Hoofdstuk 1: De strijd voor de Vlaamse belangen in de 19e en 20e eeuw In dit hoofdstukbehandel ik de strijd van de Vlamingen voor hun taal en cultuur vanaf deonafhankelijkheid van België. In het vorige hoofdstuk heb ik het werk van Guido Gezelle voor de Vlaamse taal beschreven, nu zal ik het hebben over de Vlaamse Beweging in het algemeen. 1.1 Het begin van de Vlaamse Beweging Al voor de onafhankelijkheid van België waren de adel en de Vlaamse burgerij overgestapt op het Frans. Na de onafhankelijkheid in 1830 hadden deze groepen de leiding in België, dus de taalpolitiek was volledig gericht op het Frans. Grondwettelijk heerste er taalvrijheid, maar er werd tevens voor gezorgd dat het Frans de enige officieel erkende taal van de overheid was in het hele koninkrijk, dus ook in Vlaanderen. De revolutionairen verantwoordden deze verfransingspolitiek op de volgende wijze: het Vlaams was geen taal maar een dialect; het Frans bezat als cultuurtaal een superioriteit en moest dus voorrang krijgen. De aanvaarding van een tweetalig statuut zou de Belgische eenheid in gevaar brengen. Het Nederlands mocht weliswaar behouden blijven als een soort overgebleven folkloristisch bestandsdeel van een Vlaams regionalisme en particularisme, en de Franstalige bewindvoerders waren eveneens bereid een tegemoetkomende houding te betonen ten opzicht van de literatoren die het Nederlands als cultuurtaal wensten te beoefenen. Tot meer concessies waren ze echter niet te overhalen. De overheid stelde in geheel België, Vlaanderen inbegrepen, alleen Franssprekenden te werk. (E. Witte, 1997, 58) Het enige verzet tegen de verfransingspolitiek kwam van de Vlaamse literatoren, zoals Guido Gezelle, ze zorgden ervoor dat het Nederlands als cultuurtaal bleef bestaan en zo werden ze de stichters van de Vlaamse Beweging. Maar vanwege hun geringe status hadden ze politiek gezien weinig invloed. De Vlaamse Beweging was in haar ontstaansfase opmerkelijk gematigd, ze trokken alleen de aandacht met petities en geschriften. Vanaf 1840 begon de beweging al wel te streven naar een wettelijk tweetalig Vlaanderen en een Vlaamse universiteit en academie. Hiertegen kwam echter verzet van de regering. De regering vreesde o.a. dat tweetaligheid de nationale eenheid zou ondermijnen en dat het buitenland niet langer vertrouwen zou hebben in de jonge staat. Toch wilde de regering de Vlaamse Beweging niet zomaar de kop indrukken. Ze vond dat het flamingantisme als tegengif kon dienen voor de fransgezindheid van sommige burgerlijke kringen. (G. Hochepied en R.C.F. Dhondt, 1980, 94) 1.2 De Vlaamse Beweging wordt sterker. Door de toename van Vlaamsgezinde stemgerechtigden werd de Vlaamse Beweging op politiek gebied belangrijker. Veel Vlamingen uit niet verfranste lagen werden gefrustreerd door verfransing, zoals de aanstelling van Waalse ambtenaren in Vlaanderen en wilden Nederlands onderwijs en Nederlands toneel en lectuur. De twee partijen in België, de liberale en de katholieke partij, proberen nu aanhangers te krijgen onder de Vlaamsgezinden. Volgens de katholieken was het behoud van de volkstaal en het geloof onafscheidelijk, maar de liberalen vonden het liberalisme en het flamingantisme echter op hun beurt onafscheidelijk. In de praktijk was dus een overkoepelende Vlaamse Beweging onrealistisch, maar ze kregen wel politieke invloed doordat er Vlaamsgezinde Belgen in de verschillende volksvertegenwoordigingen kwamen. Op regeringsniveau kon geen van beide partijen het zich bovendien permitteren die Vlaamsgezinde stemmen in het Parlement te negeren. Taaleisen konden dus met kans op enig succes in de strijd van de oppositie worden geworpen en als partijbelangen worden voorgeschoteld aan de Franstalige partijgenoten. Drie wetten kwamen op die manier achtereenvolgens tot stand. In 1873 werd het gebruik van het Nederlands in het strafrecht toegelaten, in 1878 verscheen het Nederlands in het openbaar bestuur in Vlaanderen en in 1883 werd het Nederlands de onderwijstaal van enkele vakken in het officieel middelbaar onderwijs. Veel meer dan tactische toegevingen vanwege de Franstaligen moest men er echter niet in zien. De verfransing van Vlaanderen werd er geenszins door stopgezet, terwijl de garanties voor een tweetalig Vlaanderen miniem waren, aangezien de toepassing van de wet meestal een dode letter bleef. (E. Witte, 1997, 99) Vanaf 1880 begon in België de tweede industriële revolutie. Er kwam zware industrie in België, maar al deze industrie werd geleid door de Waalse heersende klasse. Via de oprichting van kleine en middelgrote ondernemingen groeide er een leidende economische Vlaamse klasse. Deze Vlaamse ondernemingen gingen samen het Vlaamse Handelsverbond vormen en gingen concurreren met de Franstalige bourgeoisie. Daarbij probeerden ze de door de Belgische staat gevoerde economische politiek wat meer in hun voordeel te laten verlopen en ze beriepen zich daarbij op de Vlaamse rechten en zo waren ze dus een steun voor de Vlaamse Beweging. Het lag voor de hand dat de burgerij, haar administratief en politiek personeel en het volk op zijn minst dezelfde taal zouden moeten leren spreken. De doorbraak van het algemeen meervoudig stemrecht had tot gevolg dat de Vlaamse volksmens van nu af ook politiek ontzien moest worden. Om verkozen te worden dienden de parlementsleden zich voortaan in hun eigen taal tot hen te richten. In elke partij won de Vlaamse vleugel aan invloed en breidde hij zijn politieke aanhang gevoelig uit. Uitgezonderd in Brussel, waar de verfransing veel verder gevorderd was, was de massale verfransing van de Vlaamse bevolking niet langer haalbaar. De taal- en cultuurbewuste houding die steeds grotere groepen Vlaamse middenklassers aan de dag legden, maakte dat onmogelijk. Meer dan ooit begrepen ze dat de vernederlandsing van het openbare leven voor de Vlaamse intellectuelen heel wat betere beroepsperspectieven boden. (E. de Witte, 1997, 138) De Vlaamse Beweging werd machtiger, maar van een georganiseerde politieke beweging was geen sprake, de flaminganten bleven uit bestaande partijen opereren. Daardoor waren er wel successen, maar deze waren niet groot, er kwamen slechts een paar taalwetten tussen 1890 en 1899. Doordat de resultaten zo tegenvielen, kwam er een politiekevernieuwing van de Vlaamse Beweging. De nadruk werd nu gelegd op de materieleachterstand die de Vlamingen door de taaldiscriminatie hadden opgelopen. Dooreen beter volksbewustzijn en door volksverheffing onder leiding van een Vlaamseelite konden de Vlamingen het heersende volk in België worden en zo deachterstand inhalen en de Franse elite overvleugelen. Dit wordt hetcultuurflamingantisme genoemd. Door deze (radicale) vernieuwing in de VlaamseBeweging kreeg de beweging meer invloed. Er kwamen nog meer wetten wat betreftde taal en in 1914 werd het Vlaams als voertaal ingesteld op de lagere scholen. 1.4 De Vlaamse Beweging na de Tweede Wereldoorlog Een kleine minderheid rechtse Vlaams-nationalisten, sociaal en ideologisch zo goed als geïsoleerd van de volksmassa, heeft de Vlaamse Beweging tot diep in de jaren 1950 gediscrediteerd en de ontwikkeling naar een federalistisch België afgeremd. Had de Waalse collaboratie een duidelijk fascistische en totalitaristische oorsprong, dan is het uiterst-rechtse Vlaamse-nationalisme te beschouwen als een verderfelijke afwijzing van een democratisch streven naar Vlaams zelfbeschikkingsrecht. (J. Craeybeckx, 1997, 214) Door de rol van verschillende nationalistische Vlamingen in de Tweede Wereldoorlog had de Vlaamse Beweging na de oorlog nog maar weinig succes. De flaminganten werden geïsoleerd van de politieke macht en de Vlaams-nationalistische partijen verdwenen van het toneel en ook in de drie traditionele partijen (de Christelijke CVP, de liberale PVV en de socialistische BSP) hadden de Vlamingen het moeilijk. Vlaamse gemeenten in de omgeving van Brussel verfransten en taalwetten werden niet voldoende toegepast. Door de opkomst van het bedrijfsleven in Vlaanderen, vooral in de dienstverlenende sector, en de sterke groei van de Vlaamse bevolking werd de Vlaamse beweging weer sterker. Een jonge politieke elite, gesteund door het machtige bedrijfsleven, drong door tot de partijen en wilde dat de Vlaamse bevolking door zijn numerieke meerderheid meer macht kreeg. Vlaams-nationalistische partijen kregen ook weer de kans. De Volksunie (VU) werd in 1954 opgericht en had vanaf 1965 vrij groot succes, wat ten koste ging van de Christelijke Volkspartij (CVP). De drie grote partijen bleven door de spanningentussen de Vlamingen en Walen geen strakke eenheid. In 1965 werd de CVP opgesplitst in een Vlaamse en een Waalse vleugel, in 1969 werden het zelfs aparte (zuster) partijen. Sedert 1967 hebben ook de socialisten afzonderlijke Vlaamse en Waalse communautaire programma's. In 1978 kwam het in de socialistische partij tot een opdeling in twee autonome partijen. Ook de liberalen namen sinds 1969 een duidelijk Vlaamser standpunt in. In 1972 hield de PVV haar eerste statutair en doctrinair congres als zelfstandige Vlaamse partij. De Volksunie stond in 1954 alleen met haar programma van federalisme langs democratisch-parlementaire weg. Vandaag durven nog slechts weinigen de waarde hiervan in twijfel trekken. (G. Hochepied en R.C.F. Dhondt, 1980, 98) In Brussel wilden de flaminganten tweetaligheid van de hoofdstad. Ook al was Brussel sterk verfranst in de loop van de tijd, een land met een meerderheid van Nederlandstaligen kon niet zonder een tweetalige hoofdstand volgens hen. Veel Franstaligen waren hier echter op tegen en ze verenigden zich in een politieke partij, de FDF, die al snel veel stemmen kreeg. In 1963 werden de akkoorden van Hertoginnedal getekend: België bestaat uit vier taalgebieden, een Nederlands, Frans, Duits en het tweetalige Brussel. Maar er was nog een probleem, namelijk de universiteit in Leuven. De door bisschoppen geleide Franstalige universiteit stond in het Vlaamse Leuven en de bisschoppen wilden nog meer instellingen oprichten in Vlaams-Brabant. De Vlaamse Beweging was bang voor verfransing van deze gebieden en verzette zich met succes. De Franstalige universiteit werd verhuisd naar Wallonië. Naast de strijd voor de Vlaamse taal, ging de Vlaamse Beweging zich nu ook richten federalisme, de beweging streefde naar de scheiding van de culturele gemeenschappen en de economische gewesten. In 1970 kwam er een grondwetsherziening. Er zouden drie gewesten worden opgericht, elk met hun eigen organen en bevoegd voor economische problemen. Wallonië en Vlaanderen kregen elk hun eigen afzonderlijke deelregering, maar in Brussel zaten de Frans- en Nederlandstaligen samen in de regering. De Franstaligen in de randgemeenten van Brussel kregen ook het recht om te stemmen in Brussel. Dit tot woede van radicale Vlaamsgezinden die het Vlaams Blok oprichtten. De federalisatie ging ondertussen steeds verder en werd ook door de Walen gesteund. Vanaf 1982 functioneerde er, naast het nationale Parlement en de centrale regering, een Vlaamse Raad die, door de samenvoeging van de Gemeenschaps- en de Gewestraad, wetgevende bevoegdheid kreeg in culturele, persoongebonden en een aantal plaatsgebonden materies. Aan Franstalige zijde vond de samenvoeging niet plaats en waren er dus twee raden werkzaam. De Gemeenschapsraad bevatte ook de Brusselse francofonen, in tegenstelling tot de Gewestraad, die uitsluitend uit Walen was samengesteld. Al deze raden werden in deze fase bezet dor indirect verkozenen. De deelregeringen weerspiegelenden de electorale verhoudingen en dus de sterkte van de politieke fracties. Al bij al was de staatshervorming van 1980 toch slechts een voorzichtige stap in federalistische richting. Formeel gezien functioneerden er eigen instellingen en hadden de decreten al dezelfde dwingen kracht als de nationale wetten, maar de ontplooiing van gemeenschappen en gewesten werd in de weg gestaan door de zeer krappe financiële middelen. De nationale regering hield vrijwel alle middelen in handen en inde de belastingen. (E. Witte, 1997, 374) In de jaren tachtig werden de bevoegdheden van de gewesten (Wallonië, Vlaanderen en Brussel) en de gemeenschappen (Franse, Vlaamse en Duitse) steeds verder uitgebreid. Brussel werd een volwaardig derde gewest met dezelfde bevoegdheden en gelijkwaardige financiële middelen als de beide andere gewesten. Maar was de Vlaamse Beweging nu tevreden? Nog niet, de beweging en de Vlaamse partijen eisten nog een rechtstreeks verkozen parlement, meer autonomie voor gewesten en gemeenschappen en de aanpassing van Kamer en Senaat en de tweetalige provincie Brabant aan de federale structuur. Ook aan deze eisen werd tegemoetgekomen wat resulteerde in het Sint-Michielsakkoord in 1993. Er kwamen gekozen parlementen en meer autonomie. Samengevat kan dus gesteld worden dat, vertrekkende van de besluitvorming die in 1988-1989 plaats had, het Sint-Michielsakkoord de Vlaamse Beweging weer een belangrijke stap dichter bracht bij de realisatie van het autonomiestreven. Dat deze beweging ondertussen een sterk radicaliseringsproces doormaakte en de traditionele partijen de rol van de buitenparlementaire organisaties zelfs overnamen, lag mede aan de basis van deze ingrijpende federaliseringsfase. Franstalige Brusselaars, Walen en gematigde federalisten dwongen de beweging weliswaar tot een aantal toegevingen, maar het ligt hoe da n ook in de lijn der verwachtingen dat er binnenkort een nieuw Vlaams offensief tot stand zal komen. Het natievormende proces aan Vlaamse en Waalse kant is trouwens nog lang niet voltooid. Nieuwe compromissen zullen in de nabije toekomst dus naar alle waarschijnlijkheid wel het licht zien. (E. Witte, 1997, 383) Hoofdstuk 2: Het Vlaams nationalisme nu Het Vlaams Blok, de partij die zoveel ophef veroorzaakt in België maar ook zorgen baart in de rest van Europa is een extreemrechtse partij die toch veel aanhang krijgt. Extreemrechtse partijen zijn vooral bekend door hun streven naar een streng asielbeleid en door de kreet: Eigen volk eerst! Nationalisme is een belangrijke eigenschap van extreemrechtse partijen. Over dat nationalistisch aspect bij deze partijen zal dit hoofdstuk gaan. Uit het vorige hoofdstuk is gebleken dat de problemen tussen de Vlamingen en Walen nog niet zijn opgelost. De hoofdstad Brussel is nog een probleem en het federaal worden van België gaat volgens velen nu nog niet ver genoeg. 2.1 Het Vlaams Blok Misschien is het Vlaams Blok op dit moment wel de bekendste Vlaamse partij en is de leider, Pilip Dewinter, de bekendste Vlaamse politicus. De partij is opgericht door radicale Vlamingen die het niet meer eens waren met het beleid van de Volksunie. Volgens het Vlaams Blok verloochende de VU door het stagneren van de successen in de jaren `60-70 het nationalistische programma. Het eerste succes van het Vlaams Blok is in Antwerpen, in 1981 krijgt het Vlaams Blok daar een zetel. In 1988 is de partij al de derde in Antwerpen met tien zetels. In 1994 is het al de grootste partij in Antwerpen. In 1995 wordt het Vlaams Blok in het Vlaams parlement de vierde partij en in 1999 de derde partij. Wat voor een partij is het Vlaams Blok? Het Vlaams Blok is een nationalistische partij. Wij zijn de enige echt Vlaams-nationalistische partij. Wij willen dat Vlaanderen zijn zelfbeschikkingsrecht uitoefent op de meest doorgevoerde wijze: een onafhankelijke staat Vlaanderen die zijn eigen plaats inneemt in het Europa der volkeren. België heeft voor ons helemaal geen meerwaarde, wel integendeel. België heeft steeds de rechtvaardige eisen van het Vlaamse volk miskend. Nog steeds is het normaal in dit land dat Vlaanderen niet krijgt waar het in een democratisch land recht op heeft. Ons geduld is ten einde. (internetsite van het Vlaams Blok) Volgens het Vlaams Blok wordt in België het Vlaamse volk gedomineerd door de Franstaligen. De Franstaligen hebben in België nog steeds meer macht dan waar zij democratisch recht op hebben. Het Vlaams Blok wil een onafhankelijk Vlaanderen. Wij blijven de enigen die ons verzetten tegen het aan banden leggen van de democratische Vlaamse meerderheid door het kunstmatige België, tegen de diefstal van Vlaams geld door de Waalse politieke leiders, ten het onzindelijk bestuur dat de staat symboliseert. Wij zien de gemeenteraadsverkiezingen met optimisme tegemoet. Onze tegenstanders vrezen een zevende Vlaams-Blokoverwinning op rij, een overwinning die de toestand in Antwerpen en elders erg interessant kan maken. (internetsite van het Vlaams Blok) De partij wil geen federalisering, omdat in België de Walen evenveel macht hebben als de Vlamingen, terwijl het Vlaamse volk groter is. Daarnaast hebben de Walen en Vlamingen verschillende belangen, door de Belgische staatsstructuur ontstaan dan alleen maar conflicten. Het Vlaams Blok wil dat Brussel de hoofdstad wordt van Vlaanderen, omdat historisch gezien het een Nederlandstalige stad is. Wel moet Brussel de tweetaligheid behouden, het Vlaams Blok voert in Brussel zelfs campagne in het Nederlands en in het Frans. 2.2 De Volksunie(VU) De christelijke Volksunie werd opgericht in 1954 zoals te lezen was in het vorige hoofdstuk. De partij wil(de) dat de staat niet voorop stond, maar het volk en dat de Vlamingen en Walen apart voor hun eigen belangen zorgen, maar samen de gemeenschappelijke Belgische belangen behartigen. De partij streeft dus naar federalisme. Federalisme was en is nog altijd de onbetwiste leidraad voor het politieke doen en laten van de Volksunie. De hervorming van het aloude Belgische samenlevingsmodel naar een echt federaal - vandaag spreken we van confederaal - model is vandaag nog altijd niet helemaal afgerond. Dus blijft die historische opdracht bovenaan het partijprogramma staan. (internetsite van de VU) De partij streeft dus niet naar volledige onafhankelijkheid van Vlaanderen. België moet een federale staat worden, maar Vlaanderen krijgt wel veel zelfstandigheid, zoals een eigen Vlaamse grondwet, een eigen Vlaamse sociale zekerheid en Vlaanderen moet een volwaardige Europese lidstaat worden. Brussel moet worden meebestuurd door Vlaanderen en Wallonië. In 1999 ging de Volksunie samenwerken met de ID21, een politieke vernieuwingsbeweging. De Dutroux-affaire, de Witte mars, de sluiting van Renault-Vilvoorde, het wanbeleid bij de NMBS, de dioxinecrisis,… De regering Dehaene holde van de ene crisis naar de andere. En telkens daalde het geloof van de bevolking in "de politiek". Een verval in extremisme werd een reële dreiging. Om dit gevaar tegen te gaan én om een eind te maken aan het Belgische immobilisme sloegen VU en ID21 de handen in elkaar. (internetsite van de VU) 2.3 De VolksNationalistische Partij (VNP) Vlaanderen, een land om trots op te zijn: Door zijn ligging, zijn infrastructuur en zijn sterke economische prestaties. Door zijn rijke cultuur in het verleden, het heden en in de toekomst zowel naar taal als naar diverse cultuurvormen. Door zijn hoge levensstandaard en een sociaal bestel dat als voorbeeld kan gelden voor de ganse wereld. Een land met toekomst. Vlamingen, mensen om trots op te zijn: Vlamingen zijn gekend om hun vakkennis, hoge scholingsgraad, goede communicatie door talenkennis, werklust, inzet en aanpassingsvermogen. Zij zien zichzelf niet als het middelpunt van de wereld en zijn daardoor overal aanvaardbaar en aanwezig. Er zijn weinig plaatsen in de wereld en weinig gebieden waar geen inbreng door Vlamingen wordt gewaardeerd. Er zijn weinig terreinen waar Vlamingen geen roem hebben vergaard. Gezondheidszorg van de mensen, bouwwerken, kunst, onderwijs, eneeskunde, uitvindingen, ontdekkingen, sport, ruimtevaart…enz. (internetsite van de VNP) Zo begint het programma van de VNP. Volgens deze partij zijn de Vlamingen zich onvoldoende bewust van deze zaken. De VNP wil het volksbewustzijn van de Vlamingen aanscherpen. De Vlaming moet zijn zelfrespect en trots vergroten. De VNP is een zweeppartij, dat wil zeggen dat het anderen wil aanzetten om zich in te zetten voor de Vlaamse belangen. De partij wil een onafhankelijk Vlaanderen, omdat Vlaanderen ondermaats wordt behandeld in België en de Vlamingen altijd zwaar moeten betalen voor hun rechten, zoals het taalgebruik in Vlaanderen. Een onafhankelijk Vlaanderen, omdat elk volk recht heeft op een eigen staat. De hoofdstad van Vlaanderen moet Brussel worden, een Vlaamse stad, Nederlands naar wezen, taal, cultuur en inzicht. Vlaanderen moet lid worden als een volwaardige staat van de Europese Unie. De faciliteiten voor Franstaligen bij de Vlaamse randgemeenten van Brussel moeten worden afgeschaft en de gebieden die ten onrechte van Vlaanderen werden ontnomen moeten terug bij Vlaanderen komen. 2.4Taal-Aktie-Komitee (TAK) Het TAK is een beweging die zich inzet voor het gebruik en het behoud van de Vlaamse taal. Volgens het TAK lijkt het alsof er in de wereld niet meer zulke bewegingen nodig zijn, maar volgens de TAK doen ze noodzakelijk werk. Wat te gemakkelijk immers denkt weldenkend Vlaanderen dat er al lang geen reden meer is om zich niet te wentelen in een Vlaamse euforie, wat te simplistisch denkt intellectueel Vlaanderen (of een deel daarvan) dat de verworvenheden van wat inderdaad omschreven wordt als DE Vlaamse Beweging nu best vergeten en vooral vergeven worden. TAK moet zich niet bezondigen aan het proberen uittekenen van nog een diepzinnig dossier over hoe dat federale België er moet uitzien, dat doen anderen al veel te vaak. TAK mag natuurlijk zoals iedereen zijn eigen keuze ook propageren. Alleen heeft Vlaanderen van vandaag en morgen intussen nog altijd bezielde mensen nodig, die luidop getuigen dat het werk nog lang niet af is, dat Vlaanderen nog altijd niet is wat het zou willen zijn of zou moeten zijn. Die opdracht om te getuigen blijven waarmaken is zonder twijfel al uitdagend genoeg. (internetsite van het TAK) Er is dus nog genoeg om voor te strijden volgens het TAK, omdat bijv. de hoogste rechter van België geen Nederlands spreekt, omdat twee Vlaamse ministers brieven naar elkaar sturen in het Frans, door het Vlaamsonvriendelijke taalgebruik in de Brusselse ziekenhuizen, en volgens de TAK zijn er nog veel meer mistanden in België waar de TAK wat aan moet doen. Door de Eerste Wereldoorlog waren veel Vlaamse soldaten die tegen de Duitsers hadden gevochten pro-Vlaams geworden, doordat ze werden gecommandeerd in het Frans door Vlaamsonkundige officieren. Vlaamse jongeren, die naar het front trokken, riepen en schreven eerst 'Leve België', en niet 'Leve Vlaanderen'. De anti-Vlaamse houding van de legeroverheid heeft hun houding doen omslaan. Daar werden radicale flaminganten gekweekt. Veel soldaten gingen meteen ook anti-Belgische gevoelens ontwikkelen. Deze flaminganten vond men later terug in de Frontbeweging. Het anti-belgicisme groeide ook tijdens de bezetting. Sommigen gingen met de Duitse bezetter samenwerken (het activisme). Enkele historici menen dat dit gebeurde onder invloed van een goed georganiseerde Duitse 'Flamenpolitik', andere zijn ervan overtuigd dat hoofdzakelijk de anti-Vlaamse houding van de franstaligen en regering oorzaak waren van deze nieuwe geest. (G. Hochepied en R.C.F. Dhondt, 1980, 96) De illegale Frontbeweging infiltreerde in alle legereenheden en organiseerde verscheidene soldatenmanifestaties. Het ging bij deze beweging niet alleen om de taalkwestie, maar ze wilden ook een bestuurlijke autonomie voor Vlaanderen. Na de bezetting van België door de Duitsers waren er sommige Vlaamsgezinden die van de Duitse bezetting gebruik wilden maken om te zorgen dat de Vlaamse belangen ingewilligd zouden worden. Onder de Duitse heerschappij werd de Gentse universiteit vernederlandst en ontstond 'de Raad van Vlaanderen', die de onafhankelijkheid van Vlaanderen uitriep. Na de oorlog hadden veel Vlaamsgezinden het moeilijk omdat vooral de radicale activistische Vlamingen en leden van de Frontbeweging Duitse steun hadden aanvaard en sommigen van hen hadden gecollaboreerd. Maar niet de hele beweging werd in diskrediet gebracht. De 'passivistische' flaminganten gingen na de oorlog door met de eisen voor een eentalig Vlaanderen. Door het werk van de Vlaamse Beweging kwamen een viertal taalwetten die uitgingen van een ééntalige Vlaanderen en Wallonië, en een tweetalig Brussel. Daarnaast werd het onderwijs in Vlaanderen voor een deel verder vernederlandst. Uit de frontbeweging ontstond tussen de twee wereldoorlogen de Frontpartij: sociaal-democratisch, anti-militair, meestal christelijk en ook anti-Belgisch. In 1931 en 1932 maakten zich twee uiterst rechtse groepen los, Verdinaso en het Vlaamse Nationaal Verbond (V.N.V.) onder leiding van De Clercq. De V.N.V. had sympathie voor de nationaal-socialistische ideeën van Hitler, wat in de Tweede Wereldoorlog tot uiting kwam. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd, zowel in Vlaanderen als in Wallonië gecollaboreerd. Sommigen, vooral in het V.N.V. voelden zich eng verwant met de Duitse politiek. Velen wilden met de Duitsers optrekken tegen het 'Rode Gevaar'. Sommigen hoopten op een 'nieuwe orde'. Anderen namen van de Duitsers een job aan in dienst van het vaderland. Iemand werd directeur van een toneelgezelschap: de vorige directeur was gevlucht. Een schepen werd burgemeester: zijn voorganger was onvindbaar… |