Pipunu Malek ... PIPUNU MALEK... Als liefde zoveel jaar kan duren, dat moet het echt wel liefde zijn, zong Herman Van Veen lang geleden. Wie er nooit is geweest, begrijpt onze passie voor Sri Lanka niet. Wat heeft dat land, wat hebben die mensen dat je elders niet gevonden hebt, vroeg mijn broer me niet zo lang geleden. Ik wou dat ik het zeggen kon, dit totaal onlo-gisch verlangen. Al sinds die eerste keer in '92 waren we verkocht, en met de tijd en de vele bezoeken is de liefde alleen groter geworden. Geen dag gaat voorbij zonder dat ik aan al onze lieve vrienden denk; elke morgen weer zeg ik hallo tegen Prema en Raja die mij op de trap glimlachend aankijken; ik groet het Boeddha beeld in de living met ayubowan; altijd hetzelfde ritueel. Het reisverslag, de foto's, mijn videoreportage. De poppen en maskers aan de muren van het café. De nooit aflatende stroom herinneringen. Wat klanten die ook naar ginder trokken of trekken. Het houdt nooit op. We zijn amper terug of we sparen alweer allerlei dingen bijeen om straks weer uit te gaan delen.Gedu-rende de maanden stapelt de waar zich op : kledij, dzjing's - petten, dzjings's - aanstekers, kogelpennen, tennis-ballen, sportsokken, portefeuilletjes, sleutelhangers ; je kan het zo gek niet bedenken of we slepen het straks mee. Peter Foto zorgt voorwaar voor twee propvolle Kodakzakken : speeltjes, rode en zwarte petten, frisbees, wel 30 denk ik. Smos heeft ook nog wel wat liggen : gele petten, teveel om te tellen, en opblaasbare papegaaien, daar gaan we later nog wat pret mee hebben... Ook wat Swatchen weer van Wally en Diane, hemden en broeken van Ariane & Liliane. Op de pc heb ik een aantal wenskaarten ontworpen; je hoort er nog wel van. Bij vriendelijk Marijke boeken we weer onze KLM vlucht, en dat valt mee want het is zo'n 5000 fr. goedkoper als vorig jaar. Goed ook dat we Linda kennen van vroeger : ook nu mogen we weer elk 35 kg meesleuren. En dan zijn we er dit jaar toch in geslaagd om via lieve Francisca twee grote dozen vol hemden, T-shirts en jeans per schip mee te sturen. Zondag 27 oktober begint Rik aan de quasi onmogelijke taak alles - jawel, we hebben zelf ook nog wat kleren van doen - in valiezen of reiszakken te stouwen. Ieder plekje wordt gevuld, tot in mijn video - en fototas toe. En dan staat alles klaar ; bagage : 4 stuks, goed voor 73 kg; handbagage : 3 tassen en een trolley. En ook de boodschappenlijst van de klanten is klaar. Thee, pijpkaneel, maskers, duivelspoppen of yaka, kruiden; ik zeg tegen Rik dat we misschien maar beter im- en export kunnen beginnen... De correspondentie staat nooit stil; Nayagaran, Peepee, Wicky, Mihindu, Jayanthe : ze hebben allemaal het reisschema gekregen. Onze chauffeur van vorig jaar heeft ook bevestigd ; hij wacht ons bij aankomst op. Nog een laatste fax naar het Plankantoor in Badulla of ze het bezoek aan Raja willen voorzien; en dat we dan graag antwoord willen krijgen op de vragen eerder gesteld. Dinsdag 29.10 De eerste herfststorm heeft me voortijdig wakker gemaakt; om 5u30 slalommen we tussen de op straat gewaaide vuilniszakken richting Holdestraat. Triootje heeft er al de nightshift opzitten, maar wil ons toch graag naar Zaventem rijden. Alles verloopt heel vlot, bijna routineus. Even wil het meisje bij de check-in moeilijk doen om die kilootjes teveel. Ik zeg : het is toch allemaal om weg te geven; zal ik er wat uithalen? Het hoeft natuurlijk niet, maar of we volgende keer ons toch maar aan die 70 kg willen houden... Ik vraag om een zetel op één van de rijen bij de deuren, daar heb je namelijk plaats zat, maar lieve Linda - we moeten haar toch eens een mooi geschenkje sturen - heeft zelfs voor plaatsen op rij 51 gezorgd. Pure luxe jongens ! Onze vlucht naar Schiphol is om 8u25 voorzien, maar algauw ziet het ernaar uit dat we vertraging zullen oplopen. Na enige tijd laat men ons toch inschepen, maar laconiek komt het bericht van de piloot dat wegens de storm, nu boven Schiphol, slechts één baan in gebruik is. In plaats van ons nutteloos rondjes te laten draaien daar, houden ze ons dus hier aan de grond. Het is 9u45 voor we de lucht ingaan. Ongeruste medepasssagiers vrezen al dat ze hun vlucht zullen missen, maar bij aankomst worden we verzocht zo spoedig mogelijk naar het wachtende vliegtuig te stappen. Nu moet je weten dat van B 12 waar we aankomen tot pier F6 waar onze 747 wacht, het toch zo'n slordige kilometer ver is... Maar geen paniek, ze wachten wel, zelfs op ons. Het is al na elven als 'Indus' ( ieder toestel heeft bij KLM een naam) zich de natte Nederlandse hemel in hijst; daar gaan we weer voor zeven uur richting Dubai. Gelukkig zit het toestel niet vol en na het sluiten van de deuren heeft Rik zich een paar rijen verder genesteld. Hij heeft er plaats van drie zetels zat. Ik geniet van de goeie service van KLM; er is een prima film - Mission Impossible - en de tijd vliegt zowaar voorbij. Na onze één-uurs-stop in Dubai waar we taxfree Benson & Hedges inslaan voor de konijntjes gaat het door de intussen donker geworden hemel naar Colombo toe. Tegen 3u45 gaan op Katunayake Airport weer de deuren open en de zwoele Srilankaanse warmte vult mijn hele wezen met ontroering en blijheid. Ik ben terug, bijna van nooit weggeweest. We slagen er slechts in met het laatste busje naar de immigratie te rijden, maar dan zijn de omina gunstig. We hebben tweemaal geluk. Net op tijd doet men een extra hokje open, en incroyable mais vrai, onze bagage komt als allereerste op de band gerold! Vermits we met al de geplogenheden allang vertrouwd zijn, worden ook onze eerste traveller cheques snel omgewisseld en algauw stappen we ook als allereersten het luchthavengebouw uit. Ik ben nog even in de war met de tijd. Vroeger was er vier en een half uur tijdsverschil met België, maar nu heeft de regering er 14 dagen geleden een half uurtje bijgedaan. Dat vertaalt er zich in dat het 's morgens nu pas om 6u30 klaar wordt en dat het pas om 19 uur volledig donker is. En jawel, het ontvangstcomité is present. Ik had eigenlijk ook wel Nayagaran verwacht, maar alleen Peepee en Fernando zijn er. Het weerzien is emotioneel, al kan ik nauwelijks geloven dat er bijna een jaar voorbij is gegaan. Onze chauffeur heeft een nieuwe Hi-Ace (ik leer later dat het een gehuurde is) en algauw zijn we op weg naar onze eerste bestemming. Om dichter bij de hoofdstad te zijn, heb ik gekozen voor het Pegasus Reef Hotel in Wattala, de eerste noordelijke voorstad van Colombo. Maar de weg erheen is erg slecht, vol kuilen en putten. Over het door de Hollanders gegraven kanaal naar Puttalam bereiken we het erg afgelegen complex. En wie staat er daar te wachten? Nayagaran natuurlijk, het kon niet missen... Spoedig zitten we in kamer 204/5 en bij onze eerste Lion Lager klinken we op een gelukkige tijd samen. Nayagaran vindt dat ik er ongelooflijk bleek uitzie; ik beloof hem daar in de komende weken iets aan te doen. In het Airport Garden hotel zal ie later zeggen : now Rik and Guy almost like Sri Lanka... We delen hen wat eerste geschenken uit, maar we zijn allemaal nogal versleten wegens te weinig of geen slaap en besluiten een paar uur onder kaf te gaan. Tegen elf uur doen we dan onze eerste verkenning; het is ongelooflijk heet, al dagen heeft het niet geregend en is het weer ronduit fantastisch. Pas tijdens onze laatste week in Triton zal daar verandering in komen. Rond twee uur installeren we ons voor de lunch - rice & curry natuurlijk - aan de tafel met ons favoriete nummer zeven : zowel PP, Nayagaran als Rik verjaren op de zevende... En wie komt daar tijdens het eten aangewandeld ? Ik ben heerlijk verrast Mihindu hier te zien opduiken, want eerlijk gezegd had ik die (zoals vorige jaren) pas veel later verwacht. Ook met hem is het een ontroerend weerzien. Via via heb ik weet gekregen dat een Vlaamse sigarenfabriek hier een vestiging heeft. Na het eten telefoneer ik naar Lieven, de general manager van United Tobacco Processing, zo heet de firma hier, en regel ons bezoek voor vrijdag. Daarna een tweede telefoontje naar Jan, onze vertrouwensman bij die andere Vlaamse firma hier, G.P. Garments, waar de kledij per schip toegestuurd werd. De brave man heeft alles uit de 'Free Trade Zone' van Biyagama moeten smokkelen. De zgn. 'vrijhandelszones', er zijn er drie, zijn opgericht om buitenlandse investeerders aan te trekken. Ze genieten van een speciaal invoer-, uitvoer- en belastingssysteem. In principe komt er hier dus niets binnen uit Sri Lanka en kan er ook niets buiten; daarom heeft Jan de kledij nu bij hem thuis in Colombo. Maar hij komt met de meest praktische oplossing : zijn chauffeur zal alles komen afleveren in het hotel. We hadden eigenlijk ook daar een bezoekje gepland, maar door tijdsgebrek zouden we jammer genoeg niet meer tot bij het atelier geraken. Het verkeer op de weg naar de hoofdstad is zo mogelijk nog drukker en chaotischer geworden. Met heel het gezelschap rijden we door de mierennest die Colombo heet, naar één van de voorsteden aan de zuidkant, Dehiwela. Een paar maand geleden was hier in het stationnetje nog een bloedige bomaanslag. Onze Toyota heeft dit jaar wél een radio-cassettespeler die werkt en onze muzikale vrienden zijn spoedig aan het meezingen. Pas veel later zal ik merken dat de ineengeknutselde box pal voor de derde rij zetels staat i.p.v.. achterin. Geen wonder dat Rik die altijd daar zit, af en toe moest vragen het volume wat terug te schroeven! Vorig jaar nog, op 22 december, is PP vlug en heimelijk getrouwd met 17-jarige Neshani. Later kregen we bericht van haar zwangerschap, en nog wat later vriendelijk maar wanhopig verzoek om financiële bijstand. Alles is intussen in orde gekomen en op 13 september is hun zoontje, Praveen geboren. We worden er in het huis één hoog hartelijk ontvangen door pa en ma en natuurlijk vrouw en kind. Krijgen ze eindelijk die twee vrienden uit het verre België in levende lijve te zien. Het prille geluk van de jonge vader is hartverwarmend; het doet deugd te zien dat je zuurverdiende centen toch goed besteed werden. We worden uiteraard getrakteerd op thee (we waren al gevraagd voor de lunch maar hadden gezegd geen moeite te doen). De kleine is een beetje lastig, maar ook hier wordt het vlug duidelijk dat een kleine het liefst nog door zijn moeder vertroeteld wordt. Ook op Praveens voorhoofdje is zo'n klein rond zwart cirkeltje aangebracht; ik heb me al dikwijls de betekenis ervan afgevraagd. PP vertelt me dat het zo ongeveer hetzelfde is als ons scapulier; een soort bescherming tegen de kwade geesten. Heel de Singhalese samenleving is trouwens doordrongen van astrologie en bijgeloof. Zo wordt bij iedere belangrijke gebeurtenis steevast een astroloog geconsulteerd. Ook de duivelspoppen, waarvan we er een 15-tal gevraagd zijn, vinden hier hun oorsprong en betekenis. Bij het afscheid neemt zijn pa me even apart om ons nog eens te bedanken voor de hulp; ik vermoed dat PP ook hierom gemakkelijk toelating krijgt met ons mee te reizen. Intussen is immers beslist dat Nayagaran en PP de hele tijd tot in Triton met ons mee willen gaan. Mihindu werkt nu op de kleine theeplantage in zijn buurt, hij superviseert er het inpakken en heeft maar vier dagen per maand vrij. Hij belooft op bezoek te komen in Hambantota. Na een verkwikkende douche steken we onze jongens in het nieuw; voor elk hebben we hemden, T-shirts, jeans, ja tot zelfs ondergoed gekocht. Om het trotst schuiven ze aan voor het avondbuffet. Het is een lange, warme en vermoeiende dag geweest, maar ik had hem voor geen geld willen missen... Donderdag 31.10 Ik weet niet hoe het komt, maar ik ben hier altijd vroeg wakker. Nu valt dat hier natuurlijk niet op, want Sri Lankanen staan sowieso op als het daglicht komt; zonder hun 'early morning tea' kunnen ze niet uit de startblokken. Dat houdt in dat je over het algemeen ook zelf mag opstaan want er is altijd wel iets. Zo heeft Mihindu deze morgen mijn tandenborstel vandoen. Da's ook zoiets speciaals : 's morgens staan ze wel 10 minuten hun tandsen te poetsen - sommigen zoals Nayagaran met bijpassende gorgel - en wurggeluiden - maar voor de rest van de dag hoeft dat dan niet meer... Rik blijft deze voormiddag bij het zwembad; Mihindu rijdt mee tot het busstation. Nayagaran wil straks een voedingswinkeltje beginnen en met PP gaat hij een weegschaal kopen. Hier geen elektronische toestanden, maar zo'n lekker ouderwetse zoals je die bij ons alleen nog ziet bij het symbool van justitie. Onderweg tateren zij er duchtig op los; Nayagaran is de specialist van de vuile grappen. Met Fernando doe ik in de broeierig warme binnenstad mijn boodschappen. Van de advocaat naar het station waar ik voor Nayagaran en mezelf 2 plaatsen reserveer voor de trein zondag. Vermits ik vorig jaar het hele stuk van Nanu Oya tot in Badulla in het donker heb moeten afleggen, wil ik deze keer die mooie streek ook wel eens zién. De bureaucratie die ze van de Engelsen geleerd hebben, is in geen vijftig jaar veranderd. Zo worden onze namen nog naarstig, het liefst in drievoud in een groot boek geschreven waar nooit nog een mens zal in kijken. Ik heb maar een kaartje nodig voor de tweede helft van het traject, maar dat blijkt volgens dezelfde logica niet mogelijk te zijn. Geef me dan maar een kaartje vanaf Kandy. Maar meneer, zo'n verspilling! Hier lijkt het elektronica tijdperk plots weer nog een eeuw ver weg... Daarna gaat het naar een gespecialiseerde boekwinkel waar ik voor André en mezelf 'Say it in Singhala' koop. Een goeie aanwinst voor de studie. In de loop van de volgende weken zal ik heel wat bijleren; op de duur kan ik reeds veel zeggen, maar als ze tegen elkaar bezig zijn, gaat het me veel te snel. Wel vang ik hier en daar een woord op; meestal weet ik dan waarover ze bezig zijn. Ik vind er ook mooie kaarten voor de klanten thuis. Ook hier moet ik iets over het systeem vertellen; je houdt het nauwelijks voor mogelijk. Eerst bestel ik aan één van de vele toonbanken de boeken. Achter deze bank staan 3 man. Een ander wordt erbij geroepen; die tovert meteen ergens uit de ruime winkel het gevraagde te voorschijn. Ik krijg een papiertje met de koopwaar erop vermeld. Of ik nu tot bij de 'cashier' wil gaan. Hier krijg ik in ruil voor mijn geld het papiertje terug met de stempel PAID. Of ik nu hiernaast de waar wil ophalen. Intussen heeft nog een ander de goederen tot op deze tafel gebracht. Hier zitten weer drie man. Nr.1 neemt mijn papiertje en stempelt het nog eens af met DELIVERED, nr.2 neemt het papier en de koopwaar en geeft door aan nr.3 die het in een papieren zak stopt! Nu moet je weten , die mensen verdienen allemaal twee keer niks, maar intussen zijn ze toch niet werkloos zeker? In de nabijheid van de straatmarkt rond het Fort-station pikken we PP en Nayagaran weer op. De schaal heeft 920 roepies gekost (zo'n 530 fr); niet veel, zeg ik, maar Nayagaran reageert verontwaardigd : als je maar twee- drieduizend rps. per maand verdient, is dit natuurlijk een hele investering... Rond één uur hebben we de lange weg terug afgelegd en lunchen samen. In de namiddag probeer ik voorzichtig mijn eerste zon, want het is eigenlijk te warm om te bruinen. PP en Nayagaran gaan wat sporten bij de animator; ik profiteer ervan om in en rond het hotel wat te filmen. Het is al bijna avond als ik diep in het geheugen moet tasten om PP de eerste beginselen van het schaken bij te brengen. Tegen achten levert de chauffeur zoals beloofd drie kartonnen dozen bij de receptie; we laten die voorlopig dicht want dat zou algauw veel nieuwsgierige blikken opleveren... Vrijdag 1.11 PP en Nayagaran trekken vandaag huiswaarts, ze beloven morgenvroeg present te zijn. Voor de eerste keer zijn we alleen; uitgebreid genieten we van een kommerloze zonnige voormiddag. Onze clubsandwich laat nogal op zich wachten zodat we met een beetje vertraging de halfuur-lange rit naar de vrijhandelszone bij het vliegveld aanvangen. Om binnen te geraken heb je hier een pasje nodig; aan de telefoon heb ik Lieven onze nummerplaat ( 57-7540 ) opgegeven; volgens hem zou dat volstaan. Eilaas, we moeten terug tot bij een kantoortje. In een bak liggen een aantal 'uitnodigingen', maar geen voor ons. Fernando slaagt er toch in een dagpasje te kopen, prijs 10 rps. elk. Als we ons hiermee opnieuw aan de poort aanbieden, staat daar nu ook een man op fiets met natuurlijk de pasjes van Lieven... Maar we zijn er nog niet : ik moet ook foto- en videomateriaal achterlaten. Alsof het om industriële spionage ging. We hebben de fabriek vlug gevonden, in het kantoortje is het lekker fris, maar het is vooral het doordringend aroma van tabaksblaren dat me treft. Na enig wachten heeft Lieven toch wat tijd weten te vinden. In zijn erg ruim kantoor biedt hij ons uiteraard een 'Cortes' aan, die we helaas voor hem, beleefd weigeren. Na ons gesprekje toont hij ons nogal gehaast de hele fabriek. In een grote koelruimte, konstant -18°, wordt de voorraad tabak, uit Indonesïe maar ook uit Zuid-Amerika bewaard. Dat moet op die koude, omdat de gevreesde tabakskever zich pas boven die temperatuur ontwikkelen kan. Daarnaast treffen we de diepvriesruimte waar het afgewerkt produkt opgeslagen ligt. Van hieruit wordt met diepvriescontainers uitgevoerd, en niet alleen naar Vandemarliere in België, zoals ik dacht. In een dampkamer wordt de tabak eerst soepel gemaakt. In een grote hal worden door ervaren handen - het zijn allemaal vrouwen- eerst de bladeren op grootte getrieerd. Aan zo'n 150 toestellen, het lijken vergrote naaimachines, wordt het blad aangezogen, versneden en tussen plasticfolie gerold.. Vaardige handen leggen het blad telkens weer op de goeie plaats. Het werk is heel arbeidsintensief, daarom laat men het ook hier doen; met onze dure lonen zou een sigaar algauw onbetaalbaar zijn. We bedanken Lieven voor alle moeite en rijden naar Negombo waar we bij wat plaatselijke horecamensen wat meer informatie inwinnen. Het Pegasus Reef Hotel is eigenlijk meer een clubhotel van de Duitse LTI groep, maar nu zitten er haast uitsluitend Engelsen. Die blijven hier doorgaans erg goedkoop twee of drie weken ter plekke; sommigen doen al eens een één - of meerdaagse uitstap naar de culturele driehoek of naar Kandy. De kamers zijn mooi, het eten is lekker en verzorgd, maar de service is niet alles. Ook nu als we hier weer landen, blijken zowel de bar bij het zwembad als die bij het strand reeds gesloten; het is pas 17u30. We gaan dan maar tot in de Lounge bar. Hier wordt het behoorlijk druk want zowel de afzakkers van het zwembad als zij die reeds klaar staan voor het avondeten moeten hier wel vergaderen. Het is onze eerste avond alleen; na het diner drinken we nog een pint aan de bar bij de zee. Het is elf uur, Allerheiligen, het is nog altijd 24° warm... Zaterdag 2.11 Zoals afgesproken zijn we tegen 8u30 klaar voor de 180 km lange rit landinwaarts. Alle bagage, ook de dozen, zijn achteraan onze Toyota geladen en ook onze twee konijntjes zijn op de afspraak. We laten de lawaaierige, altijd verkeersdrukke hoofdstad rechts liggen en via een mooie, maar erg bochtige weg rijden we langs Avisawella langzaam de heuvels in. Aan de andere kant van de brede vallei zien we de trein naar Badulla de bergen inklimmen. Dit is de Gingathena pas, het is hier erg mooi en af en toe stoppen we voor foto en film of plas. (hobbyroom, weet je nog wel?) In Hatton (hier stond de trein vorig jaar zo lang stil) stoppen we bij het resthouse voor een koele Lion Lager. Nayagaran is vanmorgen erg vroeg uit het verre Matara moeten vertrekken en bestelt een pittige Srilankaanse omelet. De tweede wordt broederlijk verdeeld. Je bent hier midden de uitgestrekte theeplantages; overal in het landschap duiken ook de typische contouren van de theefabrieken op. Bij één ervan, het St. Clair Tea Centre in Talawakelle, slaan we een voorraad B.O.P. in voor Walter & Pol. Vanop de uitkijkpost heb je een prachtig zicht op de watervallen en de omliggende bergen. Kort na 13 uur staan we aan de receptie van het St. Andrews hotel in Nureliya. Uiteraard heb ik bij onze reservaties alleen gedacht aan één dubbele kamer. Jammer maar helaas, het hotel zit vol. Een erg vriendelijke reservationsmanager, ik ben zijn naam kwijt, wil voorlopig onze kamer aanhouden, maar hij is ervan overtuigd dat er plaats genoeg is in het Grand Hotel. Wij daarheen dus, en algauw zijn we ingecheckt voor kamer 311/12. Ik bedank telefonisch het St. Andrews voor de moeite. Ieder jaar zijn we in dit hotel al geweest, nu eens voor de lunch, dan weer voor een biertje ter onderbreking van de lange rit van Kandy naar Badulla. Maar het is de eerste keer dat we hier logeren en het zal ons niet spijten. We zitten in de vernieuwde vleugel, met een erg grote kamer en badkamer, pal aan de voorkant. Na de lunch trekken we even het stadje in. We kopen tandenborstel, scheermesjes en heerlijke 'devilled' cashewnoten. Op de terugweg toon ik hen de prestigieuze Hill Club waar we in '92 sliepen. Maar de uitrit is gesloten en in typisch Ravelingiensiaanse stijl bereiken we door een groentetuin en over prikkeldraad de achterkant van het Grand. Nayagaran heeft er eerst niet veel zin in en wil naar de kamer verdwijnen, maar ik zeg dat ze eerst, zoals afgesproken, aan het klaarmaken van de kaartjes mogen helpen. Rik en ik schrijven de tekst, zij plakken de zegels en de adreslabels; zo komt het dat wijzelf niet weten wie welke kaart zal krijgen. Met zijn vieren klaren we het karwei van de 126 kaartjes in een half uur; anders doen wij alleen er zo'n twee uur over. Het is voor de konijntjes hun eerste keer in het hoogland. Het is hier bijna 2000 meter hoog en dat vertaalt zich in veel koelere temperaturen. Voor ons die het kille, natte Belgisch weertje gewoon zijn, is het hier nog behoorlijk warm, maar Nayagaran uit het hete Matara heeft het koud. Iedere kamer in het Grand heeft ofwel een haard of een elektrisch kacheltje; dat op 311 zal de hele nacht dienst doen... Voor het avondeten komt Fernando ons in de bar gezelschap houden; met ons vijven vormen we een gezellig groepje. Nayagaran is vanmorgen reeds om 4 uur thuis vertrokken en na het avondeten gaan ze vlug slapen. Wij drinken nog een pint en een arrack aan de bar, maar tegen elf uur liggen we ook onder zeil. Zondag 3.11 Voor het ontbijt doe ik nog een uitgebreide verkenning van het hotel. De rechtervleugel is kompleet nieuw heropgebouwd; de tuin ligt er mooi bij, het is idyllisch rustig. Het is weekend en ook hier zijn heel wat autochtonen. Hele families met schattige kinderen zijn er hun zondag komen doorbrengen; buiten op het gras schikt men reeds de tafels voor het middagbuffet. Na het ontbijt wil ik nog even het stadje in voor wat sfeerbeelden, maar onze poeijassen zijn nergens te speuren. Overmorgen als wij naar Raja gaan, heb ik Nayagaran en PP voorgesteld de watervallen van Dunhinda te gaan bekijken. We kopen hen een wegwerpcameraatje. Om 11u30 laat ik Fernando naar het twintig minuten ver gelegen stationnetje van Nanu Oya rijden; de trein is pas over twee uur voorzien, maar zolang hoeven Rik en PP niet te wachten. In twee uur kunnen ze in Badulla zijn, inchecken in de Dunhinda Falls Inn en nog wat boodschappen doen. Morgen gaan we immers op ons eentje Premadasa bezoeken. Hij is in maart 18 geworden; enige tijd geleden kreeg ik van het Plankantoor in Badulla bericht dat mijn pleegouderschap ten einde was. Een inderhaast geschreven afscheidsbriefje kwam nogal hard aan; bij ons vorige bezoek was immers afgesproken dat ik via zijn jongere zus het Fostership zou voortzetten. Intussen is naar zowel het kantoor in Gent als naar hier een boze brief om meer uitleg vertrokken. Via ons contact hier, de captain, weet je nog, heb ik een brief laten bezorgen aan Premadasa met de melding van ons bezoek straks. Door het antwoord van de captain weet ik dat we straks verwacht worden. Eerst wandelen we wat rond, want dit is slechts een klein gehucht van hoop en al 40 huisjes en uiteraard is hier niets te beleven. Het prachtige landschap vormt het ideale decor voor Nayagarans eerste foto's ; pas na enige uitleg beseft ie dat dit ding slechts één keer gebruikt kan worden en dat ie het me voor we weggaan moet terugbezorgen. Anders zal hij zelf voor ontwikkeling en afdrukken moeten betalen en dat zit er niet direct in. In een zaaltje is er aan de ene kant karatetraining, vooraan zit een man sierlijke Singhalese letters te schilderen op een groot spandoek. Vrijdag is oud-president Julius Jayawardene overleden (er gebeurt altijd wat als wij hier zijn) en morgen wordt hij met staatseer begraven. De man heeft erg veel betekend voor het moderniseren van Sri Lanka en was bij de bevolking blijkbaar erg gekend en geliefd. In elk dorp zie je de witte banieren en vlaggen, op vele busjes prijkt zijn foto. Morgen film ik op tv het laatste van de begrafenis : het in brand steken van de 15mt hoge sarcofaag. Typisch voor Nayagarans gouden hart : ik zie hem 20 rps. geven aan een sukkelaar; als ik hem vraag waarom, antwoordt hij dat de man niets heeft en nog niets te eten kon kopen; ik heb dat ook nog meegemaakt, zegt ie... Ik ben hier natuurlijk de enige vreemde en heb nogal wat bekijks, maar ik voel me hier overal op mijn gemak en schiet er wat mooie sfeerplaatjes. Het is eigenlijk ook weer de eerste keer dat ik getroffen word door de typische geuren van de dorpswinkeltjes. Tegen één uur zakken we af naar het stationsgebouw. Blijkt dat de trein een uur vertraging heeft. In het sobere buffet drinken we thee. We praten over zijn toekomstplannen : in Balangoda - daar komen we later nog voorbij, daarom heeft ie die weegschaal met de wagen meegegeven - wil hij op 15 oktober een 'grocery store' openen. Het gebouwtje behoort toe aan zijn moeders zus en van hen krijgt ie nu de gelegenheid te bewijzen wat ie in zijn mars heeft. We praten over onze liefde en vriendschap, onze plannen, onze verdere reis. Ik vertel hem dat ik iedere dag aan hen allen denk, dat is bij mij niet anders, zegt ie. We zijn amper twee teken thuis of ik krijg reeds een verjaardagskaart met een briefje erbij waar zijn heimwee echt afdruipt... Iemand heeft duidelijk teveel arrack gedronken en onderbreekt ons met zijn levensproblemen ; ik begrijp er haast geen woord van en begin zogezegd weer de krant te lezen... Buiten op het perron spreken we ons lunchpakket uit het Grand Hotel aan : een kaassandwich, een stuk kip, een gekookt ei, een stukje cake en een banaan. En dan is het eindelijk zo ver; we installeren ons in de laatste wagon, de observatiewagen van de Podi Menike, voor zo'n drie uur door het prachtige berglandschap. Voor Nayagaran is ook dit de eerste keer daarheen en hij geniet er duidelijk van : bijna de hele tijd zal ie voor het venster zitten. Toch moet ik achteraf vaststellen dat het stuk tot in Nanu Oya ( van vorig jaar) wel het mooist is. Als we Ella voorbij zijn, let ik dubbel op. Nog twee tunneltjes door en dan passeren we de afslag naar Prema's huisje. In mijn heimelijke jongensverbeelding heb ik gedroomd dat hij hier zal staan wachten, maar er is natuurlijk niemand; uitgerekend nu is zelfs Nayagaran even naar de restauratiewagen verdwenen... Ik had twee sweaters uit één van de dozen gehaald voor het geval het in de bergen koud mocht worden. Natuurlijk is dat niet onopgemerkt gebleven - Fernando zal morgen wat hemden vragen. Maar we hebben die niet nodig gehad en voor de verbaasde blikken van wat mensen ergens langs het spoor, laat ik ze uit het venster waaien. We hebben een half uurtje van onze achterstand goedgemaakt want om 17u30 rijden we Badulla binnen. Enigszins verrast stellen we vast dat we niet opgewacht worden; we besluiten met de tuk-tuk naar het hotel te rijden, maar we zijn amper honderd meter ver of Fernando komt er aangesjeesd. Intussen heeft Rik ons ingeschreven, wij weer in de ons vertrouwde kamer 4, zij in 3. Ook de boodschappen zijn gedaan , hij heeft ook nog zo'n soort draagaffaire voor kleine Praveen gekocht. Hij heeft ook de eerste fax voor het thuisfront geschreven maar pas morgen krijgen we die erdoor. Ik hoor Rik in de intussen bekende douche een grote gil slaken, denk ik dat het water te koud was. Blijkt achteraf dat ie een 220 volt opkikker kreeg! Voor het avondeten bel ik naar de captain en nodig hem uit voor het diner maandag. Op de kamer heeft Rik de pakjes voor onze jongens al klaargelegd. Laat het maar vlug morgen zijn. Maandag 4.11 Ook het ontbijt is niet veranderd : een stuk papaya, thee en toast met konfituur. Voor onze gasten uiteraard de typische kost : melkrijst (kiri bat), sambol, beef en/of fish curry, hoppers. Het is me nog steeds een raadsel hoe ze zo pikant kunnen eten op een nuchtere maag. Als we om 8u30 vertrekken, zien we aan het Plankantoor - da's hier vlakbij - onze chauffeur van vorig jaar staan. We verwittigen nog eens dat we morgen zelfde tijd naar Raja willen. Moeiteloos vind ik de afslag naar Meeriakelle Bungalow, maar dan loopt het mis. Bij de eerste splitsing weet ik het niet meer, dus roepen onze vrienden de eerste beste passant ter hulp. Steeds verder en dieper gaat het, wel 10 keer leg ik de weg van vorig jaar uit, maar niemand schijnt te luisteren of niemand weet die brug zijn. Steeds weer vragen ze de weg; alsof Jan Pier hier zal weten waar W.M. Premadasa woont. Als we tenslotte diep in de jungle bijna niet meer vooruit of achteruit geraken, beslis ik dat het welletjes is geweest. Ik laat Fernando terugrijden tot bij de eerste kruising, maar ook nu loopt de weg weer dood. Dan blijft er maar één oplossing : terug naar het stationnetje van Demodera en vandaar de hele afstand over de sporen, zo'n kleine 3 km; precies dezelfde weg die we de tweede keer met Stella namen. Dan de afslag naar beneden en dra zie ik het huisje staan. We zenden PP voorop om te filmen, maar beneden is de verrassing kompleet. In ons eerste schema was het bezoek morgen voorzien, maar omdat Plan op maandag gesloten is, heb ik de volgorde omgedraaid. Nu hadden ze ons hier pas dinsdag verwacht, maar het weerzien met mijn jongen is er niet minder emotioneel om. Ik vergeet bijna mijn ayubowan en pak Prema stevig vast; hij lijkt weinig veranderd nu. Ook hier is er vooraan een heel stuk aan het huis bijgebouwd; het is pas twee maand geleden en het stuk vloer is nog in 'état brut'. De voordeur zit nu links. De tafel staat aan de rechterkant, in de verste linkerhoek staat nu Prema's bed. Het zal er wel aan liggen dat er geen mensen van Plan meer bij zijn - het is allemaal meer informeel - want Prema is veel meer op zijn gemak. Doordat PP en Nayagaran vlot alles vertalen, kunnen we ook veel meer 'praten'. We leren over zijn examenresulaten; hij is geslaagd voor vijf vakken, met twee 'credit passes'. Om aan het volgend examen (Advanced level) deel te nemen moet je geslaagd zijn in zes vakken, met drie kredietpassen. Dus bereidt hij zich dit jaar weer voor op het Ordinary level examen. Deze proeven worden door de regering georganiseerd over het hele land, en het duurt maanden voor de resultaten bekend zijn. Hij is zich intussen aan het specialiseren op houtsnijwerk. Dat blijkt trouwens de reden te zijn dat hij vandaag van school thuisgebleven is - hebben we even geluk! Hij is namelijk de laatste hand aan het leggen aan een geschenkje voor mij en het spijt hem natuurlijk dat ie het nu niet geven kan. Als we morgen van het bezoek aan Raja terugkeren, heeft iemand een pakje bezorgd aan de portier van het hotel. Erin steekt een fraai houtsnijwerkje van mijn jongen met de voor Sri Lanka zo typische dubbele pauw! Bij thuiskomst krijgt het meteen een ereplaats in het café. Als we een week thuis zijn, krijg ik een briefje waarin hij uitlegt dat ie zelf naar het hotel gekomen is, maar wij waren naar Raja. Hij is zelfs de zesde nog een keer teruggekomen, maar toen waren we al weg. Maar goed dat ik dit pas nu verneem... Het is weer tijd voor het uitdelen van de vele geschenken die we voor hem en de familie meegebracht hebben, maar alleen moeder en zoon zijn thuis. PP filmt aandachtig het hele gebeuren; hij heeft een natuurlijke aanleg voor het camerawerk. Tijd ook voor de dierbare foto's; hij trekt zijn nieuwe jeans en T-shirt aan. Moeder nodigt ons uit voor de lunch, maar ik heb een veel beter idee. We vragen haar toestemming om onze jongen mee te nemen naar Badulla, naar ons hotel om daar samen met ons te eten. Met geen woorden kan ik de intensiteit van mijn emoties de volgende paar uur beschrijven. Eerst wandelen we hand in hand de hele weg terug tot bij Fernando en de wagen; we hebben weinig woorden nodig, we stralen allebei van geluk (santosai). Omdat Nayagaran en PP ook voortdurend met hem praten en bezig zijn, voelt Premadasa zich erg op zijn gemak. Hij geniet van elk ogenblik. We spreken af dat we voortaan rechtstreeks contact zullen houden; als ik thuiskom, ligt er een briefje van hem; weliswaar in zeer gebrekkig Engels, maar we redden het wel. Ik geef hem de verjaardagskaart die ik thuis al lang heb gemaakt.Tegen drie uur trek ik met hem en Fernando alleen naar zijn huisje terug. We nemen bij de afslag naar Demodera een andere weg en komen zo bij het bruggetje dat we deze voormiddag zo wanhopig hebben gezocht. Vader is intussen thuis; mijn Singhalees is wel al veel verbeterd, maar toch niet goed genoeg om alles te zeggen. Ik wil nog wat foto's nemen, maar plots lijkt iedereen wel verdwenen. Na een tijdje word ik aan tafel gevraagd : hebben ze toch nog wel rice & curry klaargemaakt zeker! Pas met enige moeite kan ik hen ervan overtuigen dat we al gegeten hebben en dat ik zo onderhand terug moet. Voor we weggaan geef ik Prema's vader de tienduizend roepies die de klanten bijeen gespaard hebben. Vermits zij nu niet meer met Plan te maken hebben, is er niets dat ons belet hen rechtstreeks te steunen; voor Raja zullen we nog een jaartje moeten wachten.En dan is het tijd voor de tweede weg terug; ook vader loopt met me mee. Onderweg komen we nog zijn zus tegen die net van school terugkomt. Bij het bruggetje komt het afscheid nu dubbel zwaar; ik pak hem nog eens goed vast, goodbye, take care, till next year. Voor de dam helemaal doorbreekt, laat ik Fernando vlug wegrijden... Terug in de Falls Inn zie ik dat ik toch nog zijn kaart vergeten teruggeven heb; met een klein briefje erbij is het mijn eerste zending aan zijn nieuw adres. Rik is intussen met de konijntjes terug van stad. De eerste fax is er eindeijk door; we hebben weer cash en hij heeft ook nog een T-shirt voor Raja morgen gekocht. Een paar dagen geleden al heb ik in de krant gelezen dat men in Biyagama een volledig nieuwe brouwerij zal bouwen, omdat men met de huidige infrastructuur de vraag niet meer volgen kan. Vandaag wordt dat een eerste, maar helaas niet de laatste keer geïllustreerd. Er blijkt na het eerste rondje geen bier meer te zijn. Iemand is op zoek gegaan naar stee en alles wat er beschikbaar was, blijkt een kleine hoeveelheid Indisch bier te zijn in een hier voor ons ongewoon 33 cl flesje. Later bij het aperitief, als intussen ook de captain is aangekomen, blijkt ook de gin en de vodka uitgeput. We houden het noodgedwongen op whisky. Met onze gast hebben we het over het voorbije jaar; hij had me geschreven dat ie op zoek was naar ander werk, elders. Blijkt dat hij erop gerekend had toen hij de job hier bij de DCSL aannam, dat zijn familie hem hierheen zou volgen. Maar de oudste, Malin - hij wordt volgende week 13 - wil nu niet meer van Colombo naar een school hier in Badulla veranderen. Dus rijdt Nandin iedere zaterdag na de lunch de 230 km naar huis; komt de maandagmorgen vroeg de vier en een half uur rijden terug en zit hier dan de hele week alleen. Nogal wiedes dat hij ons gevraagd had bij hem thuis te logeren! Meteen worden we door hem uitgenodigd. Zijn huisbode kan echt niet koken, zegt ie en dus worden we morgen om 18u30 meegevraagd naar het Bandarawela hotel, hier een uurtje vandaan. Ieder jaar duiken er in de gesprekken met de konijntjes nieuwe 'slogans' op. De captain zegt nogal veel en op een nogal eigen manier : 'correct, correct', gevolgd door zijn speciaal lachje. De volgende morgen is het al van dat : correct, correct... Dinsdag 5.11 Het is alweer een prachtige morgen en tegen halfnegen trekken wij tweeën naar het Plankantoor, hier nauwelijks vijftig meter vandaan. Eerst worden we ontvangen door de 'communcations officer', een nieuwe job om het contact met de pleegouders beter te onderhouden. Omdat we intussen zelf tot bij Premadasa zijn geweest, til ik niet meer zo zwaar aan het hele gebeuren met de 'afscheidsbrief'; maar hij kan toch niet anders als toegeven dat één en ander verkeerd is gelopen. Ze hadden nooit moeten beloven dat zijn zus in aanmerking kwam en al evenmin dat we het gezin rechtsreeks via Plan konden steunen. Hij heeft er geen weet van dat me intussen een nieuwe jongen is voorgesteld, in Moneragala, hier 70 km vandaan. Als we willen, kan hij een bezoek nog wel arrangeren; ik verzeker hem dat het niet voor deze keer zal zijn. Hij haast zich ook de foto's en correspondentie i.v.m. de bouw van Raja's huisje te tonen; als we thuiskomen, zijn die inmiddels aangekomen. Blijkt dat het gezin zich intussen na enig aandringen toch wat geëngageerd heeft in het gemeenschapswerk; daardoor zijn de nodige fondsen voor de bouw vrijgekomen. We drinken nog wat thee en dan is het eindelijk tijd voor de één uur durende rit naar Polgaharawa, Raja's dorp diep in de Sri Lankaanse jungle. In het dorp Meegahakiula pikken we bij het plaatselijk Plan kantoor dezelfde community werker als vorig jaar op, Wicky is zijn naam. Het regenseizoen is overduidelijk nog niet begonnen, ook vandaag staat er weer een stralende zon en het zal een zweterige dag worden. Over de ons nu reeds zo bekende weg trekken we tot bij het huisje bovenaan de helling. Er staan weer zo'n 40 man te wachten bij het intussen ongeveer afgewerkte gebouwtje. De plek is precies dezelfde, maar het portiek en voordeur zitten nu aan de andere kant. Er zijn twee kleine kamertjes; in het eerste staan voorwaar vier rieten zetels; hier praten we eerst wat over onze reis, de correspondentie, school en werk. Blijkt dat Raja zich veel van de huishoudelijke taken aantrekt. We vernemen ook dat - hij had daar al iets over geschreven - zijn naam laten veranderen heeft in Nimal; Raja is te ouderwets, vindt ie. Het doet een beetje raar aan , maar in het vervolg zal ik het dus over Nimal moeten hebben. In Sri Lanka kan je voor zo'n 700 rps. en een vermelding in de kranten je voornaam gemakkelijk laten veranderen. In het tweede kamertje staat de tafel gedekt met de klassieke hapjes : bananen, honingkoekjes, rijstgebak, cake en thee natuurlijk. Daarna gaan we weer in de zitkamer de geschenken uitdelen. Ook voor hem een drietal hemden, twee jeans, T-shirts, kogelpennen, dzjing's-cap, portefeuilles, snoep en snuisterijen. Net als voor Premadasa hebben we een mooi fotoboek over België meegebracht; aandachtig loopt hij het samen met Rik door. Ik ga intussen buiten wat filmen en fotograferen, want de hele meute wil aan de kleine deuropeningen staan en het is er binnen om te stikken. Na de klassieke fotosessie is het nog even speeltijd : uitgebreid moet de frisbee worden gedemonstreerd. Ik weet niet waarom, maar deze keer moet er geen boom geplant worden. Ook voor Nimal eindigt straks zijn fostership en allicht is dat de reden. Begin december krijgt Rik trouwens ook al de documentatie over zijn nieuwe pleegkind. Het is intussen ruim na twaalf en helaas ook weer tijd voor het afscheid; voor de vijfde keer reeds trekken Rik en Raja, sorry, Nimal de helling af en terug tot bij het schooltje waar de jeep op ons wacht. Volgend jaar wordt hij ook 18, het zal ook anders zijn als we hier terugkomen... Voor we terugrijden, laat men ons nog een nieuw irrigatieproject zien. Zo'n vijf kilometer verderop is er een groot waterreservoir (waar we in '92 met Stella zijn heengegaan); van daaruit tot hier bij het dorp heeft men met mankracht(!) een kanaal gegraven, zodat nu ook hier maïs of rijst geteeld kan worden. PP en Nayagaran zijn al een tijdje terug van hun bezoek aan de waterval; ze hebben zich goed geamuseerd. Daarna heeft Fernando hen nog een oude hangbrug laten zien; later in de namiddag moeten wij er perse ook heen. Maar zoals hangbruggen dat wel meer doen, wiebelt het hele geval vervaarlijk als er een aantal mensen oplopen; Rik keert nogal vlug terug. Daarvoor gaan wij eerst met Fernando naar stad om er een cadeautje voor Nayagarans verjaardag te kopen. Ik begrijp nog steeds niet waarom er zoveel 'goudwinkeltjes' zijn in dit land. Ook hier in dit stadje dat echt niet groter is dan Tielt, zijn er in één van de hoofdstraten wel 30 zo'n winkeltjes. We zoeken eerst iets voor aan zijn pols, maar vinden ons gedacht niet. Tenslotte kopen we een fijn gouden halskettingje. Om 18u30 stipt pikt de captain ons met een nieuwe Isuzu op; hij heeft de airco aan staan en ik heb het op de voorbank koud. Ik ben maar wat blij als we na een uur het erg mooie, Victoriaanse Bandarawela hotel bereiken. We kenden deze plek niet, maar het is beslist een aanrader; eerst zitten we in een erg ruime lounge in grote fauteuils, maar na de bestelling verhuist de captain liever naar de bar. Ook hier zitten we alleen ; de meeste gasten zijn reeds aan tafel gegaan. Maar wij hebben ruim de tijd, zegt de captain, en bij onze gin-tonic worden we vergast op erg lekkere, maar o zo pikante hapjes. 'Devilled' zoals voor de Sri Lankanen zelf, heeft Nandin besteld; ik vertel hem dat wij thuis in de zaak ook zoiets serveren, maar hij moet hartelijk lachen als ik hem zeg dat als het zo pikant zou zijn, ze die wel naar onze kop zouden gooien... We genieten daarna van de beste peper steak die we hier al gegeten hebben; ik zie het wel zitten om hier volgend jaar terug te komen. Op de terugweg is er zo goed als geen verkeer en tegen 12 uur zijn we weer bij het totaal uitgestorven Dunhinda beland. We krijgen elk nog een pakketje promotiemateriaal van de distilleerderij en weer is het tijd voor afscheid. Ik beloof hem gauw te schrijven.
Woensdag 6.11 Het is al de hele tijd niet je dat met de bediening in het hotelletje; we zijn overigens de enige gasten. De zaak wordt nu gerund door de zoon en zuster van de oude baas, en het is er niet op verbeterd. Ook bij de afrekening is er weer wat : eerst wil hij alleen cash, maar ik zeg hem dat ik zoveel baar geld niet bijheb (leugentje). Hij laat zich zelf niet zien, maar kan tenslotte niet anders als Riks Visa kaart aanvaarden. Na nog wat afscheidsfoto's, ook van minzame Mathy, rijden we via een erg mooie weg, weer door de theevelden en bergen tot in Haputale. Het plaatsje ligt bovenop de scherpe bergrand, erg schilderachtig. Zondag met de trein deed het hier een goeie vlaag, nu hangen de wolken weer tot in het straatbeeld. Van hieruit gaat het steil naar de kustvlakte toe; de weg naar beneden is één van de mooiste die je in Sri Lanka kunt nemen. Maar eerst wil ik wat verjaar-dagskaarten kopen, o.a. voor Malin, de captains zoontje. Tegen de middag hebben we het prachtig gelegen Belihul Oya resthouse bereikt. In '93 waren we hier met Wicky gestopt om een pint te drinken; ik had me toen al voorgenomen ooit hier een nacht te spenderen, zo mooi en rustig is het hier. We krijgen ook hier kamer 3 en 4, op het verdiep met balkon met zicht op de rivier. We lessen eerst onze dorst vooraleer het 'natuurlijk zwembad' wordt uitgeprobeerd. In het bergriviertje is er een uitdieping waar je kan zwemmen. Het water dat van Horton Plains en World's End hier naar beneden komt, is heerlijk fris. Na de lunch rijden we met het hele gevolg naar het 15 km verdere Balangoda. Eerst moeten we op de thee bij de zuster van Nayagarans moeder, ook zijn grootmoeder is hier. Daarna zien we zijn toekomstig winkeltje. Een blauwgeverfde poort, wat nog lege rekken, daarachter zijn bed...Op de donkere foto's van zijn wegwerpcameraatje zie ik later wat impressies van de 'opening'. Ik ben intussen wel de Sri Lankaanse toestanden gewend, maar ik mag er toch niet aan denken dat hij nu zo leven moet; ik bid dat hij het machtig goed mag stellen... Vanop ons terras zien we hoe aan de overkant van de rivier de aapjes spelen en voorzichtig komen drinken; op een bepaald moment zit er zelfs één boven ons, verbaasd en geschrokken ziet ie ons staan. Tot het donker wordt, illustreren de konijntjes hun 'toverkunsten'. Nayagarans truc met de brandende kaars in een glas water lukt maar half; het op elkaar gieten van sprite en arrack mislukt, maar zijn kaartentruc is af. PP demonstreert iets met een fles en vlam. Praktisch iedere dag belt hij naar vrouw en kind; nu wordt de sfeer abrupt gebroken als ie verneemt dat Neshani onwel is. Hij besluit om kwart na twaalf met de bus terug te rijden; als het even lukt, komt hij in Hambantota weer. Donderdag 7.11 Nayagaran wordt vandaag 25, voor de eerste keer zullen we samen zijn verjaardag vieren. Nog voor het ontbijt gaat Rik de verjaardagskaart die ik thuis op de pc gemaakt heb, op onze ontbijttafel zetten. We wensen hem op zijn kamer reeds proficiat; bij het ontdekken van zijn kaart vergroot zijn geluk nog; als we hem na het ontbijt ook nog zijn halsketting geven, is hij de koning te rijk. Fernando is aan de naburige tafel stille getuige van ons broos geluk. Als we na Balangoda links afslaan, check ik even de wegenkaart en vermoed dat we een 'short cut' nemen naar de weg via Empilipitiya die ik gepland heb. Bij iedere splitsing vraagt Nayagaran de weg naar Hambantota, we blijven hardnekkig oost- i.p.v. zuidwaarts rijden en ik begin me serieus vragen te stellen waar we in godsnaam heengaan. Op de duur weet niemand meer waar we precies uithangen. Tenslotte bereiken we de rand van het plateau en langs een smal, erg bochtig weggetje gaat het naar beneden. Gelukkig is er geen verkeer; wie zou ook hier komen rijden? We komen tenslotte bij een riviertje dat de weg vele kilometers lang volgt. Ten langen laatste komen we bij Tanamalwilla weer uit op de weg van Wellawaya die ik dit jaar juist niet had willen nemen! Naygaran boft dat het zijn verjaardag is, maar het zal de laatste keer zijn dat hij een 'short cut ' zal moeten voorstellen. Correct, correct... Niettegenstaande onze omzwerving door de bijna ongerepte jungle komen we toch kort na de middag bij het vertrouwde Peacock Beach Hotel aan. Voor we gaan inchecken drinken we eerst een biertje in het restaurant rechtover de ingang. Wij gaan buiten zitten, zij binnen want op tv is het crickettornooi tussen Sri Lanka, Pakistan en Nieuw-Zeeland in de Emiraten begonnen. Nu moet je weten dat het nationaal team eerder dit jaar wereldkampioen is geworden; de komende dagen wordt het openbaar leven een beetje geregeld door de speeldagen van het cricketteam. Onze zwembadjongen van vorig jaar, Manoj, is intussen ook gedag komen zeggen; ook met hem is het een prettig weerzien. Kamers 320/1 zullen dit jaar twee nachten onze slaapstee zijn. Terwijl we op het vertrouwde terras wachten op onze clubsandwich, ga ik bij de receptie een verjaardagstaartje bestellen. Later bij het zwembad waar Manoj intussen voor een mooi, schaduwrijk plaatsje heeft gezorgd, wachten we tevergeefs op Mihindu; pas in Triton zouden we elkaar weer zien. Voor de groepen die dit hotel steevast aandoen, is er 's avonds bij het buffet altijd een orkestje dat over het algemeen alleen maar Europese meezingers brengt, kwestie van de sfeer van thuis op te roepen waarschijnlijk. Ik weet het zo te organiseren dat ze pas laat aan onze tafel komen; intussen heeft men ook de taart gebracht. In sierlijke letters prijkt er 'Happy Birthday Isudda' op. Als we samen met het orkestje zijn verjaardagslied zingen, wordt het heel ontroerend en intiem. Ons baasje heeft toch zo'n klein, goed hartje, en er zijn wat traantjes bij. We zijn alle drie om het gelukkigst, jammer dat PP dit niet kon meemaken... Vrijdag 8.11 Ik ben met Fernando om halfnegen afgesproken om naar Kataragama te gaan; Manoj heeft gevraagd mee te gaan. Een uurtje rijden hiervandaan ligt één van de belangrijkste bedevaartplaatsen in Sri Lanka. De hoofdtempel van Maha Devala is opgedragen aan de hindoe-god Skanda. Op de weg hierheen en ook in het stadje krioelt het van de winkeltjes waar je fruit en kleurrijke slingers kunt kopen voor de offerande. Dan steek je op een smal bruggetje de Menik Ganga of Edelsteenrivier over. In het water nemen de mensen reinigende baden voor ze naar de tempel lopen. Ik zie er zelfs een mahout zijn olifant wassen. Het is hier nu zeer stil; alleen op zondag komen hier veel mensen deze tijd, zegt Manoj. Vooral in juli-augustus komen hier pelgrims uit alle delen van het land naartoe. Sommigen laten zich dan b.v. aan vleeshaken in hun rug ophangen, anderen lopen met blote voeten op gloeiende kolen, maar daar zal ik nu niets van zien. Het tempelcomplex is een groot ommuurd vierkant; boven prijken honderden pauwen. Skanda wordt in de beeldhouw - en schilderkunst altijd voorgesteld met de legendarische lans - de Vel -, en met een pauw naast zich. Aan de eenvoudige tempeltjes is anders weinig te zien. Maar ook voor de boeddhisten is dit een heilig oord. Met mijn gids wandel ik de één kilometerlange, brede weg naar de Kirivehara-dagoba. Boeddha zou hier bij zijn derde en laatste bezoek aan Sri Lanka gemediteerd hebben. Aan één van de vele stalletjes kopen we lotusbloemen; straks vraagt Manoj me ook om een deel ervan bij één van de vele boeddhabeelden te offeren. Het is hier gloeiend heet, mijn T-shirt is doorweekt; in de schaduw zitten tientallen mensen te bidden. Terug bij het tempelcomplex komen nu toch wat groepjes met kleurrijke schalen fruit en bloemen aan. De rituele erediensten, de Puja's, worden pas over een uurtje gehouden, maar wij besluiten niet zolang te wachten. Op de terugweg stoppen we in Tissa bij de Lake Side Tour Inn; Fernando komt hier logeren als hij in de streek is en hij wil me de kamers laten zien. Een goeie aanrader voor een volgende keer. Ik vind Rik aan het zwembad, Nayagaran is natuurlijk het cricket aan het volgen; hij zal zo ongeveer de hele dag aan het tv-scherm gekluisterd blijven. Ik heb van Fernando een telefoonkaart gekocht en die gebruiken Rik en Nayagaran nu om naar PP te bellen; blijkt dat hij rond 12 uur op weg naar hier vertrokken is. Hij zou pas bij het avondeten rond 21 uur landen! Zaterdag 9.11 Als we het hotel verlaten, zien we hoe een bus eerst links tegen de hotelmuur gereden is en kompleet aan de rechterkant pardoes tegen een huisje tot stilstand is gekomen; ofwel te snel, ofwel in slaap gevallen concludeert Fernando. Iedere keer dat we over deze kustweg naar Matara gekomen zijn, is men wel ergens aan het werk. Ook nu weer worden hier en daar nieuwe duikers gebouwd of wordt het wegdek hersteld, zodat het verkeer telkens slechts over één rijstrook verder kan. Maar met een clown als Nayagaran in de auto zal je je niet gauw ver-velen. Ofwel wordt er gezongen, een andere keer imiteert hij een of andere politicus. Rik en ik begrijpen natuurlijk geen moer, maar het is toch erg aanstekelijk. We willen even stoppen in Dickwella, waar we vorig jaar nog waren, maar ook hier laat het gebrek aan toeristen zich duidelijk voelen : het domein is compleet gesloten! We zijn nog nooit tot op het uiterste zuidpuntje van het eiland geweest; ik besluit dat dit het ideaal moment is. We mogen zelfs op de vuurtoren; ik moet een kleine bijdrage betalen, voor de 'locals' is het gratis. Dat heb je hier trouwens overal; de prijs voor Sri Lankanen is altijd beduidend minder. Rik heeft het niet zo op hoogtetoestanden begrepen en blijft beneden bij onze chauffeur achter. We hebben onze schoenen moeten achterlaten, en dat is maar goed ook, want een smalle wenteltrap brengt je in 216 treden - ik tel ze op de terugweg - tot boven. Ik neem er wat mooie foto's, ook, van onze twee 'helden': pas na enig aandringen durven ze wat dichter bij de rand gaan staan. Alleen de oceaan scheidt me hier van de Zuidpool. Voor we Matara binnenrijden, stoppen we bij een restaurantje voor een laatste pils samen. Eerst komt het jonge obertje met vuile glazen aan, wat hem overigens van de chef een flinke uitbrander kost. En dan rijden we weer de smalle straatjes van Fort, het hartje van Matara, binnen. Nayagaran heeft reeds verteld dat ze met het geld van vorig jaar een nieuw 'sanitair blok' hebben gebouwd. Natuurlijk moeten we nu eerst de werken keuren, en inderdaad, het is er heel wat op verbeterd. Er is zelfs ten behoeve van zijn oude grootmoeder naast het hier klassieke gat-in-de-grond een voor ons normale wc geplaatst. Alleen moeder en kleinkind zijn thuis, mooie zus Ayodya is net examen aan het doen voor de Montessori school, haar man is gaan werken. Op zijn kamer toont Nayagaran fier de twee poster-foto's die ik hem toegestuurd heb. Omwille van het vochtige klimaat laat men hier alles wat men wil bewaren, lamineren; hij heeft ervoor gezorgd dat dit ook met deze portretten het geval is. Ik blaas twee van de smos-papegaaien op; doordat er onderin een loodje is bevestigd, kan je ze probleemloos op een draad zetten. Niet alleen kleine Sapnei Sanjela - ze is nu vijf of zes - , maar ook volwassen PP zit met grote ogen en wijdopen mond het 'mirakel' aan te gapen. Eerst drinken we nog thee en dan spelen Rik en ik om beurten met het intussen 'ontdooide' lieve kind, het vraagt zich waarschijnlijk ook af waar die bleke nonkels ieder jaar weer vandaan komen. Het is de eerste keer dat ik Nayagaran per fiets zie rijden; hij gaat even kijken of zus niet eerder naar huis komt, maar we kunnen echt niet wachten. Ik hoor later dat ze pas om vijftien uur klaar was. Na de al even traditionele fotosessie is het ook voor Nayagaran tijd om voorlopig afscheid te nemen. We hebben tien prachtige dagen samen beleefd en daar moet nu onvermijdelijk een einde aan komen. Rik is even vergeten dat hij zijn bril omhangen heeft en nu ze elkaar zo dicht en stevig omhelzen, breken de armen af. Dag allemaal, see you in Triton Nayagaran... Als we even voorbij Galle stoppen voor een tankbeurt, maak ik de vergissing aan een paar voorbijkomende kinderen elk twee i.p.v.. één stylo te geven : direct krioelt het van vragende handen. We stoppen bij hetzelfde restaurantje als waar we vorig jaar afscheid namen; ik geniet er voor mijn eerste keer van een goeie chop suey. We demonstreren er uitgebreid het verschil tussen solide Belgische bankbriefjes en stinkende vodjes uit Sri Lanka. Voor we weer eens de lange oprit naar de vertrouwde Triton indraaien, zeggen we ook dag tegen PP. Aan de receptie worden we hartelijk als oude bekenden ontvangen - en dat zijn we eigenlijk wel een beetje; we weten uit de fax van de general manager reeds dat dezelfde kamer als vorig jaar, 353 of thunsye panas thuna, voor ons klaar staat. We rekenen af met trouwe Fernando, bedanken hem voor de uitstekende service en spreken af dat we elkaar op de laatste dag in Katunayake terug zien. Van de cashier krijg ik de sleutel van de safe in de mini-bar; die is dit keer gratis, vorig jaar betaalden we er nog 2$ per dag voor. Ik vraag ook om een krant, maar er blijkt er geen enkele meer voorradig te zijn. Vanaf morgenvroeg zal er telkens een exemplaar, netjes verpakt in een plasticzak, aan onze deurknop hangen... Natuurlijk moeten we eerst aan alle bekenden gedag gaan zeggen. Kithsiri, de langen, 'tand' : alle strand- en zwembadjongens zijn dezelfden gebleven. Telkens weer dezelfde vragen: hoe is 't, hoe lang blijf je, hoe is het hier? Blijkt dat er zoals we reeds overal elders gezien hebben erg weinig volk is. In dit ooit compleet volzette 160 kamers - hotel zijn nu amper 60 gasten! Bij het zwembad is er weer eens een episode van de laatste modegril : de Engelsen vinden het machtig romantisch hier volgens Sri Lankaanse normen te trouwen; we zullen er nog twee zien... 's Avonds is er barbecue bij het zwembad; we zien er veel stewards en captains weer. Dikke Kumara heeft voorwaar een nog veel dikkere buik als ik; guitige Marshall is even lelijk gebleven (ik begrijp later dat zijn bijnaam Ura, zwijn, is); lieve Rohan heeft nog altijd die mengeling van vriendschap en begrip van onze relatie; speelse Dammika draait de hele tijd om ons heen; Athula hoopt eindelijk aan zijn centen te geraken. En dan zijn er nog zo'n twintig waarvan ik de naam niet meer weet of nooit geweten heb, maar allemaal zijn ze zo lief en vriendelijk dat het hier heerlijk 'thuiskomen' is. Zondag 10.11 We hebben het gisteravond al vernomen, het restaurant is aan een opknapbeurt toe ge-weest. Het werk is nog niet helemaal af, er moeten nog nieuwe plafondschilderingen aangebracht worden, maar vanmorgen krijgen we nog ontbijt hier. De volgende dagen worden de maaltijden in de coffeeshop of gewoon in de lounge bij de pool geserveerd. Ik vind het er al even, zoniet meer gezellig als in de grote, airco-gekoelde zaal. Aan het strand staan onze stoelen reeds lang klaar, bij hut vier, precies op dezelfde plek als vorig jaar. De 'beach boys', die hier de hele dag over en weer lopen in de hoop iets van hun waar aan de man/vrouw te brengen, hebben ons natuurlijk ook vlug opgemerkt. Ze weten maar al te goed dat we ieder jaar weer talloze dingen uitdelen. De meesten ervan kennen we van gezicht; aan één van hen geef ik Riks kapotte bril. Een paar uur later is hij terug met de herstelling en een hele uitleg. Het is nl. zondag, hij is met de bus tot in Ambalangoda moeten rijden, heeft daar dan een bevriend hersteller gevonden enz. Rik geeft hem er een flinke fooi bovenop. Intussen zijn ook onze jonge vrienden, de Silva's en Dammika met de grote tanden dag komen zeggen. En dan is het hoogtijd dat we tot bij het strandrestaurantje Sujeera van 'dikke Silva' wandelen. Ik heb al gezien dat er weer een vlag aan de mast hangt, maar het blijkt de Duitse te zijn. Guitige Danapala is nog een paar tanden meer kwijtgeraakt, denk ik, maar zijn buikje lijkt me wat verminderd. Ook met hen is het een prettig weerzien. De oudste dochter die zo'n lieve kleine had, blijkt met haar man naar Trincomalee aan de oostkust getrokken te zijn; ook minzame Ranji is er niet meer; hij is bij zijn thuis in Wellawaya, niet zo ver van Badulla vandaan. Blijven dus over Danapala en vrouw, het zoontje Susantha en de twee andere dochters. Blijkt dat de oudste, Melanie, misschien gaat trouwen met één van onze oosterburen uit Frankfurt. Vandaar de vlag natuurlijk... De bouwplannen van vorig jaar hebben concrete vorm aangenomen : de muren zijn bijna tot manshoogte opgetrokken, maar men wacht op een financiële injectie om verder te kunnen werken. Het is ook niet helemaal duidelijk waarvoor het gebouw zal moeten dienen; het kan zowel het nieuwe restaurant als een huis voor Melanie worden. We zullen later wel horen wat ervan komt... Terwijl we daar wat praten, komt ouwe getrouwe Jayanthe aan. Hij was een paar dagen geleden reeds bij het hotel gekomen, maar heeft gisteravond van 'Tand' vernomen dat we aangekomen zijn. Rik is in zijn nopjes zijn vriend van het eerste uur hier weer te zien. Hij vindt dat we alletwee verouderd zijn... We wisten dat er een kleintje op komst was; we horen met vreugde dat vrouwtje Anusha zaterdag 2.11 met de keizerssnede bevallen is van een zoontje, Adippa. Woensdag moeten we erheen. We hebben intussen met Danapala afgesproken dat we morgen weer es lekkere gamba's komen eten; als Jayanthe kan, komt ie ook. Het is zondagavond, de weekend-packages zijn weer vertrokken naar Colombo en er zijn al zo weinig gasten. Bij de poolbar zullen we bij ons aperitief meestal de enige klanten zijn; de meesten zitten rond 20 uur aan tafel. Minzame Senerath en gekke Lamal zullen ons dikwijls gezelschap houden. Maandag 11.11 We hebben onze zwarte Kodaktas gevuld met petten, balpennen en papegaaien; als we op het strand met het uitdelen beginnen, veroorzaken we een hele opschudding. Groot en klein, man en vrouw : ze worden bijna gek om ook een of ander te grabbel te krijgen. Op de duur moet Rik zelfs uitwerpen i.p.v. uitdelen, want we worden zo goed als overrompeld aan onze strandstoelen. De volgende dagen zal het nog een constant ge-zaag zijn; als ze een gele pet hebben, willen ze een zwarte; wie er één gekregen heeft, blijkt nog talloze familieleden te hebben; gek om zien hoe grote mensen plots weer kleine kinderen worden... Tegen één uur trekken we naar Sujeera, ook Jayanthe is komen opdagen. We eten er erg lekkere gamba's met een goeie fles, lekker koele witte wijn. Voor Jayanthe is het de eerste keer dat hij zoiets kan proeven... Dinsdag 12.11 Rond 3 uur word ik wakker door het onweer; ik hoor het water met bakken neerstromen, tegen de morgen slaat erg dicht de bliksem in. Het is de eerste serieuze regen; vanaf nu zou het bijna elke avond prijs zijn. Ook de zee is in tegenstelling met vorig jaar nog erg wild. Slechts af en toe zal ik pootje baden; een paar keer moeten de lifeguards een onvoorzichtig of roekeloos zwemmer uit de problemen halen. Kithsiri, de poolguard die we ieder jaar weer bezoeken gaan, heeft vandaag vrij en tegen 10 uur trekken we naar het huisje, verscholen in de dichte begroeiing. Onze jonge vriendjes Dammika en Presantha lopen met ons mee en willen maar wat graag onze tassen dragen. Hij is dan toch van zijn woord gebleven, want er is geen num-mer vier bijgekomen... In tegenstelling tot de oudste, blijkt de tweede een echte praatvaar : hij tatert er ongegeneerd op los ; het zou nog een goeie zijn om er je Singhalees aan te toetsen. Ook hier blijken de opblaasbare papegaaien een schot in de roos; schattig poseren de kindjes voor de foto. Kithsiri vraagt om financiële hulp voor het herstellen van zijn fiets; hij zal er ons gemeend om danken. Als we terug zijn, ga ik maar meteen de beruchte zwarte Kodaktas vullen met alle kledij die we voor het zoonrijke gezin van de Silva's hebben klaargelegd. Bij het kleine huisje aangekomen, blijkt het grote, oude stuk compleet weggewaaid te zijn! Alleen moeder is thuis en ze is heel blij en gelukkig met al die kleren. Ik geef ook Dammika een T-shirt, jeans en wat tennisballen voor het cricket. Ze willen me morgen bananen brengen, maar ik kan hen ervan overtuigen dat ik meer gediend zou zijn met miris, hun ge-malen chilipeper. Presantha zal er me morgen een pak brengen, die van Dammika hou ik maar te goed. Intussen schrijft Rik een fax voor Peter thuis; later op de dag ontvangen we nog een fax van zus Kathleen die intens met ons 'meereist'. We krijgen nog een heel spontaan, geestig bericht van Daniel & Gerardine Parfumerie met het laatste nieuws uit Tielt. Aan het strand hebben we deze middag al 10 yaku gekocht; vanavond is er in de lounge Sri Lankan night en traditiegetrouw etaleert men er dan de typische souvenir-artikeltjes. We zien er ook een paar dingen die we nog moeten meedoen, o.a. grootva en ma en 18-ziektenmaskertjes. Woensdag 13.11 Ik wil wat sfeerbeelden filmen, maar het onweer van vanmorgen is nog niet helemaal uitgehuild. Ik trek langs het strand tot bij het kerkhofje langs de weg even verderop, maar een fikse bui dwingt me te schuilen in het piepkleine tempeltje. Toch is tegen 10 uur de zon doorgebroken en kunnen we ons installeren aan de vertrouwde boom vier. Maar de zon brandt ongenadig heet en je moet om de haverklap afkoeling zoeken aan de zee of in het frisse water van de blauwe residents' pool. Tegen enen trekken we naar Sujeera's; deze keer genieten we er van lekker verse kreeft; elk één heel groot stuk, één wat minder en een kleintje; ik krijg het zelfs niet allemaal op. Na onze voortreffelijke lunch trakteert Danapala met 'lemon gin'; het is niet helemaal onze smaak, vrees ik. Daarna leg ik hem uit dat ik nog zo'n 15 yaku zou moeten hebben plus twee 18-ziektenmaskers en een grootva - en ma. Hij wil ze in Hikkaduwa halen, het zal goedkoper zijn. 's Anderendaags reeds moeten we de koopwaar gaan keuren; de yaku zijn goed, maar hij heeft ook nog een drietal afschuwelijk lelijke plaasteren beeldjes mee. We hebben alle moeite van de wereld hem wijs te maken dat we die onmogelijk kunnen kopen; ik krijg ze aan de straatstenen nog niet kwijt. We zijn om 17u30 aan de poort afgesproken met Jayanthe. Een erg trage chauffeur rijdt ons de 10 km tot in Ambalangoda. Hier woont hij in bij zijn schoonouders. Uitgebreid moet het lieve gezinnetje gefilmd en gefoto-grafeerd worden. De kleine Adippa woog bij geboorte maar 2,1kg en dat is hem duidelijk aan te zien. Daarna trekken we met ons drieën naar een ruim en mooi huis aan de overkant van de straat; het behoort toe aan zijn zuster en binnenkort gaan zij daar wonen; althans dat meen ik uit te maken uit het Engels van onze soms moeilijk te vol-gen gastheer. Hier bekijken we uitgebreid zijn trouwalbum; er zijn er zelfs twee; één van het eigenlijke huwelijksfeest en één van wat zij noemen de 'homecoming'. Met de tuk-tuk of bajaj gaat het dan tot in het centrum; langs een trap bereiken we de plaatselijke dzjing's. Rik vindt het een heel vervreemdende bedoening. Er is een afgesloten hokje waar je je drank kan kopen, voor de rest staan er wat tafels en stoelen, de muziek staat blèrehard. De meesten hebben een fles arrack op tafel staan; veel bier drinken deze mensen niet. Hoeft het dan verwondering te wekken dat ze met ons 'tonnetje' voor Duitsers houden? Bij de poolbar is er vanavond 'grill night'; we hebben net ons dessert op als er weer zo'n tropische plensbui losbarst; behulpzaam serveert Rohan de thee op droger en veiliger oorden. Normaliter kan je vanop de kamer probleemloos naar het buitenland bellen. Ik zit al in nachtkledij - naakt dus - als de receptie me doodleuk meldt dat ik toch tot daar zal moeten komen als ik moeder bellen wil, want de printer is kapot en ze zouden dus niet weten hoeveel ik betalen moet. Inderhaast trek ik weer wat aan, maar dan blijkt men aan geen buitenlijn te raken; ik zal morgen meer succes hebben. Donderdag 14.11 Het lag reeds een tijdje in mijn gedachten : ik wil hier per fiets een beetje rondrijden, kwestie van heel alleen en zelfstandig te beslissen waar ik wil stoppen om wat foto's te maken. Het hotel heeft een paar fietsen te huur; ik heb die gister eens bekeken. Het zijn typische Sri Lankaanse fietsen, een beetje het Hollands model. Nu ik wil starten, moeten in elk geval de banden geblazen, maar de fietspomp doet het niet. Of ik dan maar tot bij de straat wil rijden, de plaatselijke hersteller zal dat varkentje wel wassen. Maar bij de eerste trap merk ik dat er ook met het linkerpedaal wat scheef zit. Na kort beraad gaat één van de bell boys zijn fiets halen en kan ik op weg. Ik draai eerst voorzichtig van de drukke Galle Road weg het binnenland in. Overal zijn ouders met hun kin-eren op weg naar school. Het is een plezier zo in bijna complete rust door de prachtige ochtendnatuur te fietsen. Ik oriënteer me op de vroege zon, maar de weg wordt steeds maar slechter, vol kuilen en modder en ik besluit toch maar weer naar de grote weg te rijden. Uiteraard valt deze grote bleken nogal op en ik heb overal veel bekijks. Zoals reeds zo dikwijls voel ik me, ondanks het verkeer, geen moment op mijn ongemak; het is of ik hier reeds jaren woon. Als de talloze bussen en busjes elkaar aan het inhalen zijn, heb ik vlug begrepen dat je daarbij plaats moet maken, hup naast de eigenlijke weg gaan rijden of anders blazen ze je zo omver. Ik rijd tot voorbij Balapitiya, maar ook morgen zal ik de mooie lange brug over de lagune niet vinden. Als we rond 14 uur in de poolbar aan het eten zijn, komt 'Tand' plots melden dat Mihundu op het strand is; we besluiten vlug onze lunch en trekken weer naar Danapala. Blijkt dat er een soort vormingscursus was op de theeplantage en dat hij onmogelijk weg kon naar Hambantota; we spreken af dat hij de laatste dag naar Katunayake komt. Omdat de meegebrachte maskers niet voldeden, wil de dikke ons meetronen naar een fabriekje in Bentota; we nemen eerst node afscheid van lieve Mihindu. Pas later schiet het me te binnen dat ik bij gebrek aan materiaal, nog geen enkele foto van hem genomen had. Ik neem me voor daar op de laatste dag verandering in te brengen. Ook in het kleine ateliertje vinden we niet wat we zoeken en voor we aan nog meer omzwervingen beginnen, laat ik Silva naar Triton terugrijden. In het winkeltje bij het hotel kopen we tenslotte de rest van onze 'bestelling'. Vrijdag 15.11 Mijn fietstocht langs de oceaan op zoek naar fotogenieke plekjes brengt me tot bijna in Ambalangoda. Het is wel verschrikkelijk warm en de hellende weg maakt het er niet gemakkelijker op; bovendien en na de rit van gister laat mijn zitvlak zich pijnlijk voelen. In de buurt van de Lotus-villa vind ik wat jonge vissers; eentje is in Jaffna als soldaat vorig jaar een paar vingers verloren, maar slaagt er toch in een fotootje te nemen van mij op mijn oud vehikel. Moe maar tevreden zoals dat heet, ben ik kort na elven terug. Gulzig dorstig geniet ik van een paar Lion Lagers, terwijl Rik nog maar eens een fax aan het schrijven is. We laten een handlezer in onze toekomst kijken. Voor mij ziet hij een lange levenslijn van 88 jaar met plotse dood; geen grote operaties of ziektes, wel last van mijn rug. Schalks voegt hij eraan toe dat hij voor het sexleven geen probleem ziet; da's toch ook al wat. Ik begrijp het nog altijd niet, maar hij 'ziet' dat ik een 'slecht' huwelijk achter de rug heb! Verder voorspelt hij dat ik geld zal winnen, maar geen miljoenen; hij herhaalt een paar keer dat er iets ingrijpends zal veranderen in mijn leven volgend jaar de derde maand... Rik ziet ie maar liefst 96 worden, en surprise, surprise : binnen de twee jaar zal hij ook getrouwd zijn! Hij moet opletten voor teveel zuur in zijn maag; hij piekert veel te veel. Misschien krijgt hij ook last van zijn knieën. Je gelooft er natuurlijk van wat je zelf wil, maar je kan er niet omheen dat hij puur door naar onze handen te kijken een zicht heeft op onze karakters. Rik is altijd maar aan het nadenken, ik peins en beslis direct zegt ie en dat klopt eigenlijk wel. Toch curieus, enfin we leven op hoop en zien wel wat ervan komt. Eén van de twee nieuwe animators heeft Rik uitgenodigd voor de kookles. Hij zal de enige niet-Duits sprekende in het gezelschap zijn. Ze leren er 'devilled' gamba's klaarmaken; na afloop is er nog een rondleiding in de keukens van het hotel. In de vooravond trek ik met videocamera tot bij de plaatselijke dierentuin, juist aan de overkant van het hotel; Rik schrijft nog een faxje en besluit mijn ervaring daar maar af te wachten. Tevergeefs probeer ik 'local price' af te dingen; ik betaal zelfs nog een toeslag voor de video. Ik zeg dat ik liever alleen en op mijn gemak de toer doe, maar toch kan ik een paar gasten niet afschudden. Een baardige jongeman spreekt nogal vlot Engels en wil me overal perse met één van de tamme beesten filmen. En aan tamme hebben ze hier geen gebrek; er ligt zelfs een serieuze leeuw waar je ongehinderd de kooi inkan. Op een andere plek zit een jongen met een beer te spelen of het zijn hond is... Eigenlijk heeft men hier toch wel een mooie verzameling bijeengebracht; het loont wel de moeite. In het weekend strijken hier zeer veel Sri Lankanen toe, bij de vele kraampjes aan de ingang lijkt het wel kermis. Baard slaagt er toch in me een leeuwewelp in de armen te duwen; op de video zie je ons af en toe in het wiebelend beeld verschijnen. Zaterdag 16.11 Vanmorgen trek ik voor de eerste keer dit jaar richting Kosgoda en kijk op mijn gemak eens rond in de oude tempel, hoog op de rotsen. Ik maak er ook nog wat mooie morgenfoto's. Vanmiddag gaan we nog es gamba's eten; vanavond moeten we eerst op bezoek bij Rohan en vrouwtje en daarna is er in het hotel receptie van de grote baas; voor de rest zijn we van plan er een lekker luie zonnige zaterdag van te maken. Dat is weer eens zonder de waard gerekend : komt lieve Wicky van Matara hier vandaag wel op bezoek zeker! We hadden hem pas morgen verwacht, samen met de andere konijntjes voor het traditionele zondagsbuffet. Zijn uitleg is nogal verward, maar ik hou het er maar op dat hij doodgraag eerder bij ons wou zijn. Voor we een biertje gaan drinken, haal ik op de kamer zijn ook speciaal voor hem gemaakte verjaardagskaart en het horloge dat Rik eerder op Cyprus gekocht had. Nayagaran heeft me vorig jaar een cassette gegeven met Sri Lankaanse muziek; één van de liedjes hoor ik heel graag - het staat overigens op de videoreportage -, ik kan de eerste woorden ( Pipunu malek ) en de rest van de melodie probleemloos meezingen. Wicky helpt me de tekst op te schrijven; op de laatste dag zal Nayagaran nog wat verbeteringen aanbrengen, ik heb het refrein intussen van buiten geleerd. Ze kunnen er maar niet genoeg van krijgen : telkens weer moet ik dat liedje zingen. Je zou de verbaasde blikken moeten zien als een bleke een liedje in hun eigen taal aanheft! Pipinu malek : als een bloem die openbloeit. Voor we naar Sujeera gaan, laat ik Rik en Wicky even alleen, want ik moet nog een Weekbode-sessie gaan afwerken bij de Silva's. In het strandrestaurantje is moeder intussen verwittigd dat we er een gast bij hebben. Ik maak er ook wat foto's van het immer vriendelijke, gastvrije gezin. Ook Susanthe heeft intussen zijn deel tennis-ballen ontvangen; we beloven ook nog een 40 plastiek onderleggers op te sturen. Na weer een voortreffelijke lunch- ook voor Wicky een eerste kennismaking met wijn, en die lust hij niet - laten we ons naar Ambalangoda rijden. Op de oprit geven we hem eerst nog een hele zak kledij; hij is erg verrast en ontroerd en weet zijn liefde en dankbaarheid nauwelijks in te tomen. Aan een van de talrijke kraampjes in het kleine stadje kopen we hem nog een mooie tas om alles in weg te bergen. Bij het busstation nemen we afscheid, we zien elkaar morgen alweer terug. We worden pas om 17 uur bij Rohan verwacht en lopen eerst nog wat in de hoofdstraat rond. Boven de bar die we eerder deze week bezochten, drinken we op het drukkend hete dakterras nog een koele pils. We hebben zoals dat hier de gewoonte is, slechts een summier adres, en ook onze tuk-tuk piloot weet eerst het huis niet te vinden. Maar in het voorbijrijden zijn we natuurlijk al opgemerkt en Rohan en zwanger vrouwtje staan ons op te wachten. We kennen hen sinds onze eerste keer in Triton in '92, ze hebben er elkaar leren kennen. We worden onthaald op coke en koekjes en natuurlijk wordt ook hier het fotoalbum geshowd. Ik heb onze driewieler gevraagd terug te komen om 18 u; na nog wat foto- en filmwerk nemen we ook hier afscheid, niet zonder haar in april een voorspoedige bevalling te wensen. Ook op de receptie voor de trouwe klanten zijn we de enige Engelstaligen. De meeste anderen in het gezelschap kennen we van vroeger. De voorbije dagen hebben rijke Kessler en zijn dikke-nekken-bende om beurten geprobeerd de grootste te zijn. Het doet me deugd dat Rochan Fernando een hele tijd met ons blijft praten; ik ken al de problemen van die Duisters intussen wel, lacht hij... Zoals we reeds overal gehoord, gelezen of gezien hebben, zijn er dit jaar dertig procent minder toeristen. Voor zo vele mensen die er moeten van leven, hoe miniem ook, is dit een kleine catastrofe. Ook de reden is niet meteen duidelijk; het aanslepend conflict in het oosten kan niet alleen voor deze teruggang de verklaring zijn. Toenemende concurrentie van andere tropische bestemmingen en de alge-mene recessie zitten hier ook voor veel tussen, denk ik. Ook in dit luxueuze vijfsterren hotel zit men het hele jaar slechts met een bezetting van 35%. Om break-even te geraken, moeten ze voor de helft vol zitten; het verlies loop op tot 20 miljoen rps. Voor de gewone jongens hier betekent het natuurlijk ook dat ze minder ontvangen van de 'service charge', een bedrag van 10 procent dat steeds bij je rekening komt. We zijn de eersten voor de traditionele foto maar de laatsten om te gaan eten; voor die ene keer dat de baas trakteert... Zondag 17.11 Konijntjesdag, feestdag. Dagen op voorhand werden we al gevraagd wanneer 'Gin' en PP op bezoek kwamen. Net op tijd is ook het restaurant weer open; deze morgen hebben we er kunnen ontbijten. PP landt reeds tegen goed negen uur als eerste; terwijl wij nog wat zonnen, gaat ie zijn toer doen om aan iedereen dag te zeggen. Praktisch allemaal hebben ze mekaar niet meer gezien sedert ons bezoek hier vorig jaar en niemand weet dat hij ondertussen zowel getrouwd als vader geworden is. Intussen is Wicky bij de poort gebleven om daar op Nayagaran te wachten. Tegen elf uur ga ik hem er weghalen, misschien komt Gin wel niet. Het is inderdaad al na enen als hij eindelijk opduikt. Achteraf zal ik horen dat hij een hele tijd op Wicky blijven wachten is, terwijl die helemaal niet naar Matara gereisd was maar bij zijn zus in Hikkaduwa gebleven; ik wacht op opheldering in één van Wicky's volgende brieven. Nayagaran heeft voor Rik en mezelf een nieuw 'vriendschaps-armbandje' meegebracht; ik doe het zwartje dat ik twee jaar onafgebroken gedragen heb om Wicky's pols. Maar Nayagaran is een beetje ziek : zijn amandels zijn gezwollen en hij heeft een gemeen hoestje; hij vermoedt dat ie met al de beslommeringen met zijn winkeltje wat weinig geslapen heeft de voorbije week. We raden hem maar aan morgen de dokter te raad-plegen. Als hij dinsdag opduikt om met ons naar Katunayake te rijden is hij toch wel zijn pillen vergeten zeker... Wicky's vertaling van mijn liedje is me niet helemaal duidelijk en ik laat Nayagaran meer uitleg geven; natuurlijk moet ik het daarna voor een paar stewards zingen. Omdat het ondertussen wat laat is geworden en omdat niemand er eigenlijk veel zin in heeft, wordt er deze keer niet gezwommen of gespeeld. Aan tafel bij het bijzonder uitgebreide buffet - Rik vraagt me een beetje te filmen - is van Nayagarans ziekte gelukkig niet veel te merken; ze doen zich alle drie vooral te goed aan de gegrilde langoesten; ze beseffen maar al te goed dat het allicht weer een jaartje duurt voor ze hiertoe nog eens de gelegen-heid krijgen. Gisteravond was het tijdens de receptie goed aan het regenen gegaan; vandaag is het amper vijftien uur als het heel donker wordt en dra gaan de hemelsluizen weer open. Uiteraard mag bij het dessertbord de 'ice cream' niet ontbreken. Correct, correct... We drinken nog thee in de poolbar en dan is onze gelukkige tijd samen alweer voorbij; tedere Wicky zullen we niet meer zien. Het is maar goed dat niet iedere dag van zo'n intensiteit begeesterd wordt, ik zou het niet uithouden vrees ik. Morgen is het onze laatste dag hier en we nemen afscheid van Marshall en Kumara die dan vrijaf hebben. Ook de lifeguards weten dat het tijd is voor ons traditioneel traktaat. Terwijl we nog even de jacuzzi proberen, laat ik zes bieren aanrukken. Bij onze slaapmuts 's avonds aan het zwembad , wij tweeën zo plots toch heel alleen zonder onze dierbare konijntjes lijkt de nacht heel eenzaam... Maandag 18.11 Met al die yaku zijn onze twee grote valiezen al bijna gevuld; van wat nog rest van al die kilo's geschenken maken we nog wat pakjes cadeaus voor stewards en kamerjongens. Voor alles wat je geeft, moet je een papiertje bijvoegen; anders geraken ze er niet mee langs de security. Weer is het amper 16 uur of het betrekt en de eerste regendruppels vallen; eerst blijven we nog wat lezen in de beschutting van onze hut, maar de pret is er vlug af. In de vooravond trek ik met de laatste papegaaien, tennisballen en petten naar de kant van Kosgoda; ik heb er dit jaar nog niet veel uitgedeeld. Een paar jongens zijn aan het cricketten maar zodra Sinterklaas zijn eerste cadeautje gegeven heeft, is het hek van de dam. Er staan er direct zo'n 25 rond me en ik moet een paar keer groot en klein luid achteruit roepen of ze verpletteren tas en man. Als ik alles korte tijd later kwijtgeraakt ben, lopen een viertal jongens met me mee. Boven op de rots voorbij Danapala's huis wil ik nog even wachten of er toch geen klein zonsondergangetje meer komt. Ook bevallige Nisanthe de Silva is intussen bij mijn begeleidingsgroepje gekomen; spontaan beginnen ze te zingen. Als ook nog de plaatselijke Travolta junior met het optreden meedoet, is het feest compleet. Ik probeer lachend wat van de onvergetelijke momenten op video vast te leggen. Rik is intussen bij Sujeera, we zouden daar wachten op Jayanthe. Als ik intussen druipnat daar aankom, zit Rik er alleen met een wildvreemde. Rik vertelt dat het een vriend van Jayanthe is, Kumara, en dat hij zelf intussen alweer vertrokken is. Even later likt er onder tafel iets aan mijn benen; te laat besef ik dat we hier de hele tijd al geen honden meer gezien hebben... Uiteraard dolle pret dat ik me laten vangen heb. Hij heeft trouwens zoals gevraagd, nog twee pakken pijpkaneel mee waarmee we later Pol en Walter gelukkig maken. Dikke Silva vraagt me ook weer een kleine aanbeveling te schrijven in het gastenboek, iets dat ik heel graag en echt gemeend doe. We spreken af voor morgenvroeg want Silva heeft natuurlijk weer voor transport gezorgd. En dan is het ook hier weer tijd om afscheid te nemen. Heel node zeg ik weer tot ziens tegen moeder, Melanie, Sujeera en Susanthe; het lijkt wel of we familie zijn. Door de niet aflatende regen trek ik op kop langs het donkere strand; Rik en Jayanthe volgen even verderop. En ook nu weer een tedere knuffel, een Sri Lankaanse zoen ( je ruikt aan elkaar i.p.v. te kussen ) en de regen die alles verbergt... Dinsdag 19.11 Tegen halfnegen staan we klaar voor de rit naar het Airport Garden Hotel. Eerst belt Rik nog naar PP; hij zal weer wachten aan cinema Ritz. Omdat het zo'n rappe was, had ik Silva dezelfde chauffeur gevraagd als twee jaar terug; onze wens is ingewilligd. Buiten bij de poort wacht Nayagaran reeds; hij heeft voor elk van ons een klein houten dingetje mee; het krijgt straks een plaatsje op ons nachttafeltje. Ook aan mijn zusters jongen die zaterdag trouwt heeft hij gedacht; zo bezig is hij met ons allemaal. We krijgen een mooie kaart en een koppeltje in plaaster; of we dat zeker willen afgeven aan het jonge paar? Zelfs Presantha de Silva die ons om de haverklap op het strand gezelschap kwam houden, is dag komen zeggen. Tot volgend jaar, lieve knul. We schieten prima op maar het is bloedheet in onze van en voor de eerste keer krijg ik wat last van de warmte : het raampje gaat helemaal open. Bij de grote dagoba van Kalutara stopt Nayagaran traditiegetrouw de muntjes in het offerblok; ik heb gebeden om een voorspoedige reis voor jullie, zegt ie wat later. We schieten heel goed op en tegen halfelf pikken we PP op. We houden nog even halt bij een bank waar we onze resterende cheques verzilveren; voor we morgen weggaan, krijgen ze alle drie 8000 rps. Uit onze ervaring van vorige jaren weten we dat ze die goed besteden zullen. Ik heb deze keer gister per fax twee kamers gereserveerd; op 218/19 zullen we onze laatste uren samen zijn. En weer lijkt of er niets veranderd is, of de tijd blijven stilstaan is. We installeren ons bij het zwembad op precies dezelfde plaats als vorig jaar; we zullen vandaag gelukkig geen regen zien. Ik had ook weer zo'n onderwatercameraatje meegebracht, maar dat is nagenoeg ongebruikt gebleven. In een halfuurtje zijn de resterende opnames gemaakt; de resultaten mogen gezien worden. Na de lunch - er is een Middle en Far East buffet - luieren we rond het zwembad, wachtend op Mihindu. Het is ruim 17 uur voor hij eindelijk aankomt. Tegen de avond is ook Fernando op onze afspraak; hij belooft de gevraagde documentatie op te sturen. Met het donker is net als vorig jaar onverbiddelijk Nayagarans cafard komen opzetten. Eerst denken we nog dat zijn angina verergerd is, maar de ziekte heeft duidelijk diepere, psychologische oorzaken. Hij kan er niet over dat het weer eens voorbij is, dat die prachtige momenten samen alweer onverbiddelijk ten einde gekomen zijn, dat we voortaan weer afzonderlijk blij zullen moeten leren zijn... Rik neemt hem nog eens apart mee wandelen, maar hij is ontroostbaar. Net als vorig jaar wordt ons laatste avondmaal echt bijna een galgemaal, alleen Mihindu heeft echt honger. Voor het dessert (de laatste ice cream) zetten we weer onze handtekening op een bankje van honderd; we hebben er maar één nieuw van 200, loten het uit, het is Nayagaran die het lukt. Voor de droefenis zich ons allen overmeestert, trekken we naar ons kaf voor een paar uurtjes rust. Woensdag 20.11 Om kwart voor twee worden we gewekt, tegen half drie staat het hele gevolg buiten te wachten op ons vervoer. Om beurten pakken we elkaar nog eens goed vast, schrijf gauw, take care, be happy, don't cry for me Sri Lanka... In de luchthaven gaat alles bijzonder vlot, alleen onze handbagage wordt gecontroleerd. Bij de herbevestiging van onze vlucht, heb ik guest relations in Triton laten vragen naar een plaats bij de deuren. Het is meegevallen : we hebben 51b en c. Om 3u35 landt stipt KLM 501, in de wachtzaal bij gate 4 zie ik op CNN de eerste beelden van de tunnelbrand onder het Kanaal. Als de deuren gesloten worden, blijkt onze vlucht niet vol te zitten; Rik is zich bliksemsnel een paar rijen verder gaan nestelen, hij heeft er weer drie zetels voor hem alleen. Op 51a blijkt een Duits meisje te zitten, maar bijna de hele vlucht zal ze slapen. Da's overigens niet erg, want als het niet echt moet, heb ik liever geen conversatie op het vliegtuig en ben veel liever met rust gelaten. Als we opstijgen voor de lange weg terug kan ik maar aan één ding denken : laat me alsjeblieft hier heel snel weer terugzijn... Iemand is met zijn hoofd niet erg bij de zaak geweest, want het zgn. westers ontbijt blijkt een heus Sri Lankaans ontbijt te zijn, compleet met kiri bat, kukulmas en lekker pikante viscurry. Normaliter zou ik dit 's morgens niet binnenkrijgen, maar tijdens het eten voel ik me wonderlijk verbonden met dat prachtige eiland en zijn volk dat onherroepelijk weer van me weggezogen wordt. In de krant lees ik dat de treinen van en naar Badulla voorlopig niet meer rijden; het is deze week weer de verjaardag van de Tijger-leider en men vreest voor aanslagen. Gelukkig blijft het op de CNN teletekstbladzijden stil rond Sri Lanka. Na een probleemloze vlucht landen we kort na de middag op het natte Schiphol. In onze eerste Vlaamse krant sinds weken zien we hoe het gister reeds gesneeuwd heeft! Onze vluchtje naar Brussel loopt een halfuurtje vertraging op, omdat één van de passagiers niet komt opdagen. Veiligheidshalve moet zijn bagage eerst weer gezocht en uitgeladen worden. En dan zijn we weer in het kille, natte België waar Petertje wacht en ons veilig tot de voordeur brengt. Toen we daar nog waren, dacht ik er ernstig aan deze keer geen verslag meer te schrijven; voor wie of wat doe je dat eigenlijk wel, vroeg ik me af. En dan is het vandaag Sinterklaas, en ben ik klaar. Maar is het toeval dat het me vandaag plots weer kouder lijkt? Gelukkig wachten straks de foto's en de video nog om mijn donkere dagen voor Kerstmis wat kleurrijker en warmer te maken. En niet te vergeten, ons liedje natuurlijk. Mattekudde appe net kattakela : do you remember how our eyes spoke? Opgedragen aan alle trouwe klanten ; de voorbije twintig jaar zijn voorbij gevlogen, maar je zal het misschien begrijpen als we ooit vertrekken...
Tielt, 6 december 1996 Guy Ravelingien
Naar goede gewoonte wordt dit verhaal je andermaal gratis aangeboden. Je kan echter altijd terecht bij ons speciaal Sri Lankaanse spaarpotje. |