· Geuzenlied · |
||
J. de Geyter Zij brullen: "Leeuw van vlaanderen!"en huilen tegen ons zij die de leeuw doen kruipen doen kruipen voor Bourbons O Breydel en De Coninck, Gent Brugge van weleer heeft Vlaanderen dan geen kerels hebt gij geen Klauwaerts meer? Op Geuzen, wreekt uw vaadren zwaait gij met de leeuwenvaan! wee wee de landverraadren, | wanneer hun uur zal slaan! | (BIS) Blikt om U heen, O Broedren! Trekt gans den wereld rond weer rijzen als paleizen de kloosters uit den grond het glanzend licht der rede het licht moet uitgedoofd voor bedevaart, mirakels en spoken in het hoofd ach! Over Leie en Schelde hangt zulk een sombere nacht... O land van Artevelde, | de Geuzen houden wacht! | (BIS) Jezuļeten zaaien tweedracht zij blazen haat en twist wij juichen "Recht en rede" zij grijnzen "laag en list" hoort! rome smeedt ons ketens voor 't lijf en voor de ziel het zwart gespuis zal 't mensendom verplettren met den hiel dan Geuzen, dan te wapen de Vrijheidsvlag ter hand van 't ongedierte der papen, | verlost ons vaderland! | (BIS) Wanneer rijst eens het daglicht in d' aardse rampwoestijn dat elk zijn eigen koning zijn eigen paus zal zijn? Geen slaven meer aan ketens geen ziel aan boei af band en ' t mensendom, gans het mensendom een enkel Broederland dat willen wij, o Geuzen al kost het goed en bloed wij gaan vooruit als reuzen, | vooruit met leeuwenmoed! | (BIS)
|