1. Wat is
globalisatie?
Globalisatie is
de uitbreiding van economische relaties tussen verschillende
landen waardoor een wereldeconomie gecreëerd wordt waarin elke
nationale economie afhangt van de andere. Geen enkel land is
zelfvoorzienend, alle dienen producten uit te wisselen met andere
landen. Een geïntegreerde wereldeconomie is op zich niet
noodzakelijk een negatief fenomeen, aangezien deze een
basisvoorwaarde is voor een internationale planning van de
economie op harmonieuze wijze. In een economisch systeem gebaseerd
op sociale rechtvaardigheid en gemeenschappelijk bezit van de
productiemiddelen (fabrieken, technologie, kapitaal e.d.) zou dit
een enorme stap voorwaarts betekenen voor de mensheid. Maar het
kapitalistisch systeem is gebaseerd op het privaateigendom van de
productiemiddelen en de zoektocht naar de hoogste winsten voor
elke individuele kapitalist. Dit zorgt ervoor dat sociale
vooruitgang nauwelijks mogelijk is. Bovenal creëert dit een
situatie waarin een kleine minderheid welvarend wordt terwijl de
meerderheid van de mensen op deze planeet hun levensstandaard naar
beneden ziet gaan.
2. Waarom is
er een stijging van de armoede en ongelijkheid?
Vandaag leven er
zes miljard mensen op de aarde en zou het mogelijk zijn tien
miljard mensen te voeden. Toch blijkt dat hongersnood en ellende
in opmars zijn – 800 miljoen mensen lijden aan ondervoeding en
2,4 miljard leven onder de armoedegrens. De drie grootste
Microsoft managers hebben een gezamenlijke rijkdom die groter is
dan het bedrag dat de Verenigde Staten spenderen aan programma’s
om armoede te bestrijden. De uitwisseling van producten tussen
verschillende economieën gebeurt niet op een rechtvaardige
manier: een klein aantal multinationale ondernemingen controleert
het merendeel van de welvaart
(40% van het internationaal bruto binnenlands product en 70
% van de handel) en leggen hun belangen op aan de rest van de
wereld.
De verdeling van
de wereldeconomie tussen verschillende landen bevoordeelt niet
alle landen gelijkaardig, maar dwingt de onderontwikkelde landen
om de meer geavanceerde landen goedkoop te voorzien van
grondstoffen (olie, mineralen, landbouwproducten) en
arbeidsintensieve producten (sportschoenen, kledij,
speelgoed,…). Deze ontwikkeling doet de ongelijkheid stijgen in
plaats van dalen. Waarom? Om kapitaal aan te trekken moeten armere
landen zich op de wereldmarkt begeven. Maar hier heerst het
mechanisme van ongelijke ruil. Als gevolg van hun technologische
achterstand investeren armere landen meer arbeid in hun producten.
Die producten worden dan verkocht op de wereldmarkt om
geavanceerde producten aan te kopen in de ontwikkelde landen
(machines, computers,…). Wegens hun hoog niveau van ontwikkeling
zijn deze laatste producten ook duurder. Nochtans is er veel
minder arbeid in geïnvesteerd, juist doordat de productie ervan
meer geavanceerd is. Wegens de kwantiteit en de kwaliteit van de
productiemiddelen zijn de rijke landen dus in staat duurdere
producten makkelijker te maken. Armere landen blijven daarentegen
achter.
Bovendien
versterken multinationals die kloof nog eens. Zij exporteren de
laagtechnologische processen van de productie naar de armere
landen. Zo worden bijvoorbeeld plastieken kaders van
computerschermen of veiligheidshandschoenen gefabriceerd in de
onderontwikkelde landen. De reden daarachter is dat arbeid daar
veel goedkoper is wegens de hoge werkloosheid, waardoor de
onderhandelingspositie van arbeiders zwakker is. In Indonesië
zijn er bijvoorbeeld 40 miljoen werklozen. Maar doordat
laagtechnologische processen worden gedelocaliseerd, houden
multinationals de technologische achterstand ook in stand. Het is
evident wie wint en wie verliest in dit scenario. Bovendien zijn
de Westerse landen en de multinationals zo machtig dat zij min of
meer in staat zijn prijzen en productie op te leggen aan de rest
van de wereld. Zo ‘adviseert’ de Wereldbank aan veel landen om
koffie te produceren, hoewel de prijs van koffie op de wereldmarkt
constant daalt. Al die landen treden bijgevolg in competitie met
elkaar zodat de prijzen nog meer in elkaar stuiken. Overproductie
heeft immers dalende prijzen tot gevolg. Tanzania bijvoorbeeld had
in 1960 tweehonderd zakken koffie nodig om een tractor te betalen,
terwijl het nu, dertig jaar later, er meer dan zeshonderd nodig
heeft. Dit is de zogenaamde verslechtering van de ruilvoeten
waarvoor burgerlijke economen nog steeds geen afdoende verklaring
hebben. Zij stellen het gewoon vast.
3. Waarom zijn
multinationals zo machtig?
De dominantie van
een paar honderd multinationals is het rechtstreekse gevolg van de
ontwikkeling van het kapitalisme dat gebaseerd is op de zoektocht
naar winst. Teneinde winst te maken, zijn de kapitalisten
gedwongen om in competitie te treden met elkaar, hun productie en
verkoop te verhogen, op zoek te gaan naar nieuwe markten,
bestaande markten verder te exploiteren, kapitaal te verplaatsen
naar nieuwe landen waar goedkope werkkrachten en grondstoffen te
vinden zijn, enz.
Dit resulteert in
een concentratie van de rijkdom in de handen van steeds minder
actoren: een handvol grote bedrijven in de geavanceerde
kapitalistische landen die uiteindelijk de hele wereld domineren.
Wanneer ze hun voorwaarden niet langer kunnen opleggen via
economische weg, gebruiken deze multinationals de politieke en
militaire instituties van hun land van herkomst (regeringen,
parlementen, wetten en de legers van grootmachten als de VS,
Europa en Japan) om hun doel te bekomen.
Vaak proberen ze
hun eigenlijke belangen te verbergen en interventies af te doen
als ‘humanitaire missies’. In de laatste paar jaar hebben we
dergelijke ‘humanitaire bombardementen’ gezien in Joegoslavië,
Irak, enz. Handig hierbij zijn de internationale instituties die
gecreëerd werden en gedomineerd worden door de grootmachten zelf
(IMF, Wereldbank, NAVO, VN, enz.).
De term
‘globalisatie’ is een rookgordijn waarachter de ware aard van
het systeem verborgen wordt gehouden. Het kapitalisme is meer dan
ooit gekenmerkt door de internationale uitbuiting van de werkende
klasse door een paar supermachten en multinationale ondernemingen.
Daarom is imperialisme
nog steeds de beschrijving die het best het hedendaagse
kapitalisme definieert.
4. Is het
mogelijk om te vechten tegen het IMF en de Wereldbank zonder het
kapitalisme zelf in vraag te stellen?
Een gevolg van de
ongelijke ruil die de arme landen veroordeelt tot de ellende, is
dat deze gedwongen worden leningen aan te gaan bij de Westerse
grootmachten of financiële instituties door hen gecreëerd
(Internationaal Monetair Fonds, Wereldbank e.d.), wat leidt tot
steeds grotere afhankelijkheid. Wegens hun schulden zijn ze
gedwongen om de economische politiek van deze geldverschaffers
volledig over te nemen, zoniet gaat de geldkraan dicht. Het IMF,
de Wereldbank en de WHO (Wereldhandelsorganisatie) zijn alle
kapitalistische instituties die de stabiliteit van het systeem in
stand proberen te houden. De grootmachten en multinationals
financieren deze instituties precies omdat zij hen controleren en
hun politiek bepalen. Het is volstrekt onmogelijk om deze
instellingen te hervormen of te
democratiseren omdat de geldstroom van de multinationals dan snel
zou ophouden en ze sowieso andere organen zouden oprichten als ze
niet langer hun belangen dienen.
De macht van de
multinationals is gebaseerd op hun eigendom van de
productiemiddelen (machines, fabrieken, land en kapitaal). Zolang
deze parasieten niet worden onteigend en hun rijkdom niet onder de
democratische controle van de werkende bevolking wordt geplaatst,
zal het onmogelijk blijken de huidige situatie te veranderen.
5. Wat is de
reden van de demonstraties in Seattle, Praag, Nice, enz?
De maatregelen
opgelegd door het IMF en de Wereldbank op de landen die hun
‘hulp’ krijgen zijn dezelfde als de kapitalisten over de hele
wereld gebruiken om hun winsten op te drijven: aanvallen op het
onderwijs en gezondheidszorg, salarisinkrimping, afbouw van de
pensioenuitkeringen en andere sociale voordelen, hervorming van de
arbeidswetten, privatisering van publieke bedrijven en
nutsvoorzieningen, enz. In de armste landen wordt dit beleid nog
sneller doorgevoerd en wordt dit nog eens gecombineerd met de
plundering van hun natuurlijke rijkdommen. Dit alles heeft tot
gevolg dat de kloof tussen arm en rijk toeneemt, net als het
aantal mensen onder de absolute armoedegrens
en de vernieling van het leefmilieu over de hele wereld.
De protesten die begonnen zijn in Seattle en plaats vinden
in elke stad waar het IMF, de WB, de WHO en andere financiële
instellingen bijeenkomen,
zijn een weerspiegeling van de toenemende onvrede van vele jonge
mensen en loontrekkenden.
6. Is een
andere maatschappij mogelijk? Wat is het alternatief?
Het moge
duidelijk zijn dat de antisociale aanvallen en uitbuiting door het
establishment op een internationaal niveau gebeuren. Daarom is het
nodig om de strijd internationaal te voeren met de jeugd en
werkenden. Daarom organiseren wij regelmatig
internationale solidariteitscampagnes (vb. onlangs de
“Pakistan Trade Union Defence Campaign”) met linkse
organisaties uit vb. Palestina, Zuid-Afrika, Mexico, Rusland en
Indonesië. Wij zijn met andere woorden radicale internationalisten.
De verschillende economieën van nationale staten zijn nu eenmaal
alle aan elkaar geklit, zodat elk land van het andere afhangt. Op
zich is dat een progressieve evolutie (dit is immers de
noodzakelijke voorwaarde voor een internationale harmonieuze
planning van de economie), maar zoals hierboven geschetst, is nu
net het probleem dat de werkelijke macht in handen is van een
kleine elite die enkel geïnteresseerd is in hun winst en niet in
de noden van de meerderheid van de bevolking op deze planeet. In
tegenstelling tot hoe sommige media ons willen afschilderen, zijn
wij hoegenaamd niet tegen het fenomeen ‘globalisatie’ op zich.
Wij wensen de klok niet terug te draaien en terug naar
kleinschaligheid te gaan. Wel verzetten wij ons krachtig tegen de kapitalistische globalisatie zoals die ons nu wordt opgedrongen, met
alle perverse gevolgen vandien.
De protesten in
steden waar het IMF en andere imperialistische organen samenkomen,
zijn een symptoom van het groeiende internationale verzet tegen
hun politiek. Indien we echter een definitief einde wensen te
maken aan deze onrechtvaardigheden, hebben we een constante en
massalere internationale strijd nodig. Daarbij is het van belang
de rol te benadrukken van de georganiseerde arbeidersbeweging in
de revolutionaire omvorming van de maatschappij.
De strijd mag
zich niet beperken tot protesten tegen deze of gene multinational
of tot de poging om een of ander financieel orgaan aan banden te
leggen. Ons hoofddoel moet de omverwerping van het kapitalisme als
systeem zijn, door de onteigening van de rijkdom geaccumuleerd
door de multinationals, de nationalisatie van de banken en
monopolies onder controle van zij die daar werken, en deze te
gebruiken om de wereldeconomie te plannen op een democratische
wijze met de medewerking van alle onderdrukten. Alleen op die
manier kan de economie voorzien in de noden van de meerderheid van
de bevolking en niet langer in die van een kleine elite. Een echte
democratische socialistische maatschappij (niet de bureaucratische
karikatuur zoals die bestond in de voormalige USSR) is het enige
alternatief.
De
arbeidersklasse is de grootste en machtigste sectie in de
maatschappij omdat zij de macht heeft om de productie stil te
leggen en multinationals zo in de touwen te doen hangen. Daarom
dient de georganiseerde arbeidersbeweging het voortouw te nemen in
de radicale omwenteling naar het socialisme. De kapitalistische
onderdrukking heeft ook verregaande implicaties voor andere lagen
in de maatschappij, zoals de kleine boeren, studenten, ecologisch
verstikten, vrouwen, verarmde middenstanders, om maar enkele groepen te
noemen. Indien zij collectief hun leven op een duurzame manier
willen veranderen, dan zijn zij genoodzaakt hun strijd te koppelen
aan die van de arbeidersklasse. Zulke wederzijdse bevruchting kan
de uitkomst van de strijd enkel maar ten goede komen.
De laatste jaren
zagen we in de bedrijven een verscherping van de sociale
conflicten. Dringend tijd dus om al die verzetshaarden samen te
brengen in een eengemaakte strijd voor een samenleving die
toebehoort aan de samenleving, een sociale samenleving,
socialisme. In heel de geschiedenis van het kapitalisme is slechts
één grote, internationalistische tegenbeweging in staat geweest
de wereld op haar grondvesten te doen trillen. Dat is de
socialistische beweging, gedragen door gigantische massa’s
gewone mensen. De antiglobalisatiebeweging staat nog maar in
kinderschoenen, ondanks haar successen en snelle groei.
Zelfoverschatting zou de globalisten in extreemlinkse vaarwaters
doen verzeilen. En alle moeite zou dan verzinken tot een kleine
noot in de wereldgeschiedenis, de zoveelste mislukte poging die
een nieuwe generatie in cynisme verdrinkt. Het is tijd de link te
maken met de massaorganisaties van de gewone werkende mens, niet
door hen van buitenaf uit te nodigen op acties, maar door van
binnenuit de bestaande onrust om te zetten in acties met een
correct programma. Dat is wat het marxisme onderscheidt van alle
utopische bewegingen.