· Een Vlaamsch lied · |
||
1. Wij zijn de koene Vlaamsche knapen, Met jeugdig bloed in 't Vlaamsche lijf; Wij houden niet van lang te slapen, Noch zitten dromen koud en stijf; Wij minnen de blijgeestigheid, Wij minnen onder ons hier gezeid, De Vlaamsche vreugd, de Vlaamsche vreugd en poesle Vlaamsche meid. Wij minnen de blijgeestigheid, Onder ons hier gezeid, De Vlaamsche vreugd, de Vlaamsche vreugd en poesle Vlaamsche meid. 2. Wij minnen, ja, de Vlaamsche zeden, en dus ook 't Vlaamsch gerstensap; Het smaakte ons nooit zo goed als heden; lang leev' de bruin beschuimde nap! Wij minnen de blijgeestigheid, onder ons hier gezeid, de Vlaamsche vreugd en poesle Vlaamsche meid. 3. Het doel waarom wij hier vergaderen, is 't strijden voor de moedertaal! Wij zingen in de taal der vaderen, ten spijt van sieur Sigart den Waal. Wij minnen de blijgeestigheid, onder ons hier gezeid, de Vlaamsche vreugd en poesle Vlaamsche meid.
|