De snelheid van het voorwerp tijdens het traject C bedraagt dan:
5 m/s 4 m/s 3 m/s 0 m/s
10. Een wagen rijdt met een veranderende snelheid op een horizontale weg. Zijn horizontale versnellingscomponent wordt weergegeven als functie van de tijd in onderstaande grafiek. Op het ogenblik t = 0 reed de auto vooruit (vx > 0) met een snelheid van 20 m/s. Dan kan men zeggen dat:
op het ogenblik t = 15 s de auto zal stilstaan
op het ogenblik t = 15 s de auto zal vooruit rijden
op het ogenblik t = 15 s de auto zal achteruit rijden
in het tijdsverschil van 0 tot 15 s de auto nooit sneller dan 50 km/u zal rijden
11. Een balletje valt van de tafel en stuitert op de grond. De snelheidscomponent volgens de verticale Y-as als functie van de tijd kan best aangegeven worden door:
fig A fig B fig C fig D
12. Een bal met massa m wordt weggegooid met een snelheid v onder een hoek van 30° met de horizontale grond. Na een tijd t raakt de bal de horizontale grond. Onder welke hoek dient men deze bal met dezelfde snelheid v te gooien opdat hij na een tijd 2 t voor het eerst de grond zou raken. Verwaarloos de luchtweerstand.
15° 42° 60° 90°
13. Een kind met een speelgoedpistool bevindt zich in een volledig gesloten liftkooi met een breedte van 5 m. Als het kind in de stilstaande lift horizontaal een pijl afschiet met een snelheid v, dan treft deze pijl de overstaande wand op de plaats P. De liftkooi versnelt nu naar boven met een constante versnelling a in grootte gelijk aan (10 m/sē). In welk punt komt de pijl nu terecht?
A B C O