DE VLAAMSE LEEUW
(juli 1845)
_______________________________
Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse
Leeuw, al dreigen zij zijn vrijheid met kluisters en geschreeuw. Zij
zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, zolang de leeuw kan klauwen,
zolang hij tanden heeft.
Zij zullen hem niet temmen, zolang een
Vlaming leeft, Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
De tijd verslindt de steden, geen tronen
blijven staan: De legerbenden sneven, een volk zal nooit vergaan. De vijand
trekt te velde, omringd van doodsgevaar. Wij lachen met zijn woede, de Vlaamse
Leeuw is daar.
Zij zullen hem niet temmen , zolang een
Vlaming leeft, zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Hij strijdt nu duizend jaren voor vrijheid,
land en God; En nog zijn zijne krachten in al haar jeugdgenot. Als zij hem
machteloos denken en tergen met een schop, dan richt hij zich bedreigend en
vrees'lijk voor hen op.
Zij zullen hem niet temmen, zolang een
Vlaming leeft, zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Wee hem, de onbezonnen, die vals en vol verraad,
de Vlaamse Leeuw komt strelen en trouweloos hem slaat. Geen enkle handbeweging
die hij uit 't oog verliest: en voelt hij zich getroffen, hij stelt zijn maan en
briest.
Zij zullen hem niet temmen, zolang een
Vlaming leeft, zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Het wraaksein is gegeven, hij is hun tergen moe;
met vuur in 't oog, met woede springt hij den vijand toe. Hij scheurt, vernielt,
verplettert, bedekt met bloed en slijk en zegepralend grijnst hij op's vijands
trillend lijk.
Zij zullen hem niet temmen, zolang een
Vlaming leeft, zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Hippoliet J. VAN PEENE (1811-1864)
Karel van MIRY (1823-1889)
Terug