want op mijn favoriete stekje staan onze strandstoelen als eersten klaar.

Het is nog erg stil en het is werkelijk een plezier om helemaal alleen langs de eindeloze branding te wandelen.

 

Ik zie dat de Lotus-villa herdoopt is tot een 'ayurvedic' centrum. (Het was vroeger een soort privé-hotel van een rijke Oostenrijker). Er is op het eiland een nog steeds zeer levendige traditionele geneeskunde, vooral gestoeld op het gebruik van kruiden en oliën. De laatste jaren zijn, vooral onze broeders Duitsers druk dergelijke 'gezondheidscentra' aan het oprichten opdat hun rijke medebroeders, geplaagd door stress en/of ouderdom, op deze manier hier heel gemakkelijk hun centen kunnen kwijtraken.

 

's Middags gaan we zoals beloofd gambas eten bij Silva. Dit jaar is het de minzame Ranji die ons bedienen zal. Twee jaar geleden, hij was toen 15, hielp hij hier ook al mee maar nu is hij vaste 'ober' geworden. De gambas en de witte wijn smaken voortreffelijk; Ranji wuift zelfs de vliegen van onze schotels weg!

Vorig jaar had dikke Silva om een Belgische vlag gevraagd; die hebben we nu meegebracht : een kanjer van zo'n 3 op 3, schat ik, die we nog van Jeanine gekregen hebben. Ook nog een mooi hemd en voor de meisjes, Melanie, Sujeera en de oudste dochter ik ben haar naam kwijt- hebben we weer een mooie Swatch.

Ook Ranji deelt pet en Swatch.

Later aan onze strandstoel geef je aan één een dzjing's pet en vijf minuten later begint de processie van life- en poolguards en bewakers om er ook één te bemachtigen...

 

Dinsdag 21.11 Ik heb gister met Silva afgesproken : we gaan naar de lagune. Al jaren stel ik, hoofdzakelijk door tijdgebrek(!) deze excursie uit, maar nu gaat het toch gebeuren. Om kwart na acht worden we bij Silva's huis aan de inham opgepikt door een serieuze motorboot. Over zee varen we kort uit de kust zo'n halfuurtje ver tot we in Batalapitiya de monding van de Madu Ganga bereiken.

 

Onder de bruggen van weg en spoor trekken we de uitgestrekte lagune binnen. Het is al bloedheet en ik haast me wat zonnecrème aan te brengen. Het wordt een boeiende tocht door nu eens weidse plassen, dan weer bijna dichtgegroeide wortelbomen(mangroves). Het doet me bij momenten denken aan de Everglades in Florida, alleen heb ik hier geen last van muggen.

 

De bij momenten zeer brede rivier wordt 'ingespannen' tussen gevlochten rieten matten. Zo worden hier kreeft, garnalen en krabben gevangen; de gambas komen uit zee.

 

Als in een zeer verlaten stuk de buitenboordmotor stil valt, denk ik weer aan Murphy's wet. Maar onze 'piloot' weet met zijn zeer primitieve materiaalbak het euvel toch te herstellen en na een kwartuurtje meren we aan bij een eilandje waar 'cinnamon' gemaakt wordt. Eerst troont Silva me mee in een klein gebouwtje waar zo'n 6 mannen druk aan het werk zijn. Van lange stokken wordt eerst het bovenblad afgepeld, een tweede haalt dan voorzichtig de kaneellaag eraf. Die wordt dan gedroogd en zo krijg je hele stukken pijpkaneel. Terwijl er een kleine lading voor me wordt klaargemaakt, toont Silva me buiten pepers, bananen, limoenen, jackfruit, chili en nog veel meer tropische vruchten.

 

Met een lange lus varen we langs een prachtig gelegen Boeddhistische tempel; op Poya-dag komen hier honderden mensen uit de omliggende dorpen bidden en eren.

Voor we de zee weer opgaan, stoppen we bij de brug over de weg. We krijgen er een thambili of koningskokos te drinken en na die drie hete uren op het water smaakt die verdomd lekker.

Op de terugvaart speur ik tevergeefs naar Rik op het strand voor Triton, maar het is halftwaalf en dat is onze biertijd...

 

Ik ben om halfeen weer bij Rik en die heeft via Haley bericht gekregen dat konijn nr. vier om 13 uur ons komt opzoeken. En inderdaad, zoals ik had gedacht heeft Mihindu gewacht tot we hier waren om te komen. Aan de waterlijn wacht hij me op; hij heeft -zeer tot mijn genoegen- zijn baardje afgeschoren en ziet er gewoon beeldig uit. Eerder dit jaar is hij in onduidelijke omstandigheden door security-mensen afgetroefd. Het horloge dat ik hem vorig jaar gaf, werd hem toen gestolen, maar vooral was hij gekwetst aan het rechteroog; gelukkig is daar nu niets meer van te merken.

We zijn om het gelukkigst elkaar weer te zien.

Hij is heel blij met alle kado's; ook voor hem kledij, een pet, twee dozen stylo's voor zijn ma en ook 2 mondials! Hij mag bij de meisjes ook nog wat t-shirts kiezen.

Maar ook voor ons heeft ie een verrassing mee : ons dzjing's logo, prachtig in hout uitgesneden. We zijn er allebei warempel wat stil bij; het zal later een ereplaats krijgen op de toog.

 

 

Hij heeft geen honger, zegt ie, maar als we later samen gambas eten, is daar niet veel van te merken. Zijn ouders hadden ons graag weer ontmoet, maar hij weet zelf dat het een heel eind ver is, met bovendien een erg trage en moeilijke weg; we beloven volgende keer beslist langs te gaan.

Ik vertel hem ook dat Nayagaran en PP morgen komen; hij wil er ook bij zijn. Tegen 16u30 trekt hij naar Talgaswela terug.

 

's Avonds is er Sri Lankan night. Vorig jaar hebben we hier aan een oud ventje onze poppetjes gekocht die later in het café zouden pronken. Omdat we er zoveel mogelijk willen meenemen, maken we van de gelegenheid gebruik om een eerste lading in te slaan. We kiezen twee soorten 'yakku' (enk. yakka) : in feite zijn dit een soort duivels; de Kalu Yakka zou verantwoordelijk zijn voor erotische dromen, vooral bij meisjes en vrouwen...

Als het kan, houdt men dit diner buiten. Ze hebben geluk want het eten is net afgelopen als er voor de eerste keer dit jaar weer zo'n tropische plensbui losbarst...

 

 

Woensdag 22.11 Konijntjesdag, feestdag. Hoe kan ik de sfeer beschrijven van zes gelukkige mensen, zorgeloos genietend van elkaars persoon en aanwezigheid, tomeloos proevend van elkaars lach en hand?

Tegen 10 uur landt PP; even later Nayagaran die ook nog zijn beste vriend Wicky, die we al in Matara bij hem thuis gezien hebben , heeft meegebracht. Nayagaran heeft een bedankingsbriefje van zijn moeder mee, samen met twee kleine, koperen olielampjes.

Tegen elven trekken we naar Sujeera's om er te wachten op Mihindu. Hun weerzien is even hartverwarmend.

 

Silva heeft intussen voor vervoer gezorgd en we rijden tot een nieuw vijf-sterren hotel in Beruwela, de Eden.

Het complex is pas 6 maand open en oogt zeer luxueus. We drinken er een biertje in de tuin bij het zwembad en de zee. Toch bevalt het me niet zo. Het hotel is in een halve cirkel gebouwd en zorgt op die manier voor een opgesloten gevoel; geef mij maar de openheid van de Triton.

 

We trekken naar de Palm Garden waar Jayanthe werkt. Dit is maar een drie-ster, en dat merk je meteen. Bij de primitieve poolbar genieten zij van rice & curry, wij houden het bij een 'gestekte' peppersteak.

Rik heeft intussen op het strand nog eens een farde sigaretten gekocht, en ook Jayanthe deelt deftig uit. Het is een plezier te zien hoe zij zo gemakkelijk elk van hun soortgenoten kunnen laten delen.

We nodigen PP, Nayagaran en Wicky uit voor zondag : dan is het traditionele uitgebreide zondagsbuffet in de Triton waar steevast veel rijken uit Colombo op afkomen. Mihindu wil om de gekende redenen geen voet meer binnen zetten in Triton; we zullen hem pas de laatste dag terugzien.

We zijn om 16 uur afgesproken met onze chauffeur; hij ligt op zijn gemak te slapen tot we terug zijn.

Geen moment van deze dag zal ik ooit vergeten...

 

Donderdag 23.11 In de vroege ochtend wandel ik voor de eerste keer dit jaar richting tempel op zoek naar Gamini, die ik hier vorig jaar fotografeerde en die intussen ook reeds twee keer heeft geschreven. Onderweg deel ik één en ander uit en het duurt niet lang voor de tamtam zijn werk heeft gedaan. Dit keer moet ik mee om de hele familie op de gevoelige plaat vast te leggen. Ik heb ook nog een Swatch voor hem meegebracht. Met een stuk of vijf wandelen ze me terug tot bij het hotel; ik stop hen nog een pakje sigaretten toe die ze heimelijk zullen oproken...

 

Vrijdag 24.11 Aan de linkerkant van Triton in de buurt van de helicopterlandingsplaats, ligt een klein kerkhofje. Ook de hotel-olifant huist hier in de buurt. Ik slaag er echter niet in enkele van de vogels te fotograferen; telkens ik ook maar een meter nader, fladderen ze een eindje verder weg.

 

Kitshsiri, onze oud bekende strandjongen -hij is nu bij het blauwe zwembad werkzaam- heeft vandaag zijn vrije dag en dus heeft ie ons gevraagd voor het jaarlijkse bezoek en fotosessie.

Vorig jaar zei hij dat twee kindjes voldoende was; in het armoedige huisje zit nummer 3 op mama's arm. Als ik hem daaraan herinner, lacht ie een keer; het is weer een jongen en ik meen uit zijn woorden op te maken dat ze toch zo graag ook een meisje willen hebben. Dat belooft voor volgend jaar...

Hij toont ons ook het plan voor de verbouwing van het huisje; het is wachten op de nodige fondsen, legt hij uit. Voor we weggaan, stoppen we hem nog onze bijdrage in de handen.

 

We nemen op onze terugweg het kleine straatje parallel met het hotel en maken heel wat gelukkigen met snoep en stylo's.

 

Aan het strand kan je er niet naast kijken : bij Silva staat achter het restaurant op de helling een grote paal. Heeft onze dikke die Belgische vlag daar wel niet aangebonden zeker! Van aan het hotel, toch dik zo'n 200 meter, zie je hoe onze driekleur vrolijk in de blauwe Sri Lankaanse hemel wappert!

's Avonds bij de aperitief vraagt Haley (één van de animatoren) langs zijn neus weg of we die Belgische vlag al gezien hebben. Hij had aan één van onze Duitse medebroeders gevraagd of het zijn vlag was, en die kon daar niet mee lachen. Raar volk, die Duitsers.

Ik vertel Haley dat wij die vlag meegebracht hebben; volgend jaar moet hij er ook één hebben...

 

Eén van onze andere ober-vrienden, Dammika, heeft een viertal dagen congé; we zijn om drie uur afgesproken om samen naar Ambalangoda te gaan. Ik heb al een paar dagen last van droge, gebarsten lippen en eerst gaan we tevergeefs op zoek naar zo'n lippenstiftje. Ik zal er ook de komende dagen nergens een vinden. Tenslotte geeft men me op de voorlaatste dag in een apotheek Zovirax, iets o.a. tegen herpes labialis! In de taxfree in Dubai zal ik tenslotte vinden waar ik volgend jaar een valies van meeneem, denk ik.

 

We hebben intussen ook een fax ontvangen van Daniel en Gerardine Parfumerie; blijkt dat de fax in het hotel niet al te goed werkt. In een kantoortje verzenden we ons laatste bericht.

Jayanthe speelt hier vandaag en de komende twee dagen (zo'n cricketbedoening zal me wel nooit helemaal duidelijk worden) en dus gaan we even hello zeggen.

 

Op het vertrouwde terrasje boven de zee aan het resthouse is het heerlijk toeven. Aan de overdekte tafeltjes kirren wat verliefde koppeltjes, beneden in de beschermde inham baden groot en klein. Dammika kende dit plekje niet en zegt dat hij er met zijn girl friend ook wel komen wil.

Plots komt ook Jayanthe ons vervoegen; de match is blijkbaar eerder afgelopen als gepland.

Tegen zessen rijden we terug naar Ahungalle waar we, voor dit jaar althans, afscheid nemen van Dammika.

Ook hij pakt ons goed vast.

 

Zaterdag 25.11 We zijn nog maar eens heerlijke gambas gaan eten en uiteraard volgt daarna een uitgebreide fotosessie rond onze vlag. We leren er ook nog een Kees kennen, een bloemenhandelaar; zij zijn hier voor drie weken en hebben er reeds drie weken Negombo op zitten!

 

Ik dacht dat het er niet meer zou van komen, maar vanavond is het zover : cocktailreceptie aangeboden door de nieuwe baas, Rochan Fernando. Voor de eerste keer gaan we ook samen op de foto; ik vermoed dat de fotograaf er al een receptie opzitten had, want we staan zo scheef als wat.

We leren er ook een Engels koppel kennen die hier al een tijdje wonen; ook van hen steken we wat nuttige informatie op.

 

Zondag 26.11 Zéker konijntjesdag, driedubbele feestdag. Iedere zondag vluchten heel wat rijkere burgers uit de drukke, stofferige hoofdstad Colombo weg om hier een dagje verpozing te zoeken (net zoals ze bij ons naar Knokke trekken).

Eerst wordt er wat geluierd rond het zwembad, tegen 13u30 gaan de meesten aan tafel voor het luxueus uitgebreid buffet.

 

Tegen tienen zijn we voltallig. PP, Nayagaran en Wicky gaan zich omkleden en algauw is iedereen, ja, zelfs ik in het water. Eerst wordt er wat gezwommen, maar met twee waterratten als PP en ik kan je beter wat balspelen doen. We amuseren ons rot.

 

Moegeravot drinken we nog een pilsje voor we ook aan tafel gaan. Ook nu wordt er weer gezongen. De dagen tellen af en meer en meer komt KC & The Sunshine Band opzetten : please don't go, don't go, don't go away...

Het buffet is inderdaad zeer uitgebreid en voor onze konijntjes is het meer dan kermis. Vooral Nayagaran, maar dat is oud nieuws, tast gretig toe. Hoeveel keer op een jaar zou hij kans zien zoveel krab te eten als hij binnen krijgt? Zeg nu, hoe zou je zelf zijn; maar wij zijn hier in het westen zoveel gewend dat het moeilijk voor te stellen is. Uiteraard hebben ze het ook heel druk met al hun oude vrienden die hier nog werken. PP filmt er lustig op los.

 

Het is ons bekend dat de jongens hier in Triton weinig te eten krijgen en gestraft worden als ze iets pikken van een afgeruimd bord. PP en Nayagaran vullen elk nog een overvol bord dat ze stiekem onderin op één van de afdientafels schuiven; als ze konden, gaven ze er een aan elk...

Het is al na vieren als we van tafel geraken, want Nayagaran heeft zichzelf-en nog eens voor de obers ook- een royaal dessertbord toegediend.

 

Uit de kamer brengt Rik voor elk nog een mooi hemd mee. Ik ben nog altijd op zoek naar de speciale thee-filters die ze in het hotel gebruiken en die kan ik vinden in de theeshop in Beruwela, heeft guest relations me verteld.

 

Onze chauffeur van dienst heeft de muziek loeiend hard gezet, maar we zijn allemaal een beetje gelanceerd en iedereen doet algauw mee. Het is zo'n aanstekelijke meezinger, je kent hem wel : 'Girl I'm gonna make you sweat, sweat till you can take no more...'

 

De theewinkel blijkt gesloten, het is zondag nietwaar, en ik besluit morgen alleen terug te komen. Ik zal er niet alleen allerlei thee en de gezochte filters vinden, in de Laksala of staatswinkel even verderop koop ik ook nog wat leuke maskers en een mooie kimono.

 

Het is me vroeger opgevallen dat hier in een dorp iedereen iedereen kent. Voor hen is het direct zichtbaar duidelijk dat je niet tot de 'clan' behoort. Zo spreken ze steevast over een vreemde als 'Matara boy' of 'Ambalangoda boy', afhankelijk waar je vandaan komt natuurlijk. Hier is het Beruwela en even dreigt er zelfs ruzie als een aantal jaloerse jongeren heibel zoeken omdat deze 'vreemde' jongens optrekken met 'die toeristen'. Volgens een ongeschreven wet behoren de 'rijke' toeristen toe aan diegene die op die parochie wonen...Vooral Nayagaran kan niet tegen die mentaliteit en zou niet plooien. Even dreigt er zelfs ruzie met PP die de boel wil sussen. Bij een prachtig gelegen terrasje bij de brug in Bentota proberen we er de kalmte weer in te krijgen. Als we toosten (saoudijee perune!) hapert Nayagaran aan de parasol en zet PP bijna onder bier...

 

Vandaag is Prabhakaran, de leider van de Tijgers, 41 geworden. Overal in het land vreesde men voor aanslagen, want de man pleegt zijn eigen ideeën te hebben over feesten. Gelukkig is er niets gebeurd.

En zo komt er toch weer een eind aan een alweer onvergetelijke dag. We zetten PP af aan het busstation van Aluthgama, Nayagaran zien we weer de laatste dag maar van lieve, stille Wicky moeten we hier afscheid nemen. Tot volgend jaar maar zeker?

 

Maandag 27.11 In de vroege ochtend loop ik door Ahungalle dorp; ik wandel langs de spoorweg in een poging om met een ommetje weer op de Galle Road te komen. Twee jongetjes helpen me verder, want alleen kom ik er niet uit.

Ik verbaas hen met mijn -zij het nog zeer beperkte- kennis van het Singhala; voor deze mensen is het tamelijk onbegrijpelijk dat een buitenlander hun taal zou leren.

Bij éen van de huizen klampt men me aan : German, German zeggen een drietal vrouwen tegen me. Het wordt pas duidelijk als er nog een Singhalese komt opdagen met op haar arm een blank meisje met zwart haar...

 

Aan het strand zijn sedert ons begin hier natuurlijk ook de jongens van vorig jaar elke dag present. Dammika met de grote tanden loopt met een vinger waarvan de nagel uitgetrokken is; het zal hem niet beletten me elke dag te komen groeten. Ook Presanthe en Nissanthe de Silva, intussen 16 en 14, zijn bijna altijd in de buurt. Tegen twaalven trek ik met hen naar hun huisje voor de thee. Ook papa is deze keer present. Ik lijk de Weekbode wel; om beurten willen ze een portret. Als ik aanstalten maak om weg te gaan, toont papa me achteraan het karkas van wat de nieuwe keuken moet worden. 5000 roepies heeft hij nodig, zegt ie, maar ik ben de plaatselijke bank niet en voel me niet geroepen hier overal filialen neer te poten.

 

Tegen tweeën komt Kithsiri's broer me de chili brengen die ik 's morgens gevraagd had; hij heeft ook nog wat kruiden en bladeren mee die zij in hun 'buryiani' rijst gebruiken.

Rik heeft gisteravond nog Jayanthe gezien; hij heeft een pak pijpkaneel en een mooi 18-ziekten masker meegebracht. Vandaag zijn ze tegen vijven afgesproken bij Sujeera. Ik trek met mijn zelfde disco-chauffeur naar de theewinkel.

 

Bij dikke Silva kan ik bijna niet anders als een groot batik-tafelkleed kopen; ik had het eigenlijk half beloofd. Van de meisjes krijgen we zelf elk een t-shirt.

 

We maken de laatste afspraken voor het transport morgen : ook Mihindu en Nayagaran zullen aan de poort wachten om met ons mee te rijden. Silva vraagt om volgend jaar een en ander op te sturen : echte plastic speelkaarten (hier is het geplastificeerd karton uit China); plastic tafel-tableaus en of ik volgend jaar een mooi horloge wil meebrengen...

 

Het is al na zeven als we voor de laatste keer terug richting Triton wandelen; zelfs Ranji is meegekomen. Het wordt weer even moeilijk als we ook van Jayanthe afscheid moeten nemen. Tot binnenkort lieve vriend, hoop ik dan.

 

Ook in het restaurant en aan de bar nemen we weer eens afscheid van alle vrienden. Ivan, zo ongeveer de enige van mijn postuur, deelt nog wat hemden en een broek die voor de anderen toch veel te groot zijn.

 

Dinsdag 28.11 Zoals afgesproken hebben we tegen negen uur alle formaliteiten van rekening en zo achter de rug. Een hele tros bekenden, ook Haley, heeft eraan gehouden ons uit te wuiven. Het is weer mooi geweest, maar niet zonder weemoed rijden we de lange oprit voor de laatste keer af.

 

Bij de poort wachten niet alleen Silva, Nayagaran en Mihindu; Nayagaran heeft nog een kennis mee die mee wil tot Colombo en er is nog een onbekende die zomaar mee wil, kwestie van verandering zeker.

Mihindu heeft nog een pak kaneel en een zakje peperbollen meegebracht.

 

Ik had Silva om dezelfde chauffeur gevraagd als vorig jaar omdat die zo goed vooruitkwam, maar die blijkt gister teveel arrack gedronken te hebben en ligt nog lazarus in of op zijn nest.

We stoppen eerst nog in Bentota om zijde te kopen voor Maesetje, want die heb ik tot nu toe niet bemachtigd. Het is een nogal chique winkel, duidelijk voor de toeristen, en onze Silva zal wel zijn percent hebben aan de stof die we hier kopen, maar soit...

Even verder houden we nog eens halt om een farde Benson & Hedges en nog een zestal yakku te kopen; in Tielt zullen er alvast 15 gelukkig zijn.

 

Onze chauffeur, die bij wijze van spreken meer praat dan rijdt, wil per se de ramen dicht en de airco aan, maar de hitte is binnen niet te harden. De Sri Lankanen kwetteren de hele weg er lustig op los, alleen Nayagaran is zich tussen ons komen nestelen. Pas nu vertelt ie waarom we Pradeep (van vorig jaar) niet gezien hebben. Al heeft hij het hem meer dan eens gevraagd, Pradeep heeft niet geschreven. Het is duidelijk dat deze twee uit elkaar gegroeid zijn; het waren als broers.

 

Als we de tempel van Kalutara naderen, heeft Nayagaran schoenen en kousen al uitgetrokken om de offergaven (enkele roepies) in de bus te stoppen. Ik ken dit al van de vorige keren; het is een traditionele plek om ook bescherming te vragen voor een voorspoedige reis.

 

We zijn al in één van de voorsteden van Colombo als we aan de kant moeten voor een grondige controle. Jonge soldaatjes, het geweer schietensklaar, controleren de passen van onze autochtonen. Maar alles is in orde en algauw zijn we, maar met een uurtje vertraging, bij de cinema waar we PP zullen oppikken. Rik had hem nog gebeld voor we uit Triton vertrokken.

 

Tegen 13 uur zijn we, maar zonder stop en dus zonder drinken, eindelijk bij het Airport Garden Hotel. We krijgen kamers 501/2, net een verdieping hoger als vorig jaar.

Eerst gaan we bij het zwembad onze grote dorst lessen; ook de hangmatten worden uitgetest. Daarna kunnen zij weer aan de rice & curry; wij genieten van onze laatste peppersteak. De lunch is in buffetvorm en er is normaal geen ice cream voorzien, maar ons aanhoudertje Nayagaran weet het toch maar weer te versieren...

 

Rik en PP trekken dan naar Negombo en het Brown's Beach, waar zijn portefeuille nog altijd ligt te wachten. Mihindu gaat wat slapen, Nayagaran en ikzelf installeren ons weer bij het zwembad.

 

Tegen halfvijf komen PP en Rik terug, we praten nog wat. Weer zetten Rik en ikzelf onze handtekening op een bankje van 100 fr., voor hen een kostbaar souvenir. Vooral Nayagaran krijgt de cafard : hij is drie weken zo gelukkig geweest. En hoe, denk je, voelen wij ons dan, matchang? We proberen 'lachend' dat we hem in de bagage mee zullen nemen.

Karunakere : please/ yanne : go/ eppa : don't...

 

Na de douche delen ze op de kamer schoenen, sloffers en nog wat kledij die we niet meer mee naar huis nemen. Rik heeft intussen geld gewisseld; heel verrast en dankbaar stoppen ze hun 5000 weg.

En daar zitten we dan 's avonds voor het eten weer in de Cricketer's Arms, de pub van het hotel.

Aan net hetzelfde tafeltje toosten we op ons én hen, op voorbij en nog komend geluk, op onze vriendschap vooral.

 

De coffeeshop wordt momenteel verbouwd en het avondeten is een barbecue buiten in het nieuwgebouwde deel. Het is er erg mooi, vlak bij het stille water van de lagune. Maar er zijn nogal wat mensen toegekomen vanavond, o.a. een luidruchtige groep Italianen, en het is te druk om gezellig te zijn. Bovendien werkt Nayagarans weemoed erg aanstekelijk op ons allen; er wordt niet meer gelachen. Als het orkestje van dienst aan onze tafel op Mihindu's verzoek een triestig nummer zingt, is de maat vol. Het wordt tijd dat we slapen gaan.

 

Om 12 uur eindigt mijn korte rust; de luchthaven is intussen afgegrendeld van de buitenwereld en we moeten drie uur voor opstijgen aanwezig zijn.

Om 1 uur wacht het hotelbusje; tot twee keer toe pakken we elkaar voor de zoveelste keer wanhopig vast; ik krijg geen woord meer door mijn keel. Tot ziens mijn dierbare konijntjes, take care and be happy...

 

Een kilometer of twee voor de luchthaven worden we een trainingscentrum binnengereden. Hier worden wij en alle bagage gecontroleerd; wie geen ticket heeft, komt niet verder. Van hier worden we met weer een andere bus tot de luchthaven gevoerd; overal versperringen en soldaten. Bij de ingang van het luchthavengebouw worden we nog een keer gefouilleerd maar daarna gaat alles bijzonder vlot.

Zonder problemen checken we ook onze trolleys in.

 

Onze 747 landt met slechts een kwartuurtje vertraging en tegen 4u30 zijn we klaar voor take off.

We hebben ook nog een goede plaats ; er staan maar twee zetels. Maar er is iets mis met de leidingen want we hebben geen licht en ook geen geluid; zo hoor ik deze keer geen song als we voor de vierde keer pijnlijk van ons geliefd Sri Lanka worden weggescheurd.

 

Tot onze verbazing wordt deze vlucht tot Dubai beschouwd als een avondvlucht; d.w.z. we krijgen een volledig maal, met koffie en cognac toe! Het zal daar ook wel een beetje aan liggen, want we slagen er waarachtig in telkens een paar uur te slapen.

 

Even na 12 uur zijn we in Schiphol. Op het bord staat doodleuk naast KL 385 Brussel : geannuleerd. We spoeden ons naar een infobalie. Blijkt dat er staking is op Zaventem; dat we onze bagage kunnen ophalen aan band nr.7; dat we vervolgens in het station onze tickets kunnen inwisselen voor een eersteklas treinticket. We verwittigen in een paar stadia Triootje van de gewijzigde situatie en of hij ons om 16u50 wil oppikken in Gent St. Pieters.

 

Hier valt onze calvarietocht nog mee : met twee volgeladen karren (we hebben 8 stuks bagage) en in ons

hemdje met korte mouwen hebben we al veel bekijks. Terwijl we op perron 4 wachten op onze IC trein van 13u47 naar Antwerpen, halen we nog vlug een t-shirt boven.

 

En eigenlijk valt dan, behalve het sleuren met koffers en zakken, alles nog best mee. In A'pen kunnen we zelfs op hetzelfde perron blijven; alleen moeten we van midden de trein helemaal naar achteren; bij het maneuver begeeft een trolley, maar die heeft zijn dienst wel gedaan nu.

Je gelooft het niet, maar we zijn op tijd in Gent. Een behulpzame conducteur (ik wist niet dat ze die hier hadden) helpt ons eerst nog tot beneden de trappen, maar dan is ons Petertje daar...

 

Vrijdag 1 december wordt voor het eerst in acht jaar weer de Sri Lankaanse vlag gehesen in Jaffna. 500 soldaten en 1700 Tijgers zijn gesneuveld. Presidente Kumaratunga biedt de LTTE amnestie aan en wil de gevluchte Tamil-bevolking (zo'n 400.000) zo gauw mogelijk in de stad terug om er het leven te regulariseren. Prabhakaran zegt dat ze tot de laatste man zullen vechten...

 

Ik vrees dat het een beetje een lang verhaal geworden is deze keer. Misschien heeft niemand hier eigenlijk een boodschap aan, maar het moest me toch weer van het hart. Wat ben je met geluk of pijn, als je die met niemand delen kan? Als je tot hier gelezen hebt, zal het toch wel het schrijven waard geweest zijn zeker?

 

Het is half december, het is al een tijdje bitter koud.

Iedere keer duurt het wat langer voor ik me weer aanpassen kan, iedere keer laat ik wat meer van mezelf achter ginds.

Soms heb ik zelfs het gevoel dat ik leeg teruggekomen ben...

 

 

 

In our darkest hour, in my deepest despair

will you still care, will you be there?

In my trials and my tribulations

through our doubts and frustrations,

in my violence, in my turbulence

through my fear and my confessions,

in my anguish and my pain

through my joy and my sorrow

in the promise of another tomorrow

I'll never let you part

for you're always in my heart.

 

(Michael Jackson)

 

 

Opgedragen aan allen die ongewild of ongeweten

hun stukje van mijn puzzel hebben vervolledigd

Tielt, 14.12.1995 Guy Ravelingien