Communicatiegedrag tijdens de praatronde

Resultaten van een verkennend onderzoek naar de gendereffecten bij een sekse-gemengde kleutergroep

In het kader van een eindwerk Vrouwenstudies aan de Universitaire Instelling Antwerpen (UIA) deden we in 1996 een onderzoek naar de manier waarop jongens en meisjes van 4 tot 6 jaar aan bod komen tijdens een praatronde.
De aanleiding voor dit thema werd gegeven door een voorafgaande literatuurstudie waaruit bleek dat de communicatie-interactie tussen mannen en vrouwen een patroon vertoont waarbij mannen een dominant gedrag hebben.

Onderzoek bij leerlingen van de middelbare school leert ons dat in een weinig gestructureerde lessituatie een voor meisjes nadelig interactie- en communicatiepatroon naar voren komt (Hubbeling, 1986; Winchel e.a., 1974; Marland, 1983; Petit en Sterringa, 1986).
Hubbeling baseert zich bij haar overzicht van de communicatiepatronen van en tussen mannen en vrouwen op een onderzoek van Eakins & Eakins 1978.
Jongen Mannen handhaven hun dominantie in gemengde conversaties door langer te praten, snel in het gesprek te springen, te onderbreken en vragen te beantwoorden die niet aan hen worden gesteld.
Daarbij komt nog dat het dominant communicatiepatroon van mannen verkeerd wordt ingeschat. Men heeft steeds de illusie dat vrouwen het hoge woord voeren. Een van de experimenten over dit thema bestond erin dat men aan een groep leerkrachten een film toonde van een klassediscussie waarbij de jongens drie keer zoveel praatten als de meisjes.Meisje Na het bekijken van de film dachten de leerkrachten dat de meisjes meer aan het woord waren. (M.Sadker en D.Sadker, 1985 in: D.Tannen, 1991 en in: A.Hubbeling, 1986; Cutler & Scott, 1990, in R.Buikema, 1993). Deze verkeerde inschatting van de realiteit heeft veel te maken met de norm die ons wordt aangeleerd dat vrouwen moeten zwijgen (en mooi zijn) en dat mannen het woord moeten voeren.
Na het bekijken van deze onderzoeksresultaten ging onze nieuwsgierigheid uit naar de vraag of dit patroon zich reeds op jonge leeftijd zou aftekenen.

Het onderzoek
Tijdens een periode van twee maanden hebben we de praatrondes gefilmd in twee parallele klasjes van het stedelijk Freinetonderwijs, met kleuters tussen de 4 en de 6 jaar. De ene klas telde 22 leerlingen, de andere 24 leerlingen. Beiden hadden een vrouwelijke leerkracht. De leerkrachten werden door ons geïnformeerd dat we een onderzoek zouden doen over de praatronde zonder expliciet te stellen dat we op zoek waren naar eventuele gendereffecten of man-vrouw verschillen.
Om de communicatie-interactie meetbaar te maken hebben we aan de hand van een speciaal daartoe ontworpen software programma het aantal keer en de duur van de tussenkomsten van de kleuters geregistreerd. Om de invloed van grote verschillen in taalvaardigheid en van toevallige omstandigheden te minimaliseren hebben we kleuters met een achterstand in taalontwikkeling en kleuters die onregelmatig aanwezig waren uit de onderzoeksgroep geweerd. We hielden 36 kleuters over waarvan 16 jongens en 16 meisjes. De resultaten van de kleuters werden omgezet in onderling vergelijkbare scores. Het resultaat was als volgt.

Grafiek 1: Score aantal keer aan bod komen
Toepassing van een statistisch pakket op de onderzoeksresultaten bevestigde ons vermoeden.
Uit deze grafiek blijkt dat de jongens significant (p < 0,05) vaker aan het woord komen dan de meisjes.
Meisje Bekijken we de totale scores (oppervlakte van de gekleurde vlakken in de grafiek), dan zien we dat jongens ongeveer dubbel zo veel aan bod komen dan meisjes, respectievelijk 140 en 72. De gemiddelden vertonen hetzelfde beeld (8,7 voor jongens en 4,5 voor meisjes).

Grafiek 2 : Score tijdsduur die kleuters aan bod komen
De resultaten voor de tijdsduur dat kleuters aan bod komen, liggen in de lijn van deze voor het aantal tussenkomsten, zij het dat de significantie iets lager ligt (p < 0,1). Het verschil tussen de hoogste score van de jongens en die van de meisjes is minder groot. Waar dat voor aantal keer aan bod komen dubbel zo hoog was, zien we hier een verhouding van 2/3, respectievelijk score 14,4 voor meisjes en score 21,9 voor jongens.
Voor wat de totalen betreft zijn de verschillen ook hier minder frappant. Meisjes scoren 81,6 terwijl jongens 128,1 scoren. Dit is een verhouding van een kleine 2/3.
We kunnen voorlopig besluiten dat het dominante patroon van jongens zich vooral manifesteert in het woord nemen. Terwijl jongens meer onderbreken nemen meisjes minder het woord maar in verhouding tot het aantal keer dat ze aan bod komen hebben ze een langer verhaal te vertellen.
Jongen Deze resultaten bevestigen vroegere onderzoeksresultaten waaruit bleek dat mannen een dominant communicatiegedrag vertonen. In ons onderzoek verstaan we onder dominant communicatiegedrag enerzijds, meer dan gemiddeld aan bod komen door het woord te nemen, te interveniëren, te reageren, aan te vullen of het bevragen van een verhaal en anderzijds door langer te spreken dan het gemiddelde van de onderzoeksgroep.

Eigenschappen van meerpraters en zwijgers/luisteraars
Naast het tellen van het aantal keer dat kleuters aan bod komen en hoe lang ze dat doen hebben we op basis van een zestal visies van het beeldmateriaal een analyse gemaakt van de eigenschappen die de kleuters vertonen. De kleuters die opvallend hoog scoren hebben we de meerpraters genoemd, diegene die zeer lage scores haalden hebben we de zwijgers/luisteraars genoemd. We gaan er van uit dat beide attitudes, praten en zwijgen/luisteren positief te waarderen zijn omdat een communicatie-interactie-patroon tussen gelijkwaardige partners veronderstelt dat alle individuen beide functies vervullen.
Als we naar onze onderzoeksresultaten kijken en ons toespitsen op de top 5 van de meerpraters en de top 5 van de zwijgers/luisteraars belichten we tien kleuters, (toevallig) vijf jongens en vijf meisjes. De groep van de meerpraters bestaat uit 4 jongens en 1 meisje; de groep van de zwijgers/luisteraars bestaat uit 4 meisjes en 1 jongen; net het omgekeerde profiel dus.
Het profiel van de meerpraters omschrijven is gemakkelijk, ze vallen onmiddellijk op, je kan er omzeggens niet naast kijken. De aandacht die ze trekken wordt veroorzaakt door een aantal mechanismen.
Meerpraters zijn minder autoriteitsgevoelig en dit aspect komt het best tot uiting in die situaties waar de praatronde minst gestructureerd is. Tijdens de praatronde gelden een aantal afspraken als: één onderwerp aanbrengen, naar elkaar luisteren, het woord vragen, nadien kan je vragen stellen aan de kleuter die het verhaal brengt, of je kan aansluiten met een gelijkaardige ervaring. Op momenten waar de praatronde sterk geleid wordt krijgen meerpraters minder de kans om deze regels te overtreden. Op minder gestructureerde momenten worden de regels vaker overtreden en krijgen de meerpraters de kans om het woord te nemen in plaats van het te vragen.
Lichamelijkheid is een ander belangrijk aspect in het communicatie-interactie-patroon. De meerpraters nemen meer ruimte in beslag en zijn actiever. Ze steken nadrukkelijker de hand op of ze springen recht in de richting van de juf om in haar gezichtsveld te komen. Daarbij zullen ze ook vaker de juf bij de naam roepen of hun stem verheffen. Deze tactiek heeft succes. De zwijgers/luisteraars die stilzwijgend en rustig met de vinger in de lucht zitten worden uit het oog verloren en komen daardoor minder aan het woord. Het feit dat ze er rustig bij blijven heeft voor het verloop van de praatronde een gunstig effect. Ze verstoren de gang van zaken niet en kunnen daardoor minutenlang onopgemerkt met de vinger in de lucht blijven zitten tot ze uiteindelijk hun arm laten rusten op hun hoofd. Hierdoor valt hun vinger nog minder op.
Een ander aspect van lichameljkheid bij de meerpraters is de vlotheid waarmee ze in de groep iets tonen. Ze ondersteunen de verhalen van henzelf en die van anderen met het acteren ervan. Verhalen over duiken, schieten met pijl en boog, vallen, enz. worden ongevraagd gedemonstreerd.
Tenslotte is er een verschillende manier van tussenkomsten. Meerpraters gaan meer onderbreken of een verhaal overnemen.

Nabeschouwing
Het onderzoek dat we deden kadert in een lange traditie van onderzoek naar sekseverschillen in het onderwijs. Sinds de jaren zeventig, op het moment dat de invoering van de coëducatie in een stroomversnelling komt, wordt op de meest uiteenlopende terreinen onderzoek verricht naar gendermechanismen in het onderwijs. In diezelfde periode, vanaf de jaren zeventig, ontstaat de sociolinguïstiek en het onderzoek naar sekseverschillen in de communicatie-interactie dat vooral gebeurt bij adolescenten en volwassenen. Taalonderzoek bij kleuters heeft meestal te maken met de taalontwikkeling. Vroeger gedaan onderzoek had onze nieuwsgierigheid gewekt naar de communicatie-interactie bij kleuters waarover geen onderzoek bekend is.
De resultaten van het onderzoek zijn een bevestiging van de onderzoeksresultaten bij adolescenten en volwassenen. In een gemengde groep vertonen mannen een dominant communicatiegedrag. Voor ons onderzoek houdt dat in dat jongens significant meer aan bod komen (p < 0,05)Meisje tijdens een praatronde in een sekse-gemengde kleutergroep (4-6 jaar) en dat ze samenhangend daarmee ook langer aan het woord zijn, hoewel de significantie hier kleiner is (p < 0,1). Beide items, aantal keer aan bod komen en de tijdsduur van aan het woord zijn, vertonen hetzelfde patroon. Het verschil in significantie is te verklaren vanuit het feit dat jongens veel vaker tussenkomen met korte opmerkingen. Als meisjes aan het woord komen hebben ze doorgaans wel degelijk hun verhaal te vertellen waardoor ze qua tijdsduur hoger scoren dan qua aantal keer aan bod komen. Nochtans blijven de verschillen tussen jongens en meisjes frappant. Jongens scoren dubbel zo hoog voor aantal keer aan bod komen en ongeveer 30% hoger voor de tijdsduur.
JongenDeze verschillen hebben te maken met tal van factoren. Jongens hebben een lagere autoriteitsgevoeligheid. Ze zijn minder conventioneel en lappen de afspraken die gelden tijdens de praatronde vaker aan hun laars. Ze zijn minder geneigd te wachten tot ze het woord krijgen, ze nemen het eerder, ze dringen zich lichamelijk op door recht te springen waardoor ze vlugger het woord krijgen en ze zullen vlugger een verhaal van een andere kleuter overnemen. Meisjes daarentegen blijven rustiger zitten, zitten minuten lang met de vinger in de lucht en laten andere kleuters uitpraten. Meisjes, zo zouden we kunnen stellen, zijn goede luisteraars en hebben de rijpheid en discipline om afspraken in acht te nemen. Jongens daarentegen zijn handiger in het woord nemen.
Om een meer democratische manier van communicatie-interactie te realiseren in gemengde groepen zullen beide vaardigheden, praten en zwijgen/luisteren, zowel aan jongens als aan meisjes aangeleerd dienen te worden.

Karen François
Mama Milena en Emilia

Copyright © De Viervoeter ..... ..... ..... ..... april 1997