©
Nota: mijn Nederlands is
slecht, ook deze is een verouderde versie, indien u Engels of Roemeens
begrijpt, dan is het de moeite waard om de tekst in die talen te lezen. Zie http://members.home.nl/tgeorgescu/essays.html
De kennistheorie van een
existentialist
— De mystisch-existentieel
participationisme[1]
—
Hierbij wij
zullen twee vragen beantwoorden: “Kan ik
mijn ziel waarnemen?” en “Kan ik
zijn/haar ziel waarnemen?”.
Premisse: een mens is geen geïsoleerde monade (dus een zijn zonder input en output,
i.e. zonder waarnemingen en acties), maar hij/zij bestaat (bewust of onbewust)
in de manier van participatio mystica
(participatie betekent een gemeenschappelijke zijnde hebben, een communie, en
mystiek betekent wat is beschrijfbaar maar niet in zijn oorzaak uitlegbaar — de
term is van Lévy-Bruhl geleend).
De eerste
consequentie van een dergelijke premisse is dat er bestaan geen subject en geen object, als in de Cartesiaanse
conceptie. Cartesianisme is een onnatuurlijke filosofie, die was geboren in de
geest van een man geobsedeerd door vechten het scepticisme. De mensheid kon
leven duizenden jaar zonder een dergelijke filosofie. Onze doel is herstellen
naar bewuste uitdrukking de originele en naturelle status[2]
van mystieke participatie, die was ideologisch vernietigd door het imponeren
van de metafysica van de subjectiviteit.
De ziel uitziet
als[3]
(als waarnemingen in het materiele plan):
Hierboven de
mens waarneemt de boom, want de boom is deel van zijn eigen ziel. Op http://members.home.nl/tgeorgescu/motivations.html
en http://members.home.nl/tgeorgescu/thesoul.html
, Lucian Iordănescu heeft
kwantitatief de ziel geanalyseerd als de combinatie van vier energieën: Fohat,
Prana, Kundalini en Mana (als emotioneel lichaam). Maar, wij zullen analyseren
de ziel in zijn filosofische structuur.
Het antwoord op
de vraag “Is mijn ziel waarneembaar?” is: Ja, zonder ziel bestaat geen
waarneming; de ziel is het geheel van de waarnemingen (sensaties), gevoelens en
wensen, dat samen de emotie maken. In onze kennistheoretische uitleg, het
interesseert onze alleen de waarneembaarheid en de kenbaarheid van de ziel. We
hebben dus gezien dat het geheel van onze waarnemingen is deel van onze ziel.
Dus, als we iets waarnemen, we feitelijk
waarnemen onze eigen ziel (ons eigen bestaan, die wij verdelen met het
“object”).
Het probleem is
dat wij waarnemen, maar wij begrijpen niet. Dat klopt ook voor de ziel van een
andere. In de wereld van mystieke participatie, het volgende schema is van
toepassing (voorbeeld voor drie zielen[4]):
Dus, als
deelnemers, we nemen de waarnemingen waar en, ook, de emoties en de wensen van
anderen. Het enige probleem is dat, toch we waarnemen die, we begrijpen hun
niet. Dus de ziel van een andere gedeeltelijk deel van onze ziel is, gezien we
hebben een (bewust of onbewust) dialoog, dus een gedeeld bestaan. Maar, als we willen de ziel van een andere begrijpen,
en niet allen het deelnemen, dan moeten wij gebruik maken van de geest.
Een manifestatie
van de geest is de analyse en synthese. Stel wij hebben tien liter melk. Wij
nemen een glaasje melk en wij zijn inhoud beschrijven. Dat is analyse. Synthese
is als ik de melk roer tot ik krijg een bolletje botter. Dus, de analyse maakt
ons bewust van het feit de melk bevat botter, maar botter maken, dat is een
doelgericht streven. Wij begrepen nu waarom, terwijl we hebben een directe
toegang tot de ziel van anderen, wij kunnen het niet meteen bewust uitdrukken.
De mystieke participatie is in die zaak onze vriend en onze vijand. Het is onze
vriend want wij hebben een toegang tot de dingen wij willen weten, maar het is
ook onze vijand, want wij denken die dingen zo vanzelfsprekend, dat wij de
moeite om die bewust uit te drukken niet besteden.
Dus het antwoord
op de tweede vraag is: Ja, wij hebben
een onbewuste toegang tot de ziel van een ander, maar op het bewust te
waarnemen, we moeten gebruik maken van ons verstand. Op een instinctieve manier
wij (intuïtief) begrijpen de ziel van een ander, en het streven van de
psycholoog het expliciet uit te drukken is.
De bovenstaande
analyse gaat over de ziel voornamelijk in relatie met de
waarnemingsdeterminant. Analoog, wij kunnen drukken de mystieke participatie
voor gevoelens en wensen uit, gebaseerd op het feit wij voelen en wensen niet
in isolatie, maar samen, en wij zijn sociale zijnen, gekarakteriseerd door
sympathie en empathie (door intropathie). Onze studie is een poging om de
mystiek toegankelijk maken voor rationaliteit, voor zijn recht op de stad
stichten.
[1] Mystieke
participationisme is geen satori voor
het vulgus. In vergelijking met satori,
in de staat van mystieke participatie tot het bestaan, daar is geen gevoel dat
je zou de wereld eigenen als een eigendom; het is niet het ego die genereert de
wereld, maar de onbewust. Mystieke participationisme is als ver van idealisme’s
solipsisme als het ver is van realisme’s impersonalisme. Als iemand stikt
serieus naar de New Age, alleen als hij/zij dom is hij/zij mist de staat van satori, maar die staat van diep egoïsme
is niet het doel van het individuele bestaan, dat duidelijk is van de vruchten
van de New Age, die, stellend aan de wereld een liberaal-democratisch mysticisme
(in zijn thelemische wezen), contribueert niet aan het bouwen van een
civilisatie, maar aan het de bestaande civilisaties vernietigen.
[2] Hier hebben wij voorondersteld dat de zijnswijze van de primitieve
volken, genomen in zijn nobele karakteristieken (i.e. the volle participatie in
het sociaal), is de paradijszijnswijze, waarvan alle latere modi volgen als een
degradatie.
In dat opzicht getuigen J.J.
Rousseau, met zijn “le bon sauvage” terwijl R. Steiner met zijn antroposofie denkt, als de tegenwoordige
psychologie, dat de primitieven kennen geen zelfidentiteit op de wijze van een
ego, ding dat hij als helemaal negatief ziet, terwijl Sri Ramana Maharishi de “illusie” van individualiteit ontkent. Lucian Blaga spreekt over het
magische/mythische bewustzijn van de oorspronkelijke mensen. Krishnamurti vraagt zichzelf in zijn
levensbeeld excursies als het mens, in het algemeen, identiek is met de wereld.
Osho (Bhagwan Shree Rajneesh) voorstelt
de thesis dat de mensen deel zijn van het bestaan, idee die hoeft niet in zijn
banale betekenis genomen worden, maar in de pantheïstische betekenis, en dat
maakt ons het existentialisme van Heidegger
op een andere manier begrijpen (in zijn idee van gemeenschappelijke zijnde
als voorwaarde voor communie, die mogelijk maakt de communicatie). Heidegger beschrijft de zijnswijze van
de antieke Grieken, en hij noteert dat zij waren onder de goden niet op de
manier van separatie ten opzichte van hen, maar zij leefden tussen de goden, en
zij interactieneren ermee, het is waar dat door respecteren de hiërarchische
posities. Jung, ook, stelt dat de
trotsheid van de moderne mens ten opzichte van de idee van “primitief” niet
gegrond is. Als op dit idee voegen wij het beeld van Daniel hoofdstuk 2 (van
goud naar ijzer met klei) toe, wij kunnen zegen dat de moderne mens is ten
opzichte van de primitief zelfs inferieur.
Gadamer komt hij ook met Waarheid
en methode, waarin hij offert een presentatie van de
participationistisch-overnemende theorie van het spel van Huizinga, samen met een collectie van objecties tot de
Cartesianisme, Kantiaanse gnoseologie en individualisme, objecties die tenderen
tot de mystieke-existentieels participationisme, toch hij drukt het niet zo
uit.
[3] Over het ontologische
argument: de idee van pen komt vroeger voor dan de werkelijke pen. Anselm het zeggen wilde dat de idee van
God simultaan (zelfs identiek) is
met de werkelijkheid van God. Hegel heeft dat redenering overgenomen,
in de vorm van het Idee die denkt het zelf, die is niet alleen een subjectieve
idee, maar ook een objectieve werkelijkheid. Hiervan kunnen wij redeneren het
antwoord gesuggereerd door Jung in Antwoord
op Job, dat is dat de wereld is tegelijkertijd ideëel een reëel, dus
hebben wij een monisme die samenvoegt de tegenstrijdige “realiteit” en “idee”.
Daarvan het volgt dat bestaat er geen differentie van stof tussen het subject
en het object, maar onze stof is niet de materie van materialisten, maar het Geest die het hele bestaan gegenereerd
heeft en met energie het voedt. Een ander word voor “Geest” is: God. Onze
existentiële monisme is dus een goddelijk monisme (pantheïsme). “Stof” kan
oorspronkelijk zijn van substantieel, i.e. wat een doel meegegeven is. De stof
is wat wij gewoonlijk begrijpen door het bestaan, i.e. het ensemble van de
bestanden (als inbegrepen in een set), dat in vergelijking met het principe van
het bestaan, i.e. van wat geeft haar het karakter van Geheel. Dat het
christendom is niet alleen compatibel met het pantheïsme, maar zelfs
vooronderstelt het die, dat is bewezen door: “Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook enigen
van uw poëten gezegd hebben: Want wij zijn ook Zijn geslacht.” Handelingen 17:28
[4] Geen
medeobjecten, maar medezielen. Wij participeren een op de andere mens, en het
fout is dat hij of zij als een object gemanipuleerd kan worden. Descartes, en later Kant, door de wens van de ziel onder de idee van objectualiteit
voegen, en dat is de basis van objectiviteit, zij hebben het getransformeerd in
een ding, het is waar dat niet uitdrukkelijkswijze, maar onbewust, als
impliciete visie in de ziel analyseren. Hiervan (als reactie) ook de idee,
gedeeld door Heidegger en Jung, dat de mens een andere modaliteit
van hem/haar noteren dan de stoelen en de tafels waard is.
Aan de wereld buiten zichzelf, de ziel heeft geen directe toegang, maar,
door de geest, hij kan kennis krijgen dat het bestaat en over wat het bevat.
Dit proces heeft plaats of op een verdeelde weg (in het geval van een bevat die
oorspronkelijk niet van de beide zielen was, dus wat is bevat van een andere
ziel en het is geleend, het is waar dat verarmd, omdat de transfer van zielstof
is niet altijd volledig, die geleend worden aan de ziel die krijgt de lening)
of op een indirecte wijze, dat is die van intuïtie en redenering (het ensemble
van beide wij samenstellen onder de naam denken). De intuïtie offert dat rode
draad die het denken volgt in zijn trajecten, andersom de kracht van de
redenering alleen is heel weinig, omdat het moet ergens beginnen en willen
ergens naar toe, omdat deze landmarken komen niet van het niets, maar van die,
die volgens het geval, geeft aan het denken stof of het schijn van stof
(vergelijkbaar met een soap bubbel die door iemand die het niet weet, als iets
soliedst is waargenomen, toch het is ook van een stof gemaakt).
Dilthey, volgens Gadamer, zocht het opnieuw denken van de subjectiviteit als
relativiteit. In dat betekenis, de bevatten van een bestand noch objectief noch
subjectief zijn, maar particulier, dat is dat ze hebben een kleiner graad van
generaliteit. Wij stellen ons de vraag niet welke is de correcte weg, maar op
welke manier de persoonlijke bestanden rekening geven over hun eigen bevat Wij
gaan van de normatief van de digitale casting van het zijn (het resultaat van
het ideaal van objectiviteit) naar een descriptieve modus, veel meer eigen van
de idee van wetenschap dan het decreteren van een enige wijze van denken als de
enige geldig. Zeker, het complementaire aspect het is ook waar, dat is dat de
maatschappij het recht heeft om het gedrag van zijn leden te censureren, die
zij ook kunnen wensen de modificatie van de maatschappij. Verschrikkelijk
alleen is het enorme multipliceren van de pogingen tot de maatschappij
modelleren, zodat zij brengen wonden aan de autoriteit die moet het sociale
plan steunen, als de stichting steunt het huis. Door democratisering, de
participatie naar het sociaal van de leden van de maatschappij, dat is niet
werkelijk toegenomen, maar alleen virtueel, dat is door het imponeren van een
virtualiteit als criterium van de werkelijkheid. Het is duidelijk dat de
miljoenen en miljoenen mensen ze besturen de maatschappij niet, maar ze
gehoorzamen aan de manoeuvreanten en zij gelovigen in dat dát betekent
beslissen worden gemaakt.