WP 5 Mutsen
WP 5.1
De ene ploeg draagt witte mutsen en de andere ploeg draagt mutsen van een duidelijk afwijkende kleur. Deze kleur mag niet egaal rood zijn en moet verschillen van de kleur van de bal, goed te keuren door de scheidsrechters. De scheidsrechters kunnen van de andere ploeg verlangen dat zij blauwe mutsen draagt. De doelverdedigers dragen een rode muts. De mutsen worden met bandjes onder de kin vastgemaakt en als een speler zijn muts gedurende het spel verliest, zet hij deze weer op bij de eerstvolgende geschikte onderbreking van het spel. De mutsen moeten gedurende de gehele duur van de wedstrijd worden gedragen.
WP 5.2
Bij Olympische Spelen, Wereldkampioenschappen en andere FINA-evenementen moeten de mutsen voorzien zijn van veerkrachtige oorbeschermers. Het wordt aanbevolen om mutsen voorzien van oorbeschermers ook bij alle overige wedstrijden te gebruiken. De oorbeschermers van een ploeg moeten dezelfde kleur hebben, met dien verstande dat de doelverdediger rode oorbeschermers mag dragen.
(KNZB nr.7 : WP 5.2 geldt in Nederland voor alle officiële wedstrijden.)
WP 5.3
De mutsen moeten op beide zijkanten genummerd zijn met cijfers die 0.10 meter hoog zijn. De doelverdediger draagt mutsnummer 1 en de overige mutsen zijn genummerd van 2 tot en met 13. Een vervangende doelverdediger moet de doelverdedigersmuts dragen. Het is een speler niet toegestaan om gedurende de wedstrijd van mutsnummer te wisselen behalve met toestemming van een scheidsrechter en registratie door de secretaris.
(KNZB nr. 8 : Het is niet toegestaan een zelfde nummer als een medespeler te dragen. )
WP 5.4
Bij internationale wedstrijden moeten de mutsen aan de voorzijde voorzien zijn van het internationale drie-letterig landenmonogram en mogen de mutsen de nationale vlag tonen. Het landenmonogram mag niet kleiner zijn dan 0.06 meter.