· Goedendag · |
||
1. Toen eertijds fiere Vlamen, gekrenkt in vrijheidstrots, de Goedendag opnamen, pal stonden als een rots ! Een rots die elke Klauwaard, in al omvattend diet, hoog boven elke lelie, zichzelf verheffen liet. De slag der Guldensporen, een eerste zegepraal, liet ieder Leliaerd horen, de oude stormerstaal: Breken,buigen, barsten ! Moet de dwingeland die ons haat. Breken, buigen, barsten ! Het Vlaamse volk wordt staat. 2. Wij staan weer op een kouter, weer dreigt de Lelievlag. Onz' stemmen klinken stouter, en luider: Goedendag ! Wij haten elke lafheid, vertrappen elk verraad. Slechts die voor vrijheid strijden, zijn Vlaamse achting waard. Die lelie uit het zuiden, vermomd in belgenvaan, hoort nu de stormklok luiden, een oude droom breekt baan:
|