Heinrich Himmler, Reichsführer-SS, bevelhebber van de Duitse Politie, afgebeeld met zijn SS entourage in Mauthausen in 1941, ook Sepp Dietrich (links) en Karl Wolff (midden) staan afgebeeld.
"Ik weet dat er veel mensen in Duitsland zijn die zich onwel voelen bij het aanzien van dit zwarte (SS) uniform," zei Himmler in 1936. "We begrijpen dit en we verwachten ook niet om geliefd te zijn... Diegenen die Duitsland in hun hart dragen, zouden en moeten ons respecteren. Diegenen die op welke wijze ook een slecht geweten hebben betreffende de Führer en de natie moeten ons vrezen. Voor deze mensen hebben wij een organisatie gemaakt genaamd de SS en op dezelfde wijze... de Gestapo (geheime staats politie)..."
"Onvoorwaardelijke en hoogste vrijheid van bewegen," instructeerde Himmler zijn SS, "komende van gehoorzaamheid, aan onze Weltanschauung (wereld visie) dienend, gehoorzaamheid die in staat is elk offer te brengen voor trots, naar externe eer en al diegene die ons dierbaar zijn, standvastige gehoorzaamheid die elk bevel opvolgt van de Führer of superieuren..."
Dus, wanneer het bevel van Hitler kwam om de Joden uit te roeien, gehoorzaamden ze.
"De Führer heeft de eindoplossing bevolen van het Joodse vraagstuk," vertelde Himmler aan de Auschwitz Kommandant Rudolf Höss in de zomer van 1941. "Wij, de SS, moeten dit bevel uitvoeren...ik heb voor deze opdracht Auschwitz uitgekozen."
In oktober 1943, in een voordracht aan de SS leiders, sprak Himmler ongedwongen. "...Het is één van die dingen dat makkelijk gezegd kan worden. 'Het Joodse ras moet uitgeroeid worden,' zegt elk partijlid. 'Dat is duidelijk, het is een deel van ons programma, eliminatie van de Joden, uitroeing, juist we doen het.' En toen kwamen ze allen bij elkaar, de tachtig miljoen goede Duitsers, en elkeen had zijn fatsoenlijke Jood. Natuurlijk waren de anderen zwijnen, maar deze was een eerste-klas Jood. Van al diegenen die praten zoals dit, heeft geen enkele gekeken, geen één verzette zich. De meeste van julie weten wat het betekent om honderd lijken bij elkaar te zien liggen, vijfhonderd, of een duizend. Om dit te doorstaan en toch - buiten een paar uitzonderingen, voorbeelden van menselijke zwakte - fatsoenlijke mensen te blijven, dit heeft ons hard gemaakt."
"We hebben van hen alle rijkdommen die ze bezaten ontnomen," vervolgde hij. "Ik gaf een bevel dat door SS-Obergruppenführer Pohl uitgevoerd wordt, dat deze rijkdommen worden overgedragen aan het Reich zonder achterhouden."
"We hebben het morele recht, het was onze taak voor ons volk, om die mensen te vernietigen die ons wilden vernietigen. Alles tesamen, kunnen we zeggen dat we deze zeer moeilijke taak hebben volbracht voor de voorliefde van ons volk. En onze geest, onze ziel, onze persoonlijkheid heeft hier niet onder geleden."