Meerkeuzetest Dynamica

By W. Verreycken

Counter

1. Op de onderstaande figuren zijn telkens de krachten aangegeven die op de banden van de fiets werken. De krachten grijpen aan op de plaats waar de banden contact maken met de grond. De fiets versnelt in de richting en zin aangegeven door a.
De figuur die een juiste weergave geeft van de krachtwerking op de banden is dan: 

Fig_5.gif - 30840 Bytes

   a               b               c               d

2. Een man van 80 kg hangt met een touw k aan een heliumballon die stijgt met een versnelling van 0,50 m/s². Men dient geen rekening te houden met eventuele luchtweerstandskrachten op de persoon. De trekkracht in het touw is dan:

fig7.gif - 5299 Bytes

   40 N                 760 N               800 N               840 N

3. Een mountainbiker fietst over een halfrond heuveltje met een straal R. Aan de voet van de heuvel op het ogenblik dat hij een snelheid v heeft schuiven zijn voeten van de trappers een beweegt hij met zijn fiets vrijwielend verder. De massa van de fiets en de biker samen is gelijk aan m. De kracht die de grond in het punt a, op de top van de heuvel, op de fiets met de biker uitoefent is dan gelijk aan:

fig11.gif - 2953 Bytes

0                            m . v²/R                            m . g + (m . v²)/R                            m . g - (m . v²)/R

4. Aan een steen is een touw bevestigd dat wordt vastgehouden in een punt P. De steen wordt in een verticaal vlak rondgeslingerd en beschrijft een eenparig cirkelvormige beweging. In het bovenste punt is het touw niet gespannen. De resulterende kracht die op de steen werkt in de verschillende posities van de beschreven cirkel, wordt correct weergegeven in figuur:

   a               b               c               d

5. Een fietster rijdt met een constante snelheid. Via de pedalen, de tandwielen en de banden ontwikkelt zij een voorstuwende kracht Fst. Het geheel van fietster en fiets ondervindt naast hinder van de wrijving met de grond ook luchtweerstand. Deze weerstanden stellen we samen voor door Fw.

Over de voortstuwende kracht Fst en de som van de wrijvingskrachten Fw kunnen we zeggend dat:

   Fst < Fw

   Fst > Fw

   Fst = Fw

   je kunt niets besluiten vermits dit afhankelijk is van de snelheid van de fietster 

6. Marieke staat in een lift die naar boven versnelt. In haar handen houdt zij een verticale versnellingsmeter. Deze bestaat uit een veer waar aan de onderkant een voorwerp is vastgemaakt.

In figuur 1 is de versnellingsmeter getekend in het geval de lift niet versnelt.

De versnellingsmeter die Marieke vasthoudt wordt weergegeven in:

   fig A

   fig B

   fig C

   Niet te zeggen daar je de massa niet kent

7. De figuur toont Tarzan zwaaiend aan een koord. Hij startte uit een punt P hoger gelegen dan het aangegeven punt A.

Welke krachten werken op Tarzan als hij zich in positie A bevindt?

                                   a               b               c               d

8. Professor Zonnebloem rijdt mee in de auto van Kapitein Haddock. Plots maakt de auto een bocht, zonder dat de grootte van de snelheid verandert.

De pendel die Professor Zonnebloem natuurlijk bij zich heeft, zal dan de volgende positie innemen als je deze van boven bekijkt:

   a               b               c               d

9. Nadat de aarde even in contact kwam met een reusachtige meteoriet is ze veel sneller rond haar as gaan draaien. Een dag duurt vanaf dat ogenblik nog slechts 2,09 uur.

Eén van de gelukkigen die de ramp overleefde, woont op de evenaar. Zij heeft een massa van 60,0 kg.

Wanneer ze zich weegt met een veerbalans bekomt ze tot haar grote verwondering het volgende resultaat:                        (g is 10 m/s² en de straal van de aarde bedraagt 6400 km.)

   267 N               333 N               600 N               933 N

 

10. Vier massa's, oorspronkelijk in rust, zijn met massaloze touwen verbonden zoals voorgesteld op de figuur. De massa van ieder van de massa's is eveneens aangegeven op de figuur.

Het touw tussen massa 4 en 3 loopt over een staaf S. Verwaarloos alle wrijving.

De kracht in het touw tussen massa 1 en massa 2 is dan gelijk aan:

   0,2 m x g               0,8 m x g               1,0 m x g               4,0 m x g

11. Kapitein Haddock gaat met Kuifje naar de maan en neemt zijn loodjesgeweer mee.

Bij wijze van experiment vuurt hij enkele loodjes af en vergelijkt de waarde van de volgende grootheden op de maan met die op aarde:

1. de snelheid van een loodje bij het verlaten van de loop van het geweer;

2. de maximaal bereikte hoogte bij verticaal afvuren van een loodje;

3. de reikwijdte van een loodje bij horizontaal afvuren;

4. de kracht die op het loodje inwerkt na het verlaten van de loop.

Kapitein Haddock meet een verschil bij:

   enkel 2               2 en 3               2, 3 en 4               1, 2, 3 en 4

12. Een liftcabine zoals getekend in onderstaande figuur wordt opgehaald in de liftkoker aan een staalkabel. Verwaarloos alle wrijving.

Wanneer de liftcabine naar omhoog beweegt met constante snelheid, kunnen we zeggen dat:

   De grootte van de spankracht in de kabel groter is dan de zwaartekracht

   de grootte van de spankracht gelijk is aan de zwaartekracht

   de grootte van de spankracht kleiner is dan de zwaartekracht

   de cabine naar omhoog gaat omdat de kabel ingekort wordt, en niet omwille van de kracht die de kabel op de kooi uitoefent