wpe1.jpg (4113 bytes)        wpe2.jpg (2480 bytes)                   wpe1.jpg (4113 bytes)

Nieuwerkerk aan den IJssel - Moordrecht - Zevenhuizen-Moerkapelle

NAAR EEN NIEUWE AMBTSKETEN VOOR DE
BURGEMEESTER?

 


RAPPORT VAN DE VVD COMMISSIE POSITIE
BURGEMEESTER EN VERANDERING LOKAAL BESTUUR
(Gewijzigde versie n.a.v. de discussie op de partijraad d.d. 13 juli 2002)


18 september 2002


INHOUDSOPGAVE:
Samenvatting van het rapport "Naar een nieuwe ambtsketen voor de burgemeester?"
1) Inleiding
2) VVD Commissie positie burgemeester en verandering lokaal bestuur
3) Bepaling in de Grondwet 1983 m.b.t. de burgemeester
4) Enkele rapporten over de aanstellingswijze van de burgemeester
5) Het huidige VVD-standpunt
6) Nieuwe procedure m.b.t. de aanstellingswijze van de burgemeester en de eerste
evaluatie van de benoemingen nieuwe stijl
a) Nieuwe procedure m.b.t. de aanstellingswijze van de burgemeester
b) Eerste evaluatie van de benoemingen nieuwe stijl
7) Deconstitutionalisering van de burgemeestersbenoeming
8) Dualisering gemeentebestuur en de taken van de burgemeester
9) Het Strategisch Akkoord voor het kabinet van CDA, LPF en VVD d.d. 3 juli 2002: passages over de positie van de burgemeester en de organisatie van de politie
10) Modellen t.a.v. de aanstellingswijze van de burgemeester
a) Kroonbenoeming
b) Rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester
c) Door de gemeenteraad gekozen burgemeester: twee mogelijkheden:
1) een door en uit de gemeenteraad gekozen burgemeester;
2) een door de gemeenteraad van buiten gekozen burgemeester.
11) Gedachten over de diverse modellen: standpunt van de VVD Commissie positie
burgemeester en verandering lokaal bestuur.
Bijlage: Samenstelling van de VVD Commissie positie burgemeester en verandering lokaal bestuur


SAMENVATTING VAN HET RAPPORT "NAAR EEN NIEUWE AMBTSKETEN VOOR DE BURGEMEESTER?"
In Nederland worden burgemeesters door de Kroon benoemd. In de loop der jaren is de invloed van de gemeenteraad steeds groter geworden. Eerst kwam er een recht van aanbeveling aan de Commissaris van de Koningin. Op 1 augustus 2001 werd een nieuwe aanstellingswijze van kracht. De gemeenteraad heeft nu het recht van een openbare aanbeveling aan de Kroon van twee kandidaten, waarbij ook een raadplegend referendum tot de mogelijkheden behoort. De VVD heeft zich om diverse redenen altijd een voorstander van de door de Kroon benoemde burgemeester betoond, maar is zeer kritisch over de onlangs herziene, nu geldende, aanstellingswijze. Met het compromis van PvdA, VVD en D66 (kabinetsperiode 1998-2002) is de VVD allerminst gelukkig. De VVD staat niet alleen in haar kritiek. Er wordt terecht gesproken over "vlees noch vis". Moet er op deze weg worden doorgegaan? Zijn er betere alternatieven En is er voor de VVD reden om haar voorkeur voor een benoemde burgemeester te heroverwegen?
Naast de slechte werking van het onder druk van D66 ontworpen compromismodel heeft zich een aantal andere, relevante ontwikkelingen in burgemeestersland voorgedaan. Zo heeft de Raad van Europa zich negatief uitgelaten over de Nederlandse wijze van aanstellen van de burgemeester. De gemeenten hebben bovendien sinds maart 2002 te maken met dualisering van het bestuur en een andere rol voor de burgemeester. De Staatscommissie Elzinga heeft zich niet alleen uitgesproken over het gemeentelijk bestuur, maar ook over de positie van de burgemeester. Een (VVD-)minderheid kon zich met het standpunt over de burgemeester niet verenigen en heeft een ander standpunt dan de rest van de commissie ingenomen: òf benoemd òf (zo nodig) rechtstreeks laten kiezen. Dit jaar (2002) is het wetsvoorstel inzake de deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester in eerste lezing door de Tweede en Eerste Kamer aanvaard.
Inmiddels is het wetsvoorstel in tweede lezing bij de Tweede Kamer ingediend.
En niet vergeten mag worden de alom in de maatschappij levende wens tot meer democratie en de roep om meer invloed van de burgers op de burgemeestersbenoeming, ondanks het feit dat de benoemde burgemeester bij de bevolking in hoog aanzien staat.
De diverse ontwikkelingen hebben ertoe geleid, dat in 2001 een werkgroep, bestaande uit 2 leden van de VVD-Tweede- en 2 leden van de VVD-Eerste Kamerfractie en een beleidsmedewerker van de VVD-Tweede-Kamerfractie, zich heeft gebogen over de positie van de burgemeester. Zij heeft een basisdocument over dit onderwerp opgesteld, waarin drie alternatieve modellen werden uitgewerkt. Vervolgens heeft, op verzoek van het hoofdbestuur van de VVD, een commissie, te weten de Commissie positie burgemeester en verandering lokaal bestuur, onder voorzitterschap van de heer I.W. Opstelten, aandacht besteed aan de aanstellingswijze van de burgemeester en het voorliggende rapport opgesteld. De commissie is op 11 maart 2002 ingesteld, dus ruim voor de verkiezingen van de Tweede Kamer die op 15 mei plaatsvonden. Zie voor de samenstelling van de commissie de bijlage bij het rapport. Deze commissie heeft het basisdocument van de werkgroep uit de Tweede en Eerste Kamerfracties als uitgangspunt voor haar rapport genomen.
De commissie heeft een drietal modellen met betrekking tot de aanstellingswijze van de burgemeester beschreven. De commissie heeft deze geanalyseerd en is vervolgens tot een standpunt gekomen.
Het gaat om de volgende drie modellen:
a) Kroonbenoeming
b) Rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester
c) Door de gemeenteraad gekozen burgemeester: twee mogelijkheden: door en uit de gemeenteraad en een door de gemeenteraad van buiten gekozen burgemeester.
Deze modellen zijn in dit rapport alle van argumenten pro en contra voorzien, in een zo zuiver mogelijke benadering.
De commissie is van mening, dat de huidige aanstellingswijze met de openbare aanbeveling van twee kandidaten en het burgemeestersreferendum niet voldoet. Het systeem bevat een onduidelijke mengeling van invloed van de gemeenteraad, een beetje invloed van de bevolking, en een diffuse rol van de Kroon bij de benoeming. Deze wijze van aanstellen moet dan ook verdwijnen.
Voorts wijst de commissie een door de gemeenteraad gekozen burgemeester om principiële redenen af, welke variant er ook zou worden gekozen. Dit systeem staat namelijk haaks op het nieuwe dualisme in gemeenten, en het kan leiden tot gemeentelijke "achterkamertjes" of "handjeklap". Een door de gemeenteraad gekozen burgemeester is een monistisch sluitstuk op een dualistisch stelsel.
Wat stelt de commissie voor? De commissie ziet voor- en nadelen bij het systeem van de benoemde burgemeester en ook voor- en nadelen bij dat van de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester. Zowel een door de Kroon benoemde burgemeester als een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester zijn voor de leden van de commissie principieel aanvaardbaar. De leden zijn van mening, dat een zuivere vorm van Kroonbenoeming, zoals beschreven in hoofdstuk 10, een aanvaardbare oplossing is. Maar de maatschappelijke en politieke realiteit laat zien, dat de Kroonbenoeming breed onder vuur ligt en dat de burgers meer invloed op de keuze van de burgemeester willen hebben. En als de Kroonbenoeming geen of onvoldoende blijvend toekomstperspectief meer heeft, hetgeen tevens blijkt uit de mening van een grote meerderheid in de Tweede Kamer, dan gaat de voorkeur uit naar een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester.
Het is dan beter om een stap vooruit te doen. In dat geval: een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester.
Het systeem van een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester dient volgens de commissie bij invoering (in het kort) de volgende elementen te bevatten:
- Voor de Commissaris van de Koningin, dee Kroon en de vertrouwenscommissie is er geen rol meer weggelegd.
- Kandidaten hoeven geen ingezetenen van de gemeente te zijn, maar de gekozen burgemeester moet wel (binnen een jaar) in de gemeente (gaan) wonen.
- Het is geen verplichting voor kandidateen om lid van een politieke partij te zijn. Eén en ander naar analogie van artikel 3 van de Grondwet, dat bepaalt dat alle Nederlanders op gelijke voet in openbare dienst benoembaar zijn.
- Er is geen limiet aan het aantal termijjnen dat een burgemeester kan worden herkozen.
- De burgemeester krijgt alle bevoegdhedeen die nu aan het college van burgemeester en wethouders èn aan de burgemeester toekomen. De burgemeester wordt dus het bestuursorgaan. De raad behoudt zijn huidige taken, zoals wetgeving, controle en budgetrecht, en heeft in die zin een dominante rol.
- De burgemeester moet uiteindelijk geen voorzitter van de vergaderingen van de gemeenteraad meer zijn (na grondwetswijziging).
- Ook de bepaling over het "hoofdschhap" van de gemeenteraad dient duidelijkheidshalve uit de Grondwet te worden verwijderd.
- Het wijzigen van de Grondwet inzake hett hoofdschap van de raad en het voorzitterschap van de vergaderingen van de raad hoeft overigens voor de tussenliggende periode (tot aan de grondwetsherziening) niet aan de rechtstreeks gekozen burgemeester in de weg te staan, op voorwaarde dat de burgemeester voorlopig voorzitter van de gemeenteraad blijft tot de Grondwet is herzien.
- De rechtstreeks gekozen burgemeester iss het bevoegd gezag op het gebied van de openbare orde, veiligheid (politie) en brandweer.
- De commissie neemt geen standpunt in ovver het vraagstuk van het beheer van de politie. Ze adviseert de partij daarvoor een aparte commissie in te stellen.
- De regelgevende bevoegdheid ligt bij dee burgemeester èn de raad samen.
- De burgemeester heeft niet langer de taaak om besluiten van de gemeenteraad, die in strijd met de wet of het algemeen belang zijn, bij de Kroon voor schorsing of vernietiging voor te dragen. Een voordracht voor schorsing dan wel vernietiging kan in voorkomende gevallen door het kabinet worden gedaan.
- De commissie ziet nu nog geen aanleidinng om een regel te ontwerpen voor de situatie dat zich een impasse tussen de burgemeester en de raad voordoet. Ze heeft vertrouwen in het zelfcorrigerend vermogen van het electorale proces.
- Naast de burgemeester kiezen de burgerss ook een "running mate" (loco-burgemeester). Deze vervangt de burgemeester bij ziekte en langdurige afwezigheid. Mocht de burgemeester overlijden, dan volgt de "running mate" hem op. Zijn termijn loopt dan tot het moment van de volgende reguliere verkiezingen.
- De burgemeester neemt zijn "eigen&" wethouders mee. De burgemeester benoemt en ontslaat hen. Zij werken onder de supervisie en verantwoordelijkheid van de burgemeester.
- De rechtstreeks door de bevolking gekozzen burgemeester komt er meteen in alle gemeenten. Uniformiteit dus en geen onoverzichtelijke differentiatie tussen gemeenten!
- De burgemeester wordt gekozen op een eiigen programma, althans de kandidaat heeft de mogelijkheid om een eigen programma op te stellen. Het is aan de kandidaat om dit al of niet te doen.
- Het mandaat van de burgemeester geldt vvoor vier jaar.
- De verkiezingen voor de gemeenteraad enn de burgemeester vinden niet op hetzelfde moment plaats (lopen niet synchroon). Beide organen worden halverwege de periode van het andere orgaan gekozen ("om en om").
- De gekozen burgemeester kan reeds komenn in het jaar 2004 (2 jaar na de gemeenteraadsverkiezingen van 2002). In alle gemeenten wordt dan een burgemeester gekozen. Dat betekent dat ook de zittende burgemeesters zich verkiesbaar kunnen stellen. Als het jaar 2004 niet wordt gehaald, dan is, ingevolge het voorliggende model, de gekozen burgemeester pas in 2008 een feit.
- Voor die burgemeesters die in 2004 niett (willen) terugkeren, wordt er een oplossing in de sfeer van de APPA (Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers) gevonden.
- In het algemeen geldt, dat er een nieuwwe rechtspositieregeling voor burgemeesters en wethouders (nieuwe stijl) moet komen. De invulling daarvan moet nader worden vormgegeven.
- Het vraagstuk van de integriteit doet zzich zowel bij rechtstreeks gekozen
burgemeesters voor als bij andere (gekozen) functionarissen. Dit rapport leent
zich niet om over dit veelzijdige probleem uitspraken te doen. Er moet apart
aandacht aan dit onderwerp worden geschonken. De commissie gaat hier niet
verder dan het signaleren van het probleem.



NAAR EEN NIEUWE AMBTSKETEN VOOR DE BURGEMEESTER?
Rapport van de VVD Commissie positie burgemeester en verandering lokaal bestuur



1. INLEIDING
Deze notitie heeft tot onderwerp de aanstellingswijze van de burgemeester. Zeker de
laatste tijd is dit een veel besproken onderwerp. Er heeft zich in het verleden, maar ook recent, in burgemeestersland een aantal ontwikkelingen voorgedaan, waarop in deze inleiding zal worden ingegaan. Zo is op 1 augustus 2001 een nieuwe aanstellingswijze (openbare aanbeveling van twee kandidaten) van kracht geworden, met de mogelijkheid van een burgemeestersreferendum. De gemeenten Best en Vlaardingen hadden daarbij de primeur. Op 6 maart 2002 vonden er in die gemeenten, gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen, burgemeestersreferenda plaats. In Vlaardingen moest de sollicitatieprocedure worden overgedaan, omdat de gemeente halverwege de rit alsnog besloot een burgemeestersreferendum te houden. Bij het opstellen van de profielschets was daar geen rekening mee gehouden. Kandidaten moeten daar wel mee op de hoogte zijn.
Inmiddels hebben de gemeenten Leiden en Tiel ook besloten een burgemeesters-referendum te houden (najaar 2002).
Het zijn echter niet alleen de referenda die stof deden opwaaien. Ook de gang van zaken rond de burgemeestersbenoemingen (najaar 2001) in Maastricht, Schagen en Wijchen, waar kandidaten zich, nadat de aanbeveling was opgesteld, terugtrokken, geven aanleiding tot bezinning. Door het terugtrekken van kandidaten is er de facto sprake van een enkelvoudige aanbeveling, wat niet de bedoeling van de wetgever was. Deze praktijk leidt sluipenderwijs tot een door de raad gekozen burgemeester. De kroonbenoeming wordt daarmee uitgekleed, want formeel benoemt de Kroon (minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en/of kabinet, maar materieel maakt de gemeenteraad de keuze. Dit is voor de VVD een onbevredigend proces. Op 15 april 2002 is er door het toenmalige kabinet een eerste evaluatie burgemeestersbenoemingen nieuwe stijl uitgebracht. (Zie paragraaf 6b.)
Voorts is van belang om te vermelden, dat door het aanvaarden van het wetsvoorstel "Dualisering gemeentebestuur" de positie van de burgemeester is veranderd. De bestuurlijke omgeving van de burgemeester is gewijzigd: het college bestuurt en de raad verordonneert, controleert en heeft het budgetrecht. Daarnaast heeft de burgemeester er een aantal nieuwe bevoegdheden bij gekregen. En als voorzitter van de raad moet de burgemeester het belang van de raad laten prevaleren boven dat van het college. De rol en de positie van de burgemeester zijn dus gewijzigd.
Werden hiervoor recente ontwikkelingen genoemd, ook verder terug in de tijd zijn er ontwikkelingen geweest die van belang zijn voor het onderwerp van dit rapport. Zo heeft het Congres van lokale en regionale bestuurders bij de Raad van Europa in mei 1998 uitgesproken, dat het Nederlandse systeem van de benoemde burgemeester eigenlijk niet door de beugel kon.
In januari 2000 bracht de Staatscommissie Dualisme en lokale democratie (Commissie Elzinga) een rapport uit over de dualisering van het gemeentebestuur. Daarin kwam ook de positie van de burgemeester aan de orde. Een drietal leden van de commissie Elzinga bracht een minderheidsstandpunt inzake de aanstellingswijze van de burgemeester uit. Zij zijn van mening dat voor de aanstelling van de burgemeester in een dualistisch bestuursmodel twee mogelijkheden openstaan: rechtstreekse verkiezing door de bevolking en handhaving van de daadwerkelijke kroonbenoeming. Zie hoofdstuk 4 van dit rapport.
Niet onvermeld mag blijven, dat de Tweede en Eerste Kamer in de afgelopen kabinetsperiode in eerste lezing hebben gestemd vóór het wetsvoorstel dat regelt dat de benoemingswijze van de burgemeester door de kroon wordt vervangen door een opdracht aan de gewone wetgever. Dat wil zeggen, dat het aan de gewone wetgever wordt overgelaten om de aanstellingswijze van de burgemeester te regelen. De tweede lezing van deze grondwetswijziging moet na de verkiezingen van 15 mei 2002 plaatsvinden.
Bij de behandeling van het wetsvoorstel inzake het burgemeestersreferendum in de Tweede Kamer (september 2000) heeft Jan te Veldhuis gesteld dat de VVD graag een principiële discussie over de plaats, de rol, de taak en de inhoud van de bevoegdheden van een burgemeester wil hebben. Deze discussie zou tot een andere wijze van aanstellen kunnen leiden.
In de Eerste Kamer, bij de behandeling van datzelfde wetsvoorstel (juli 2001), bracht de woordvoerder van de VVD, de heer Paul Luijten, net als Jan te Veldhuis, naar voren, dat de VVD nog steeds een voorkeur heeft voor de benoemde burgemeester waarbij de gemeenteraad wordt geraadpleegd. Maar, zo gaat hij verder, als blijkt dat daar in het parlement op een gegeven moment geen meerderheid meer voor is, dan kunnen we maar beter het woord direct aan de kiezer laten en ook de burgemeester kiezen. Zijn fractie steunde dan ook het minderheidsadvies van de staatscommissie Elzinga, net als de VVD-fractie in de Tweede Kamer.
Nederland kent van oudsher een door de Kroon benoemde burgemeester. Werd bij de herziening van de Grondwet in 1983 de gekozen burgemeester afgewezen, wel is in de loop der jaren de invloed van de gemeenteraad toegenomen. De VVD heeft zich altijd een voorstander van de benoemde burgemeester getoond, al waren incidenteel andere geluiden te horen. Kiest de VVD voor verandering van het standpunt of niet? Frits Bolkestein heeft, in zijn hoedanigheid van fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer, in november 1996, bij het 50-jarig bestaan van de VVD-bestuurdersvereniging, gezegd: óf verkiezing (bedoeld werd rechtstreekse verkiezing door de bevolking) óf benoeming door de Kroon. Hij voegde daaraan toe dat die discussie uitsluitend kon worden gevoerd binnen het bredere kader van het vraagstuk over dualisme en monisme.
Reeds in 1993 liet Johan Remkes in het rapport van de commissie Van Thijn opnemen, dat als men tot een wezenlijke vernieuwing van de lokale democratie wilde komen, men moest kiezen voor een dualistisch ingericht stelsel, met een direct door de bevolking gekozen burgemeester.
Maar aan de andere kant liet Hans Dijkstal nog op 26 april 2002 in het VNG-magazine optekenen niets in een gekozen burgemeester te zien.
Niet onbelangrijk is dat in de maatschappij de wens leeft om meer invloed op de keuze van de burgemeester te hebben. Mondige burgers vinden dat beter passen in een democratisch stelsel. Dit stemt tot nadenken over de wijze van aanstellen van de burgemeester.
Daar komt bij, dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 18 juni 2002 het rapport "Buitenlandse burgemeesters bekeken" van het "Centre for Local Democracy" van de Erasmus Universiteit, aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. Daaruit blijkt dat er sprake is van een tendens van het versterken van de lokale inbreng in de benoeming en het versterken van de democratische inbreng. Het aantal landen met direct gekozen burgemeesters groeit.
Diverse ontwikkelingen in de samenleving en in burgemeestersland geven de VVD dus alle reden om opnieuw na te denken over de aanstellingswijze van de burgemeester.


2. VVD COMMISSIE POSITIE BURGEMEESTER EN VERANDERING LOKAAL BESTUUR
Zoals hiervoor reeds werd gememoreerd geven diverse ontwikkelingen de VVD reden om opnieuw na te denken over de aanstellingswijze van de burgemeester.
Op verzoek van het hoofdbestuur van de VVD heeft een commissie, te weten de Commissie positie burgemeester en verandering lokaal bestuur, zich gebogen over de aanstellingswijze van de burgemeester. De commissie is op 11 maart 2002 ingesteld, dus ruim voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 15 mei. Reeds in 2001, na het lijmakkoord van het tweede paarse kabinet en het compromis van Paars-II was een werkgroep van de Tweede en Eerste Kamerfractie van de VVD met dit onderwerp bezig teneinde zich fundamenteler op betere varianten voor te bereiden. De huidige aanstellingswijze c.q. het compromis van Paars-II werd verre van ideaal geacht. De overige redenen om aandacht te schenken aan de positie van de burgemeester zijn in de inleiding terug te vinden.
De werkgroep bestond uit VVD-leden uit de Tweede en Eerste Kamer en een beleidsmedewerker van de VVD-Tweede Kamerfractie. Deze 5 personen maken ook deel uit van de Commissie positie burgemeester en verandering lokaal bestuur.
Hun voorbereidende werk c.q. een analyse van drie mogelijke varianten voor de
burgemeestersaanstelling was de basis voor het rapport van de commissie.
In dit rapport zijn de bevindingen van de commissie weergegeven.
Zie voor de samenstelling van de Commissie positie burgemeester en verandering lokaal bestuur de bijlage.
Het rapport "Naar een nieuwe ambtsketen voor de burgemeester?" is op 2 juli 2002 door de heer Opstelten aangeboden aan de fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer en de voorzitter van de partij. Reeds op 13 juli 2002, tijdens een bijeenkomst van de Partijraad van de VVD, heeft een eerste oriënterende discussie plaatsgevonden. Het rapport is toen redelijk goed ontvangen. Er zijn enkele amenderende opmerkingen gemaakt. Deze waren voor de commissie aanleiding om opnieuw bijeen te komen. Op een aantal punten is het rapport verduidelijkt en nader toegelicht. Voorts zijn de relevante passages uit het Strategisch Akkoord voor het kabinet van CDA, LPF en VVD d.d. 3 juli 2002 weergegeven. De commissie heeft haar standpunten ten aanzien van de verschillende onderdelen van het rapport evenwel niet gewijzigd.
Op 11 oktober 2002 zal er tijdens een rondetafeldiscussie van de VVD aandacht aan het rapport worden besteed. In het najaar zal er in de Bestuurdersvereniging, in het
P.J. Oud-gezelschap en in de kamercentrales van de VVD over worden gesproken. Tijdens de Bijzondere Algemene Ledenvergadering, die op 23 november 2002 wordt gehouden, zal de partij een definitief besluit over het rapport nemen.
Nota bene!
Dit rapport heeft alleen betrekking op de burgemeester en geldt vooralsnog niet mutatis mutandis voor de Commissaris van de Koningin. De Commissaris van de Koningin blijft voorlopig dus, als het aan de commissie ligt, een door de Kroon benoemde functionaris. Een commissaris van de Koningin is immers een ander type functionaris dan een burgemeester. Hij is tevens rijksorgaan. Daarnaast staat hij anders in zijn relatie tot de burgers, zoals in het algemeen wat afstandelijker.



3. BEPALING IN DE GRONDWET 1983 M.B.T. DE BURGEMEESTER
Artikel 131 van de Grondwet 1983 gaat over de benoeming van de burgemeester.
Dit artikel luidt als volgt: "De commissaris van de Koning en de burgemeester worden bij koninklijk besluit benoemd".
In de Gemeentewet (artikel 61 lid 1) wordt dit herhaald. "De burgemeester wordt bij koninklijk besluit benoemd en herbenoemd voor de tijd van zes jaar."
Reeds in 1815 en 1817 werd in reglementen bepaald, dat de burgemeester door de Koning werd benoemd. Dat was ook zo in de Grondwet van 1848. Van oudsher kent Nederland dus een benoemde burgemeester. Al in 1848 was er discussie over de vraag of de aanstellingswijze van de burgemeester in de Grondwet moest worden
opgenomen. Thorbecke was daar geen voorstander van. De regeling van de aanstellingswijze hoorde naar zijn mening niet thuis in de Grondwet. Dat was aan de gewone wetgever.


4. ENKELE RAPPORTEN OVER DE AANSTELLINGSWIJZE VAN DE BURGEMEESTER
In de loop der tijden is er veel geschreven en gesproken over de aanstellingswijze van de burgemeester en hebben diverse commissies zich er over gebogen.
Van drie van deze commissies wordt kort het standpunt weergegeven.
a) Staatscommissie Biesheuvel
In 1984 verscheen het rapport van de Staatscommissie van advies inzake de relatie kiezers-beleidsvorming (Staatscommissie Biesheuvel). Deze commissie is niet eenstemmig in de beantwoording van de vraag of benoeming door de Kroon dan wel verkiezing in principe de voorkeur zou verdienen. De commissie is wel unaniem van oordeel dat nu de grondwetgever nog zo kort geleden zich heeft uitgesproken voor benoeming door de Kroon van de burgemeester, er wel zeer sterke argumenten moeten zijn om nu een voorstel te doen tot wijziging van de desbetreffende bepaling. Sterk overwegende argumenten om het bestaande stelsel van aanwijzing te veranderen heeft de commissie niet kunnen vinden.


b) Commissie Van Thijn
In het kader van de "Deetman-discussie" laat ook de externe commissie Verkiezing/Benoemingsprocedure Burgemeester (Commissie Van Thijn) het licht schijnen over het onderhavige onderwerp. De meerderheid van deze commissie is van mening, dat de burgemeester door de gemeenteraad moet worden gekozen.
Eén lid van de commissie (Remkes) onderschrijft de voorkeur voor de door de raad gekozen burgemeester niet. Hij is voorstander van handhaving van het stelsel van de benoemde burgemeester, waarbij de invloed van de gemeenteraad bestaat in het recht van aanbeveling. Als men tot een wezenlijke vernieuwing van de lokale democratie komen, dan dient in zijn ogen gekozen te worden voor een dualistisch ingericht stelsel, met een direct door de bevolking gekozen burgemeester.
Een ander lid van de commissie (Apotheker) behoudt zijn voorkeur voor direct door de bevolking gekozen burgemeester, maar acht een door de gemeenteraad gekozen burgemeester een aanvaardbare tussenstap.
De commissie is unaniem van mening dat de wijze van aanstelling van de burgemeester moet worden gedeconstitutionaliseerd.


c) Staatscommissie Elzinga
De Staatscommissie Dualisme en lokale democratie (Staatscommissie Elzinga) besteedt in haar rapport, dat in 2000 verscheen, ook aandacht aan de aanstellingswijze van de burgemeester.
De Commissie Elzinga is tegen een door de raad gekozen burgemeester, omdat de eigenstandigheid van het ambt in de kern wordt aangetast.
Ná grondwetswijziging kiest de commissie Elzinga voor:
- een door de bevolking gekozen burgemeesster in de vier grote steden;
- 50.000 - 100.000 en meer inwoners: de ggemeenteraad heeft een keuze mogelijkheid: óf aanstelling van de burgemeester o.g.v. een enkelvoudige aanbeveling van de raad óf een rechtstreekse verkiezing;
- overige gemeenten: enkelvoudige aanbeveeling door de gemeenteraad binnen het stelsel van de Kroonbenoeming.
Voorafgaand aan grondwetsherziening:
- 50.000 en meer inwoners: binnen het steelsel van de kroonbenoeming een enkelvoudige aanbeveling van de raad, gecombineerd met een verplichte burgemeestersstemming;
- minder dan 50.000 inwoners: binnen het stelsel van de kroonbenoeming een enkelvoudige aanbeveling van de raad.
Een minderheid van deze Staatscommissie (Rosenthal, Vonhoff en Van den Berg) wijst de benoeming van de burgemeester door de Kroon op basis van een enkelvoudige aanbeveling van de raad met klem af. Ook de combinatie met een verplichte burgemeestersstemming wordt afgewezen. Naar de mening van deze leden staan voor de aanstelling van de burgemeester in een dualistisch bestuursmodel twee mogelijkheden open: rechtstreekse verkiezing door de bevolking of handhaving van de daadwerkelijke kroonbenoeming.
"De rechtstreekse verkiezing van de burgemeester door de bevolking op basis van een volledig eigen electoraal mandaat zou passen in een dualistisch bestuursmodel met de volgende elementen: zowel de burgemeester als de raad worden op uiteenlopende tijdstippen gekozen voor een vaste termijn; de raad kan de burgemeester niet heenzenden; de burgemeester formeert zijn eigen college van burgemeester en wethouders. Maar dat dualistische model (zie hoofdstuk 7, model VI, in aangepaste vorm van het rapport) is alleen denkbaar in geheel andere binnenlands-bestuurlijke verhoudingen dan wij nu kennen. Het zou diep snijden in de toe- en verdeling van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden in de gedecentraliseerde eenheidsstaat en in de politieke cultuur die in ons land sterk geënt is op collegiaal, meerhoofdig bestuur. Hoewel het desondanks de moeite waard zou zijn dit model aan een nader onderzoek te onderwerpen, moet erkend worden dat het in die zin de opdracht van de commissie te buiten gaat." (blz. 474 en 475 rapport Elzinga).
"In de gegeven omstandigheden gaat de voorkeur uit naar handhaving van de daadwerkelijke kroonbenoeming. De kroonbenoeming kan haar beslag krijgen op basis van een meervoudige aanbeveling van de raad." (blz. 475 rapport Elzinga).


5) HET HUIDIGE VVD-STANDPUNT
De VVD is altijd voorstander van de benoemde burgemeester geweest. Daarvoor zijn onder meer de volgende argumenten gehanteerd:
- De benoemde burgemeester is een veel onnafhankelijker bestuurder. Hij staat boven de partijen. De burgemeester is mede daardoor de meest gezaghebbende bestuurder. Als de burgemeester wordt gekozen, is hij onderdeel van en deelgenoot in het politieke krachtenveld.
- Gemeenten zijn in functioneren verwevenn met rijk en provincie.
- De burgemeester is belast met de openbaare orde, veiligheid (politie) en brandweer; hieruit vloeit voort de bevoegdheid tot het maken van noodverordeningen en het geven van noodbevelen.
- De burgemeester heeft een taak als het gaat om de vernietiging dan wel de schorsing van besluiten van de raad die in strijd met de wet of het algemeen belang zijn.
- Evenredige verdeling van burgemeesterspposten over de verschillende politieke partijen.
- Er kan rekening worden gehouden met bovvenlokale belangen, zoals de benoeming van vrouwen in het ambt.
- Kandidaten kunnen worden getest op hun geschiktheid voor het ambt.
De VVD is tegen het geheel doen vervallen van een bepaling in de Grondwet inzake de aanstellingswijze van de Commissaris van de Koningin en de burgemeester (deconstitutionalisering). Het is daarom goed dat het wetsvoorstel "Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepaling inzake de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester" (Kamerstuk 27 551), dat begin 2002 in de Eerste Kamer in eerst lezing is aanvaard, bepaalt, dat de wijze van aanstelling van de burgemeester een grondwettelijke basis behoeft via een opdracht aan de gewone wetgever. De wetgever moet later één en ander uitwerken. Dit wetsvoorstel opent de mogelijkheid dat bij gewone wet de aanstellingswijze van de burgemeester kan worden veranderd. Maar de wetgever kan ook bepalen, dat het huidige systeem in tact blijft. De VVD-fracties in Tweede en Eerste Kamer hebben in eerste lezing voor het wetsvoorstel gestemd. Of het wetsvoorstel ook in tweede lezing de eindstreep haalt (dan met een tweederde meerderheid van stemmen), moet worden afgewacht.
De VVD heeft uiteindelijk ook ingestemd met de nieuwe (geamendeerde) regels voor de burgemeestersbenoeming, omdat er geen sprake is van een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester noch van een door de gemeenteraad gekozen gekozen burgemeester. In het nieuwe stelsel behoudt de Kroon haar eigen discretionaire bevoegdheid. Het betrof hier een politiek compromis.
(Zie voor de deconstitutionalisering van de burgemeestersbenoeming en de nieuwe regels de paragrafen 7 en 6.)


6) NIEUWE PROCEDURE M.B.T. DE AANSTELLINGSWIJZE VAN DE BURGEMEESTER EN DE EERSTE EVALUATIE VAN DE BENOEMINGEN NIEUWE STIJL
a) Nieuwe procedure m.b.t. de aanstellingswijze van de burgemeester
In juli 2001 is de Eerste Kamer akkoord gegaan met de Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met een aanpassing van de procedure tot benoeming van de burgemeester en de Commissaris van de Koningin (Kamerstuk 25 444). Met ingang van 1 augustus 2001 geldt een nieuwe regeling. In het kort komt deze regeling op het volgende neer. De gemeenteraad heeft het recht van openbare aanbeveling van twee kandidaten aan de Kroon. Die kandidaten zijn via een sollicitatieprocedure door de Commissaris van de Koningin voorgeselecteerd. De raad dient dus twee kandidaten aan te bevelen. Ook een raadplegend referendum over die twee kandidaten (burgemeestersreferendum) behoort tot de mogelijkheden. De raad stelt de aanbeveling ook op, als er een referendum is gehouden. De aanbeveling is de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad. In zeer uitzonderlijke door de gemeenteraad te motiveren gevallen kan worden volstaan met een aanbeveling waarop één persoon staat vermeld. Dat kan alleen in geval van gemeentelijke herindelingen en in geval van objectieve overmacht, zoals het overlijden van een kandidaat of als een kandidaat zich op het laatste moment terugtrekt. De Kroon benoemt. De Kroon kan van de meervoudige aanbeveling afwijken, maar dit moet wel worden gemotiveerd.
Inmiddels is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanhangig dat de procedureregels inzake de benoeming van de burgemeester en de commissaris van de Koning verduidelijkt (Kamerstuk 28 177). Politieke, beleidsmatige of bestuurlijke overwegingen mogen geen leidraad voor de gemeenteraad zijn om af te wijken van de wettelijke eis dat er een aanbeveling van twee personen moet komen. Het moet gaan om de hiervoor genoemde situaties. Het komt uitsluitend aan de minister toe om te bepalen of er sprake is van een bijzonder geval waarin de raad kan volstaan met een enkelvoudige aanbeveling.
b) Eerste evaluatie van de benoemingen nieuwe stijl
In zijn brief van 15 april 2002 geeft minister De Vries aan dat de overstap naar de nieuwe procedure goed is verlopen. Dat blijkt naar zijn mening uit het feit, dat hij van zijn bevoegdheid om af te wijken van de aanbeveling geen gebruik heeft hoeven te maken. Wel geeft hij aan, dat een gevoelig punt in de procedure is de openbaarheid van de aanbeveling, in het bijzonder als het gaat om de als tweede geplaatste kandidaat. De signalen wijzen erop, dat de openbaarheid door sollicitanten als onplezierig wordt ervaren. Dat heeft geleid tot terugtrekking van kandidaten. De minister stelt: "Indien geconstateerd moet worden dat deze openbaarheid van de aanbeveling ten koste gaat van de kwaliteit van het aanbod aan sollicitanten dan zou overwogen moeten worden hoe zwaar dit nieuwe element uiteindelijk weegt en of de wettelijke procedure op dit onderdeel aanpassing verdient". De minister acht het thans niet verantwoord om nu al harde conclusies te trekken of er sprake is van minder sollicitanten dan voorheen.

7. DECONSTITUTIONALISERING VAN DE BURGEMEESTERSBENOEMING
In januari 2002 is in de Eerste Kamer, in eerste lezing, het wetsvoorstel "deconstitutionalisering kroonbenoeming" aangenomen (Kamerstuk
27 551). Dat strekt ertoe de grondwettelijke bepaling (artikel 131) over de benoemingswijze van de burgemeester (en CdK) door de Kroon te vervangen door een opdracht aan de formele wetgever. De wetgever moet dus bepalen hoe de benoeming zal plaatsvinden. Zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer hebben de VVD-fracties in eerste lezing voor dit wetsvoorstel gestemd. Het is afwachten of het wetsvoorstel ook in tweede lezing de eindstreep haalt. Zie ook paragraaf 3.


8. DUALISERING GEMEENTEBESTUUR EN DE TAKEN VAN DE BURGEMEESTER
Op 7 maart 2002, de dag na de gemeenteraadsverkiezingen, hebben de gemeenten te maken gekregen met de dualisering van het gemeentebestuur. De kern daarvan is de ontvlechting van de raad en het college. Er is een scheiding aangebracht in de samenstelling, de functies en de bevoegdheden van de raad en het college. Een wethouder is niet meer tegelijkertijd raadslid. De bestuursbevoegdheden zijn bij het college geconcentreerd. De raad heeft de verordenende bevoegdheid. En de raad moet voortaan het college controleren en niet meer meebesturen. De raadsleden moeten meer dan voorheen optreden als volksvertegenwoordigers. Zij hebben daartoe expliciet een aantal bevoegdheden gekregen: het recht van initiatief, het recht van amendement, het recht op ambtelijke bijstand, het vragenrecht, het recht van interpellatie en het recht van enquête. Ook de budgettaire bevoegdheden van de raad zijn uitgebreid. Het gaat hier om formele wijzigingen van de structuur. Van belang is ook dat de houding van de raadsleden, en daarmee dus de cultuur in de gemeente, verandert.
In de inleiding werd reeds verwezen naar de nieuwe rol van de burgemeester. Daar zal hieronder nader op in worden gegaan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen
3 aspecten:
- De burgemeester als collegevoorzitter.<
- De burgemeester als raadsvoorzitter. - De burgemeester in de verhouding burgerr-bestuur.


* De burgemeester als collegevoorzitter
- De burgemeester heeft een zorgplicht vooor de eenheid van het collegebeleid.
- De burgemeester is bevoegd onderwerpen aan de agenda van de collegevergadering toe te voegen.
- De burgemeester mag t.a.v. de geagendeeerde onderwerpen in het college een eigen voorstel in bespreking brengen.
Meer algemene zorgplichten:
- Toezien op een tijdige voorbereiding, vvaststelling en uitvoering van het gemeentelijk beleid en van de daaruit voortvloeiende besluiten, alsmede op een goede afstemming tussen degenen die bij die beleidsvoorbereiding, -vaststelling en -uitvoering zijn betrokken. De burgemeester is dus algemeen coördinator van het gemeentelijk beleid.
- Zorgplicht t.a.v. de samenwerking met aandere gemeenten en andere overheden.
- Bevoegdheid om te interveniëren in allee gemeentelijke aangelegenheden.
* De burgemeester als raadsvoorzitter
De burgemeester moet in zijn rol van raadsvoorzitter het belang van de raad laten prevaleren boven dat van het college.


* Verhouding burger-bestuur
- De burgemeester moet toezien op de kwalliteit van de procedures op het vlak van de burgerparticipatie.
- De burgemeester moet toezien op een zorrgvuldige behandeling van bezwaarschriften.
- De burgemeester moet toezien op een zorrgvuldige behandeling van klachten door het gemeentebestuur.
In het burgerjaarverslag van de burgemeester moet op deze punten worden ingegaan.


* De burgemeester als orgaan van de gemeente
Hierboven werden taken van de burgemeester in het kader van de dualisering van het gemeentebestuur genoemd. Niet vergeten mag worden, dat de burgemeester ook zelf een orgaan van de gemeente is. Diverse wetten geven de burgemeester namelijk taken en bevoegdheden in de sfeer van de openbare orde en veiligheid (politie). Ook moet de burgemeester de zaken van de gemeente behartigen.

9. HET STRATEGISCH AKKOORD VOOR HET KABINET VAN CDA, LPF EN VVD D.D. 3 JULI 2002: PASSAGES OVER DE POSITIE VAN DE BURGEMEESTER EN DE ORGANISATIE VAN DE POLITIE
Op 3 juli 2002 sloten CDA, LPF en VVD een "Strategisch Akkoord" (Kamerstuk
28 375, nr. 5). Daarin zijn passages over de positie van de burgemeester en de organisatie van de politie opgenomen. Gelet op de relatie met het onderhavige rapport worden deze hier geciteerd.
Allereerst de passage over de burgemeester.
"Het systeem van openbare voordrachten voor burgemeestersbenoemingen, zoals dit recent in het kader van staatsrechtelijke vernieuwing is geïntroduceerd, functioneert slecht. Het dient derhalve te worden afgeschaft. Het systeem van benoeming door de Kroon is echter verouderd. Een rechtstreeks gekozen burgemeester kan bijdragen aan een betere invloed van de kiezer op beleid dat zijn directe leefomgeving in hoge mate bepaalt. De procedure tot wijziging van de grondwet om de aanstelling van de burgemeester bij wet te kunnen regelen wordt derhalve voortgezet. De implicaties van verkiezing van burgemeesters voor de inrichting van het gemeentelijk bestuur, voor de bevoegdheden over openbare orde en veiligheid, voor de verhouding tussen burgemeester en wethouders en de gemeenteraad, worden onderzocht. Op basis van dit onderzoek zullen de verkiezing van burgemeesters en de nadere condities worden geregeld. De mogelijkheid van een referendum over de benoemingsvoordracht van een burgemeester wordt in afwachting daarvan afgeschaft."
De passage over organisatie van de politie luidt als volgt: "Verbetering van de veiligheid en doeltreffende criminaliteitsbestrijding vergen voldoende recherchecapaciteit, duidelijke prioriteiten, effectieve aansturing, een homogeen informatienetwerk en eenduidige verantwoordelijkheden op nationaal niveau. De huidige organisatie van de politie behoeft met het oog daarop verbetering. "Goede" afspraken alleen zijn niet toereikend. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor het beheer van de politiekorpsen, ook door middel van de benoeming van de korpsbeheerders die verantwoording afleggen over het nakomen van gemaakte prestatieafspraken. Hij kan zonodig aanwijzingen geven.
Uitgangspunt is dat tussen Justitie en BZK en tussen Openbaar Ministerie en politie een cultuur van prestatiegerichte samenwerking tot stand komt met betrekking tot de criminaliteitsbeheersing. Indien dat onvoldoende tot stand komt, zullen verdergaande organisatorische maatregelen overwogen moeten worden. Daartoe vindt uiterlijk in 2005 een evaluatie plaats. Tegelijk zal de minister van Justitie bij uitsluiting bepalend moeten zijn voor de inzet en prioriteitstelling bij de strafrechtelijke handhaving. De noodzakelijke inzet van de politie ten behoeve van recherche en vervolging dient daarbij verzekerd te zijn. De kernteams worden samengevoegd tot één nationale recherche, gepositioneerd bij het KLPD en rechtstreeks aangestuurd door het OM".

10. MODELLEN T.A.V. DE AANSTELLINGSWIJZE VAN DE BURGEMEESTER
In deze paragraaf worden drie modellen ten aanzien van de aanstellingswijze van de burgemeester onder de loep genomen, te weten:
a) Kroonbenoeming
b) Rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester
c) Door de gemeenteraad gekozen burgemeester.
Voor de VVD staat voorop, dat, welk model er ook wordt gekozen, die vorm moet worden gekozen die het meest zuiver is. Dit geldt zowel voor de kroonbenoeming als de gekozen burgemeester. Mengvormen leiden namelijk tot onduidelijkheid, terwijl er juist behoefte is aan een heldere en consistente lijn. Bij de huidige aanstellingswijze is daar geen sprake van. Burgers hebben inspraak, de gemeenteraad is er bij betrokken, terwijl de Kroon benoemt. Dit is geen structurele benadering, maar een politiek compromis, waar verschillende partijen (PvdA, VVD en D66) zich in moesten herkennen.
Hieronder wordt nader ingegaan op de genoemde modellen, zoals deze naar de mening van de commissie eruit zouden moeten zien.
a) Kroonbenoeming
Allereerst worden hier argumenten vóór en tegen de kroonbenoeming weergegeven.
* Gebezigde argumenten vóór een benoemde burgemeester:
- De burgemeester heeft taken op het terrrein van de openbare orde, veiligheid, politie en brandweer.
- De burgemeester heeft een taak als het gaat om de vernietiging dan wel de schorsing van besluiten van de raad die in strijd met de wet of het algemeen belang zijn.
- Waarborg voor onafhankelijkheid en onpaartijdigheid. De burgemeester kan zich neutraal opstellen. Dat maakt hem een geliefd persoon.
- De burgemeester hoeft geen beloftes te doen; geldt met name bij herbenoeming.
- Benoeming levert een stabiele en constaante factor in het college op.
- Kandidaten kunnen worden getest op hun geschiktheid voor het ambt.
- Benoeming levert steun van doorgaans biijna de hele raad op in plaats van een politiek deel daarvan.
- Bovenlokale belangen kunnen worden meeggewogen, zoals een evenwichtige spreiding van burgemeesters over de verschillende politieke partijen en vrouwen en allochtonen in het ambt.
- Geen gevaar voor een patstelling tussenn de burgemeester en de gemeenteraad. Hier kan sprake van zijn als beide een eigen mandaat van de kiezers hebben. De patstelling kan de slagvaardigheid van het lokaal bestuur aantasten.


* Gebezigde argumenten tegen een benoemde burgemeester:
- Een benoemde burgemeester past niet in een democratisch stelsel.
- Nederland komt in Europa in een geïsoleeerde positie. Het aantal landen met direct gekozen burgemeesters groeit.
- Een benoemde burgemeester past moeilijkk in een dualistische stelsel.
- De burgemeester is geen verantwoording schuldig aan het rijk, maar aan de raad.
- Kan leiden tot manipulatie door politieeke partijen om de kansen van hun kandidaten zo gunstig mogelijk te maken.


* In het geval van een Kroonbenoeming is het volgende model denkbaar.
Als er een vacature voor een burgemeesterspost is, dan benoemt de gemeenteraad een vertrouwenscommissie. Deze commissie bestaat in het duale bestel uit leden van de gemeenteraad, èn van het college van burgemeester en wethouders (nu niet het geval). In het nieuwe systeem is de burgemeester immers zowel voorzitter van de raad als voorzitter van het college, beide met eigen bevoegdheden.
Als de sollicitatietermijn voorbij is, maakt de Commissaris van de Koningin een eerste selectie. Hij toetst objectief de geschiktheid van de kandidaten. Dit gebeurt op basis van de profielschets, de gevoerde gesprekken tussen hem en de raad en de wethouders en de overige beschikbare informatie. Daarnaast houdt hij rekening met landelijke criteria, zoals: meer vrouwen en Nederlanders met een allochtone achtergrond in het ambt en een evenwichtige spreiding over de verschillende politieke stromingen. De Commissaris van de Koningin stuurt niet meer dan 7 kandidaten door naar de vertrouwenscommissie van de gemeenteraad. De vertrouwenscommissie selecteert twee personen. De gemeenteraad heeft verder geen rol. Ook de Commissaris van de Koningin selecteert, onafhankelijk van de vertrouwenscommissie, twee kandidaten. Het kan dus gebeuren dat de Commissaris dezelfde personen selecteert.
Voor het ambt van burgemeester is het Nederlanderschap een vereiste.
Zowel de vertrouwenscommissie als de Commissaris van de Koningin doen dus een aanbeveling van twee personen aan de minister. De aanbeveling is "vertrouwelijk". De "openbare" aanbeveling wordt hiermee afgeschaft, want dat werkt belemmerend voor het genereren van kwaliteit en van voldoende kwaliteit. Het belemmert mensen te solliciteren. Het leidt tot een verschraling van het aanbod van kwalitatief geschikte mensen.
Vervolgens maakt de minister een keuze uit maximaal vier personen. De minister moet dus een echte keuze maken. Daarmee wordt voldaan aan de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de minister om zelf een keuze te moeten maken. Zo wordt voorkomen, dat hij de facto een stempelmachine wordt dan wel zichzelf tot een stempelmachine maakt.
In dit model wordt het burgemeestersreferendum afgeschaft, want dit is een oneigenlijk element in de benoemingsprocedure en in strijd met het feit dat een aanbeveling "vertrouwelijk" moet zijn. Een combinatie van "meervoudige aanbeveling" en "openbaarheid" is namelijk geen doorslaand succes, zo blijkt uit de (korte) recente ervaringen.
De rol van de Commissaris van de Koningin en de minister zijn in dit model versterkt. Het is immers mede een rijksbelang dat er een goede burgemeester wordt gekozen.
b) Rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester
Allereerst worden hier de argumenten vóór en tegen de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester weergegeven.
* Gebezigde argumenten vóór een rechtstreeks gekozen burgemeester:
- Een gekozen burgemeester past in een deemocratisch stelsel: de invloed van de kiezer wordt groter.
- Legitimiteit van het bestuur wordt verssterkt.
- De eigenstandige positie van de burgemeeester (en zijn plaats in het college) worden voor de burgers beter herkenbaar.
- Het kan leiden tot een verlevendiging vvan de lokale politiek, want kandidaten moeten zich profileren en campagne voeren, wat de belangstelling van de kiezers voor de gemeentelijke besluitvorming kan prikkelen.
- Bevordert mogelijk de opkomst bij verkiiezingen.
- Is het sluitstuk van het dualistisch sttelsel op gemeentelijk niveau.
- Maakt dat de onafhankelijke positie vann de burgemeester wordt versterkt.
- Het ambt van burgemeester is in de loopp der jaren veranderd: de burgemeester is steeds meer een man van de gemeente en minder een man van het rijk geworden.
- Nederland gaat meer in de pas lopen mett de internationale situatie en staat niet langer geïsoleerd.
- Burgemeester en raad beschikken ieder oover een eigen mandaat: er zijn dus checks and balances tussen beide.
* Gebezigde argumenten tegen een rechtstreeks gekozen burgemeester:
- De burgemeester heeft taken op het terrrein van openbare orde, veiligheid, politie en brandweer, die beter aan een meer onafhankelijke functionaris kunnen worden toebedeeld.
- De burgemeester krijgt een zwaarder pollitiek gewicht. Er komt veel macht bij één persoon. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden bij één persoon gelegd; "eindcontrole" pas na 4 jaar door de burgers.
- Er kan cliëntelisme ontstaan en dus in theorie enig risico voor integriteit van lokaal bestuur.
- De rol van ambtenaren kan groter wordenn omdat het de vraag is of de gekozen burgemeester (bijvoorbeeld in kleinere gemeenten) voldoende bestuurlijke deskundigheid zal hebben.
- Er kan geen rekening worden gehouden meet een evenwichtige spreiding van de burgemeestersposten over de diverse politieke partijen.
- Er kan geen rekening worden gehouden meet spreiding naar geslacht en etniciteit.
- De kans bestaat dat bijvoorbeeld in kleeinere gemeenten minder geschikte kandidaten beschikbaar zijn.
- De burgemeester wordt onderdeel van hett politieke spel en kan daardoor zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid verliezen. Voor herverkiezing is hij afhankelijk van de burgers. Hij zal zijn oren wellicht gemakkelijker (dan een benoemde burgemeester) naar de burgers laten hangen, wat zijn neutraliteit niet ten goede komt.
- De burgemeester wordt wellicht minder eeen samenbindende bestuurder en kan wellicht minder een factor van rust en stabiliteit zijn in een veld vol met gekozen politici.
- Er kan wellicht een patstelling tussen de raad en de burgemeester ontstaan. Beide hebben namelijk een eigen mandaat. Dit kan in beginsel de slagvaardigheid van het lokaal bestuur aantasten.


* In het geval van een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester is het volgende model denkbaar.
(Net als bij de kroonbenoeming moet bij dit model de meest zuivere vorm worden gehanteerd.)
Als er een vacature voor een burgemeesterspost is, moeten de personen, die daar belangstelling voor hebben, voor een bepaalde periode reageren bij de gemeente. Er is geen centrale regie van bovenaf. Voor de Commissaris van de Koningin en de Kroon is dus geen rol meer weggelegd. Vertrouwenscommissies houden op te bestaan. Aan de verkiezingen mogen een onbeperkt aantal kandidaten meedoen. Zij moeten wel eerst 30 ondersteuningshandtekeningen verzamelen, vergelijkbaar met een politieke partij die voor het eerst aan verkiezingen wil meedoen. De kandidaten moeten voldoen aan de vereisten voor het passief kiesrecht: de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en niet zijn uitgesloten van het kiesrecht.
De kandidaat hoeft geen lid van een politieke partij te zijn. Als dat wel het geval zou zijn, dan zou iemand zich moeten verenigen. Dat kan (grondwettelijk) niet worden verplicht. Eén en ander is vergelijkbaar met artikel 3 van de Grondwet, dat bepaalt, dat alle Nederlanders op gelijke voet in openbare dienst benoembaar zijn. Dat een kandidaat in de praktijk meestal wel lid van een politieke partij zal zijn, doet niets af aan het principiële standpunt dat er geen sprake van een verplichting kan zijn.
Het mandaat van de burgemeester geldt voor vier jaar. De burgemeester wordt gekozen op basis van een eigen programma, althans de kandidaat heeft de mogelijkheid om een eigen programma op te stellen. Het is aan de kandidaat om dit al of niet te doen.
Een eenmaal gekozen kandidaat kan onbeperkt worden herkozen. Er is namelijk vrijheid van arbeidskeuze. Er is dan ook geen limiet aan het aantal termijnen, dat iemand kan worden herkozen.
De kandidaten hoeven geen ingezetenen van de gemeente te zijn, maar moeten na een eventuele verkiezing wel binnen een jaar in de gemeente komen wonen; een en ander naar analogie van de Wet dualisering gemeentebestuur. Voor het ambt van burgemeester is het Nederlanderschap een vereiste.
De kandidaat die in de eerste ronde de absolute meerderheid van de uitgebrachte stemmen behaalt, is de winnaar. Als er geen sprake is van een absolute meerderheid, dan is er een tweede verkiezingsronde tussen de twee kandidaten, die in de eerste ronde de meeste stemmen hebben behaald, nodig.
De kandidaat die uiteindelijk burgemeester wordt, kiest zijn "eigen" wethouders. Hij benoemt en ontslaat hen. Wethouders zijn ondergeschikt aan de burgemeester en kunnen aanwijzingen van hem krijgen. De burgemeester neemt dus zijn eigen team mee. De kandidaat-burgemeester kan reeds tijdens de verkiezingscampagne, als hij dat wil, de namen van zijn kandidaat-wethouders noemen en hen bij die campagne betrekken. Hij is daartoe evenwel niet verplicht.
In het stelsel van de rechtstreeks gekozen burgemeester is het stelsel, waarin de burgemeester zijn "eigen" wethouders meeneemt, het meest zuivere. Het bestuur staat daarin naast of tegenover de gemeenteraad die controleert, daarbij gebruik makend van de hem ten dienst staande rechten.
In dit stelsel brengt de kiezer niet alleen een stem op een burgemeesterskandidaat uit, maar daarmee ook op zijn "running mate". Via één stem worden dus twee personen gekozen. De "running mate", die loco-burgemeester wordt, volgt de burgemeester op als deze ziek is of langdurig is verhinderd. Als de burgemeester overlijdt, dan wordt de loco-burgemeester burgemeester. De zittingsperiode loopt dan tot aan de volgende reguliere verkiezingen voor het burgemeestersambt.
De ambtsperiode van de burgemeester en de zittingstermijn van de raad zouden in beginsel synchroon kunnen lopen (d.w.z. verkiezingen op dezelfde dag). Maar dat hoeft niet.
Gebezigde argumenten vóór het niet-synchroon laten lopen van de verkiezingen:
- De herkenbaarheid van de verschillende verkiezingen is groter.
- Het vergroot de eigenstandige positie vvan de burgemeester. Overigens ook van de raad.
- In geval van een meningsverschil tussenn de burgemeester en de raad doet zich niet de vraag voor: welk mandaat gaat voor: dat van de burgemeester of van de raad?
Gebezigde argumenten tegen het niet-synchroon laten lopen van de verkiezingen
- Kiezers moeten vaker naar de stembus, wwat kan leiden tot verkiezingsmoeheid.
- Het ene orgaan kan zich beroepen op eenn recenter en nieuwer mandaat dan het andere mandaat, wat kan leiden tot competentiegeschillen. (Vergelijk deze situatie met de Tweede en Eerste Kamer. Op 15 mei 2002 is de Tweede Kamer opnieuw samengesteld. Medio 2003 zijn er verkiezingen voor de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft dan een recenter mandaat dan de Tweede Kamer.)
In het model van de commissie wordt gekozen voor verkiezingen op verschillende tijdstippen, want met name de eigenstandige positie van de burgemeester is van belang. Beide organen worden dus halverwege de periode van het andere orgaan gekozen ("om en om").
Ingevolge lid 1 van artikel 125 van de Grondwet staat de gemeenteraad aan het hoofd van de gemeente. Het ligt duidelijkheidshalve voor de hand om dit artikellid te schrappen, want zowel de raad als de burgemeester worden in het voorliggende systeem gekozen, waarbij sprake is van twee electorale legitimaties. Er kan, gelet op zuivere dualistische verhoudingen, niet worden gesteld, dat het ene mandaat beter is dan het andere mandaat. Het gaat immers om twee verschillende organen, met verschillende eigen taken en bevoegdheden.
De commissie stelt met nadruk, dat de raad zijn verantwoordelijkheid op het terrein van wetgeving, controle en begroting behoudt. Aan deze bevoegdheden van de raad wordt geen enkele afbreuk gedaan. De facto blijft de raad, wat de commissie betreft, het hoofd van de gemeente. Maar door deze bepaling expliciet in de Grondwet te laten staan, zou er verwarring kunnen ontstaan, omdat beide gemeentelijke organen immers een directe legitimatie van de kiezers c.q. de burgers krijgen, ook al hebben ze verschillende taken en bevoegdheden. Die mogelijke verwarring kan ongedaan worden gemaakt door artikel 125 lid 1 te schrappen.
In het huidige stelsel is de burgemeester voorzitter van de vergaderingen van de raad (artikel 125 lid 3 Grondwet). Dit past niet meer in het model van de gekozen burgemeester. Dat betekent dat de raad iemand uit zijn midden tot voorzitter moet kiezen. Ook op dit onderdeel zal de Grondwet moeten worden gewijzigd.
Zoals aangegeven maken de twee hiervoor genoemde punten het gewenst respectievelijk noodzakelijk de Grondwet aan te passen. Dit zou consequenties kunnen hebben voor een snelle invoering van het stelsel van de gekozen burgemeester. Echter, de bepaling dat het hoofdschap bij de raad berust, hoeft inhoudelijk en zeker niet tijdelijk niet in de weg te staan aan een gekozen burgemeester. Voor de tussenliggende periode (periode tussen de deconstitutionalisering van de burgemeestersbenoeming, de wijziging van de Gemeentewet en de Grondwetsherziening van artikel 125) kan deze bepaling gehandhaafd blijven. Maar de zuiverheid van de lijn maakt het opportuun dat de Grondwet wordt gewijzigd. De huidige situatie is uiteindelijk niet wenselijk. Het voorstel om vooruit te lopen op een wijziging van de Grondwet, zonder dat die wet daadwerkelijk is gewijzigd, is niet nieuw. Dat is eerder gedaan. Zo heeft de Staatscommissie Elzinga gesteld dat aanpassing van de bepaling over het hoofdschap op termijn wenselijk was, maar aan de dualiseringsoperatie op zich zelf niet in de weg stond. Zo schreef deze commissie op blz. 409 van haar rapport het volgende: "Dat laat onverlet dat in het perspectief van een dergelijke grondwetswijziging de bestuursbevoegdheden in de Gemeentewet en de medebewindswetgeving reeds zoveel mogelijk aan het college kunnen worden toebedeeld".
Voorts kan het voorzitterschap van de vergaderingen van de raad in de tussenperiode, dus tijdelijk, totdat de Grondwet is gewijzigd, worden gezien als een technisch voorzitterschap. De burgemeester zit de raad dan slechts technisch voor. Er staat immers dat de burgemeester voorzitter van de vergaderingen is. Niet meer dan dat! Maar uiteindelijk is ook hier het parool: verandering van de Grondwet, ter wille van de duidelijkheid.
Het behoort vervolgens niet meer tot de taak van de burgemeester om besluiten van de gemeenteraad, die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang, bij de Kroon voor schorsing dan wel vernietiging voor te dragen. Een voordracht voor schorsing dan wel vernietiging kan in voorkomende gevallen door het kabinet worden gedaan.
De burgemeester is verantwoording schuldig aan de raad. De burgemeester is de leider van de executieve. Tevens krijgt de burgemeester de bestuurstaak toebedeeld, die sinds 7 maart 2002 aan het college toekomt. Dit betekent dus dat de burgemeester alle bevoegdheden krijgt die nu bij het college van burgemeester en wethouders èn de burgemeester liggen. De wethouders ondersteunen de burgemeester daarbij. Bevoegdheden van de burgemeester kunnen aan de wethouders worden gemandateerd. De raad behoudt zijn controlerende taak.
De raad zal bedacht moeten zijn op een krachtig college. Dit hoeft geen bezwaar te zijn. Integendeel, een krachtig college vraagt om een sterke raad, die het dualisme in de praktijk brengt en de raad tot een echte volksvertegenwoordiger maakt.
De regelgevende bevoegdheid ligt bij de burgemeester èn de raad tezamen. Het ene orgaan kan niet zonder het andere. Checks and balances liggen hierin besloten.
De huidige burgemeester is het bevoegd gezag op het gebied van de openbare orde, veiligheid (politie) en brandweer. Hij behoudt dat in het stelsel van de gekozen burgemeester. Hij blijft daar dus verantwoordelijk voor. De commissie heeft geen aanleiding te vermoeden dat de onafhankelijke oordeelsvorming die voor de uitoefening van het gezag van belang is, verloren zal gaan als de burgemeester niet langer zal worden benoemd. Het optreden van wethouders als loco-burgemeesters wettigt dit vermoeden in ieder geval niet. Bovendien blijven de bestaande mogelijkheden om de burgemeester zo nodig te corrigeren gehandhaafd. Zo kunnen handelingen, verricht in het kader van de gezagsuitoefening, aan het rechterlijk oordeel worden onderworpen en zonodig door de regering worden vernietigd. In het voorstel van de commissie heeft ook de gekozen loco-burgemeester ("running mate") deze taken in zijn pakket als hij de burgemeester vervangt.
Wat te doen met het beheer van de politie? Dit is een apart en ook ingewikkeld vraagstuk. Verschillende modellen zijn denkbaar:
1) De situatie blijft zoals deze thans is: de burgemeester van de regio, die thans korpsbeheerder is, blijft dat, ook als deze wordt gekozen.
2) Een aparte functionaris (een ambtenaar) is de korpsbeheerder. Deze wordt door de minister benoemd.
3) De Commissaris van de Koningin is korpsbeheerder. (Dit ligt niet voor de hand als deze ook zou worden gekozen.)
4) Een gedeconcentreerde rijksdienst: de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk en stuurt de politie aan als het om het beheer gaat.
Deze modellen kennen uiteraard voor- en nadelen. De commissie spreekt zich daar niet over uit. De commissie adviseert de partij een aparte commissie in te stellen, die zich buigt over het beheer van de politie in relatie tot de positie van de burgemeester. Er moet eerst duidelijkheid over de positie van de burgemeester komen. Daarna is een afweging over het beheer van de politie aan de orde. De commissie "Positie burgemeester en verandering lokaal bestuur" neemt dan ook geen standpunt in over het vraagstuk van het beheer van de politie.
De commissie ziet in, dat het zeer wel mogelijk is, dat er een conflict tussen de burgemeester en de gemeenteraad ontstaat. De betrokkenen zullen dan, net als nu, moeten proberen er uit te komen. In de meeste gevallen zal dat wel lukken, want de burgemeester heeft baat bij een goede relatie met de raad. Maar er kunnen zich situaties voordoen, dat er daadwerkelijk sprake is van een duurzame ontwrichting tussen de gemeenteraad en de burgemeester. De commissie ziet evenwel nu nog geen aanleiding om daarvoor een regel te ontwerpen. Ze heeft vertrouwen in het zelfcorrigerend vermogen van het electorale proces. Nu in het voorstel van de commissie om de twee jaar verkiezingen plaats zullen vinden, krijgt de kiezer in geval van conflict tussen de raad en de burgemeester doorgaans snel de mogelijkheid om zich daarover uit te spreken en aan te geven welke van beide partijen steun verdient. Zulks kan geschieden door bij de raadsverkiezingen te stemmen op de partij van de burgemeester of juist op de "oppositiepartij" en bij de burgemeestersverkiezingen op de zittende burgemeester of juist op zijn belangrijkste tegenstrever.
Als de keuze valt op het model van de gekozen burgemeester moet deze wijze van aanstellen gelden voor alle gemeenten, zowel in een grote gemeente als Rotterdam als in een kleine gemeente als Axel. Uniformiteit dus! Bij de dualisering van het gemeentebestuur is immers ook gekozen voor eenheid tussen de gemeenten. Dit moet worden doorgetrokken.
Wanneer hebben we te maken met een gekozen burgemeester? Er is in dit rapport aangegeven dat de verkiezingen voor de gemeenteraad en de burgemeester "om en om" zullen plaatsvinden. Op 6 maart 2002 waren er gemeenteraadsverkiezingen. Daarvan uitgaande, kan het nieuwe stelsel reeds in 2004, halverwege de zittingsperiode van de gemeenteraad, worden ingevoerd. De zittende burgemeesters worden dus, lopende hun benoemingstermijn ermee geconfronteerd. Zij kunnen zich kandidaat stellen en zullen zich vervolgens in een verkiezingsstrijd moeten storten. Op deze manier wordt in één keer een streep onder het oude systeem gezet. Gerealiseerd moet worden, dat, als het jaar 2004 niet wordt gehaald, er, gelet op de systematiek, pas in 2008 voor het eerst sprake is van een gekozen burgemeester.
Het is dan ook zaak dat de voorbereiding van het wetsvoorstel inzake de wijziging van de gemeentewet spoedig ter wordt genomen, opdat dit terstond na inwerkingtreding van het wetsvoorstel inzake de deconstitutionalisering van de burgemeestersbenoeming bij de Tweede Kamer kan worden ingediend.
Hoe moet worden omgegaan met die burgemeesters van wie in het jaar 2004 de ambtstermijn nog loopt? De commissie acht het ambt van burgemeester zo aantrekkelijk, dat ze ervan uitgaat dat deze personen zich verkiesbaar zullen stellen. De commissie kan zich niet goed voorstellen dat zij niet mee doen. Maar voor diegenen, die om welke redenen dan ook niet (willen) terugkeren, wordt er een oplossing in sfeer van de APPA (Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers) gevonden.
Meer in het algemeen geldt dat er een nieuwe rechtspositieregeling voor de burgemeester moet komen. Naar de rechtspositie van de wethouders "nieuwe stijl" moet eveneens worden gekeken.
De commissie beseft dat een nieuw stelsel extra kosten met zich mee zal brengen. Maar democratie, zo staat vast, kost nu eenmaal geld.
De kans bestaat dat de gekozen burgemeester minder dan nu het geval is een samenbindend element en een vertrouwenwekkend bestuurder is, want hij wordt meer een politiek bestuurder en/of een burgemeester van de meerderheid. Maar hij kan in de loop der jaren natuurlijk wel een vertrouwenwekkend figuur worden en door zijn handelen en optreden nog meer mensen aan zich binden. Kijk bijvoorbeeld naar de (gekozen) oud-burgemeester van New York, de heer Guilliani.
De commissie realiseert zich, dat een gekozen burgemeester een ander type functionaris is dan een door de Kroon benoemde burgemeester. Ze wijst erop, dat dit met zich meebrengt dat ook naar de rechtspositie van de burgemeester en de wethouders (nieuwe stijl) moet worden gekeken. Dat wordt in dit rapport evenwel niet uitgewerkt. Ook zal er een discussie moeten worden gevoerd over de financiering van de verkiezingscampagne van kandidaat-burgemeesters. Hier doet zich een parallel voor met de verkiezingscampagnes van kandidaat-gemeenteraadsleden.
Tot slot van deze paragraaf wijst de commissie op de problematiek van de "integriteit". Hier mag, gelet op allerlei berichten over fraude, niet aan voorbij worden gegaan. De vraag doet zich voor of de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) onderzoek naar kandidaat-burgemeesters en hun "running mates" moet doen. De commissie is van mening, dat het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de kandidaat is (en eventueel zijn partij) en de kiezers is of iemand wordt gekozen. We moeten elkaar niet de maat nemen. Opgemerkt wordt, dat het vraagstuk van de integriteit zich niet alleen bij de gekozen burgemeester voordoet, maar ook bij andere (gekozen) functionarissen. Dit rapport leent zich evenwel niet om over dit veelzijdige probleem uitspraken te doen. Er moet apart aandacht aan dit onderwerp worden geschonken. De commissie gaat hier niet verder dan het signaleren van het probleem.


c) Door de gemeenteraad gekozen burgemeester
Het model van de door de gemeenteraad gekozen burgemeester kent twee
varianten:
1) een door en uit de gemeenteraad gekozen burgemeester (het Belgische model)
(meestal is dit de lijsttrekker van de grootste partij). In België benoemt de Koning
na de voordracht door de leden van de gemeenteraad nog wel de burgemeester.
De voordracht wordt evenwel steeds gevolgd. Formeel kent België dus een
Kroonbenoeming, materieel een door de raad gekozen burgemeester.
2) een door de gemeenteraad van buiten gekozen burgemeester.


* Gebezigde argumenten vóór een door de gemeenteraad gekozen burgemeester
- Het is een versteviging van de democrattische legitimatie.
- Er wordt recht gedaan aan de versterkinng van de positie van de burgemeester.


* Gebezigde argumenten tegen een door de gemeenteraad gekozen burgemeester:
- Past niet in een dualistisch stelsel. - De eigenstandigheid van de burgemeesterr wordt aangetast. De burgemeester loopt het gevaar dat hij een "gevangene" van de raad wordt als hij niet doet wat de raad zegt (geldt m.n. als de burgemeester uit de raad wordt gekozen).
- De burgemeester wordt gepolitiseerd, ommdat hij afhankelijk wordt van zijn eigen politieke partij in de raad.
- De burgemeester verliest zijn zelfstanddigheid die hem in staat stelt een verbindende rol te spelen.
- De burgemeester verliest zijn onafhankeelijkheid en onpartijdigheid omdat hij wordt gezien als een representant van zijn eigen partij.
- De burgemeester wordt een soort eerste wethouder (zeker als hij door en uit de raad wordt gekozen).
- Het potentieel waaruit de burgemeester kan worden gerekruteerd is beperkt (geldt m.n. voor kleinere gemeenten en als de burgemeester uit de raad voortkomt).


c.1) In het geval van een "door en uit de gemeenteraad" gekozen burgemeester is het volgende model denkbaar.
In de variant "door en uit de gemeenteraad" wordt de burgemeester door de raadsleden uit hun midden gekozen. Hij wordt ook weer door de raad ontslagen. De wethouders worden op hetzelfde moment als de burgemeester gekozen. Tussen de burgemeester en de raad geldt de vertrouwensregel.
Noch voor de Commissaris van de Koningin noch voor de Kroon is in deze procedure een rol weggelegd.
Voor het ambt van burgemeester is het Nederlanderschap een vereiste.
In het taken- en bevoegdhedenpakket van de burgemeester verandert niets ten opzichte van de huidige situatie, dat wil zeggen dat hij over de openbare orde, de veiligheid (politie) en de brandweer blijft gaan.
De kandidaat die in de eerste ronde de absolute meerderheid behaalt, is de winnaar. Als er geen sprake is van een absolute meerderheid, dan is er een tweede verkiezingsronde tussen de twee kandidaten, die in de eerste ronde de meeste stemmen hebben behaald, nodig.


c.2) In het geval van een "door de gemeenteraad van buiten" gekozen burgemeester is het volgende model denkbaar.
In de variant "een door de gemeenteraad van buiten gekozen burgemeester" heeft de raad het voor het zeggen. Na de gemeenteraadsverkiezingen kiest de raad de burgemeester. De periode loopt tot aan de volgende reguliere verkiezingen. De burgemeester wordt ook weer door de raad ontslagen. De wethouders worden op hetzelfde moment als de burgemeester gekozen. Tussen de burgemeester en de raad geldt de vertrouwensregel. De Commissaris van de Koningin komt er niet aan te pas. Datzelfde geldt voor de Kroon.
Voor het ambt van burgemeester is het Nederlanderschap een vereiste.
In het taken-en bevoegdhedenpakket van de burgemeester verandert niets ten opzichte van de huidige situatie, dat wil zeggen dat hij over de openbare orde, de veiligheid (politie) en de brandweer blijft gaan.
De kandidaat die in de eerste ronde de absolute meerderheid behaalt, is de winnaar. Als er geen sprake is van een absolute meerderheid, dan is er een tweede verkiezingsronde tussen de twee kandidaten die in de eerste ronde de meeste stemmen hebben behaald, nodig.


11. GEDACHTEN OVER DE DIVERSE MODELLEN: STANDPUNT VAN DE VVD COMMISSIE POSITIE BURGEMEESTER EN VERANDERING LOKAAL BESTUUR
In hoofdstuk 10 is een drietal modellen met betrekking tot de aanstellingswijze van de burgemeester beschreven. De commissie heeft deze geanalyseerd en komt in dit hoofdstuk tot een standpunt.
De commissie is van mening dat de huidige wijze van aanstellen, met onder andere het burgemeestersreferendum en een openbare aanbeveling van twee personen, niet voldoet. Deze moet dan ook vervallen.
Voorts wijst de commissie een door de raad gekozen burgemeester principieel af, welke variant er ook zou worden gekozen. Een burgemeester die door de raad is gekozen, is namelijk gebonden aan de meerderheid in de raad. Er is geen sprake van een onafhankelijke positie. De kans is groot dat zo'n burgemeester een paladijn van de raad wordt. Overigens is een door de raad gekozen burgemeester een monistisch element in een net geïntroduceerd nieuw dualistisch stelsel. Dat is nogal onlogisch en inconsistent. Bovendien ontstaat de kans op gemeentelijke "achterkamertjes" en of gemeentelijk "handjeklap".
Wat stelt de commissie voor? De commissie ziet voor- en nadelen bij het systeem van de benoemde burgemeester en ook voor- en nadelen bij dat van de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester. Zowel een door de Kroon benoemde burgemeester als een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester zijn voor de leden van de commissie principieel aanvaardbaar. De leden zijn van mening, dat een zuivere vorm van Kroonbenoeming, zoals beschreven in hoofdstuk 10, een aanvaardbare oplossing is. Er is namelijk een behoorlijke garantie voor kwaliteit van de burgemeester. Ook speelt een rol dat een benoemde burgemeester door de burgers zeer wordt gewaardeerd. Maar de maatschappelijk en politieke realiteit laat zien, dat de Kroonbenoeming breed onder vuur ligt en dat burgers meer invloed op de keuze van de burgemeester willen hebben. En als de Kroonbenoeming geen of onvoldoende blijvend toekomstperspectief meer heeft, hetgeen tevens blijkt uit de mening van een grote meerderheid in de Tweede Kamer, dan gaat de voorkeur uit naar een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester. Het is dan beter om een stap vooruit te doen. In dat geval: de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester.
De redenen zijn:
- Het eerder ingenomen standpunt van de RRaad van Europa.
- De slechte werking van het door het tweeede Paarse kabinet gekozen model.
- Het minderheidsstandpunt in de Commissiie Van Thijn.
- Het minderheidsstandpunt t.a.v. de posiitie van de burgemeester in de Commissie Elzinga.
- De eerste lezing van het wetsvoorstel iinzake de grondwetswijziging m.b.t. de deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester.
- Uitlatingen van diverse VVD-politici biij diverse gelegenheden.
- De alom in de maatschappij levende wenss tot meer invloed van de burgers op de keuze van de burgemeester. Meer democratie dus! En geen beslissingen meer in de zgn. "Haagse achterkamertjes"!
Het systeem van een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester dient volgens de commissie bij invoering (in het kort) de volgende elementen te bevatten (zie voor een uitgebreidere beschrijving hoofdstuk 9):
- Voor de Commissaris van de Koningin, dee Kroon en de vertrouwenscommissie is er geen rol meer weggelegd.
- Kandidaten hoeven geen ingezetenen van de gemeente te zijn, maar de gekozen burgemeester moet wel (binnen een jaar) in de gemeente (gaan) wonen.
- Het is geen verplichting voor kandidateen om lid van een politieke partij te zijn. Eén en ander naar analogie van artikel 3 van de Grondwet, dat bepaalt dat alle Nederlanders op gelijke voet in openbare dienst benoembaar zijn.
- Er is geen limiet aan het aantal termijjnen dat een burgemeester kan worden herkozen.
- De burgemeester krijgt alle bevoegdhedeen die nu aan het college van burgemeester en wethouders èn aan de burgemeester toekomen. De burgemeester wordt dus het bestuursorgaan. De raad behoudt zijn huidige taken, zoals wetgeving, controle en budgetrecht, en heeft in die zin een dominante rol.
- De burgemeester moet uiteindelijk geen voorzitter van de vergaderingen van de gemeenteraad meer zijn (na grondwetswijziging).
- Ook de bepaling over het "hoofdschhap" van de gemeenteraad dient duidelijkheidshalve uit de Grondwet te worden verwijderd.
- Het wijzigen van de Grondwet inzake hett hoofdschap van de raad en het voorzitterschap van de vergaderingen van de raad hoeft voor de tussenliggende periode (tot aan de grondwetsherziening) niet aan de rechtstreeks gekozen burgemeester in de weg te staan, op voorwaarde dat de burgemeester voorlopig voorzitter van de gemeenteraad blijft tot de Grondwet is herzien.
- De rechtstreeks gekozen burgemeester iss het bevoegd gezag op het gebied van de openbare orde, veiligheid (politie) en brandweer.
- De commissie neemt geen standpunt in ovver het vraagstuk van het beheer van de politie. Ze adviseert de partij daarvoor een aparte commissie in te stellen.
- De regelgevende bevoegdheid ligt bij dee burgemeester èn de raad samen.
- De burgemeester heeft niet langer de taaak om besluiten van de gemeenteraad, die in strijd met de wet of het algemeen belang zijn, bij de Kroon voor schorsing of
vernietiging voor te dragen. Een voordracht voor schorsing dan wel vernietiging
kan in voorkomende gevallen door het kabinet worden gedaan.
- De commissie ziet nu nog geen aanleidinng om een regel te ontwerpen voor de situatie dat zich een impasse tussen de burgemeester en de raad voordoet. Ze heeft vertrouwen in het zelfcorrigerend vermogen van het electorale proces.
- Naast de burgemeester kiezen de burgerss ook een "running mate" (loco-burgemeester). Deze vervangt de burgemeester bij ziekte en langdurige afwezigheid. Mocht de burgemeester overlijden, dan volgt de "running mate" hem op. Zijn termijn loopt dan tot het moment van de volgende reguliere verkiezingen.
- De burgemeester neemt zijn "eigen&" wethouders mee. De burgemeester benoemt en ontslaat hen. Zij werken onder de supervisie en verantwoordelijkheid van de burgemeester.
- De rechtstreeks door de bevolking gekozzen burgemeester komt er meteen in alle gemeenten. Uniformiteit dus en geen onoverzichtelijke differentiatie tussen gemeenten!
- De burgemeester wordt gekozen op een eiigen programma, althans de kandidaat heeft de mogelijkheid om een eigen programma op te stellen. Het is aan de kandidaat om dit al of niet te doen.
- Het mandaat van de burgemeester geldt vvoor vier jaar.
- De verkiezingen voor de gemeenteraad enn de burgemeester vinden niet op hetzelfde moment plaats (lopen niet synchroon). Beide organen worden halverwege de periode van het andere orgaan gekozen ("om en om").
- De gekozen burgemeester kan reeds komenn in het jaar 2004 (2 jaar na de gemeenteraadsverkiezingen van 2002). In alle gemeenten wordt dan een burgemeester gekozen. Dat betekent dat ook de zittende burgemeesters zich verkiesbaar kunnen stellen. Als het jaar 2004 niet wordt gehaald, dan is, ingevolge het voorliggende model, de gekozen burgemeester pas in 2008 een feit.
- Voor die burgemeesters die in 2004 niett (willen) terugkeren, wordt er een oplossing in de sfeer van de APPA (Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers) gevonden.
- In het algemeen geldt dat er een nieuwee rechtspositieregeling voor burgemeesters en wethouders "nieuwe stijl" moet komen. De invulling daarvan moet nader worden vormgegeven.
- Het vraagstuk van de integriteit doet zzich zowel bij rechtstreeks gekozen burgemeesters voor als bij andere (gekozen) functionarissen. Dit rapport leent zich niet om over dit veelzijdige probleem uitspraken te doen. Er moet apart aandacht aan dit onderwerp worden geschonken. De commissie gaat hier niet verder dan het signaleren van het probleem.


BIJLAGE
SAMENSTELLING VAN DE VVD COMMISSIE POSITIE BURGEMEESTER EN VERANDERING LOKAAL BESTUUR:

Voorzitter: Mr. I.W. Opstelten (Ivo),burgemeester Rotterdam
Secretaris: Mevrouw mr. drs. D. de Groot (Désirée), senior-beleidsmedewerker VVD-fractie Tweede Kamer
Leden: W.I.I. van Beek (Willibrord), lid VVD-fractie Tweede Kamer
Mevrouw N.H. van den Broek-Laman Trip (Nicoline), voorzitter VVD-fractie Eerste Kamer
Mr. M.A.P. van Haersma Buma (Michiel), burgemeester Leidschendam-Voorburg
Drs. P.J.H.M. Luijten (Paul), lid VVD-fractie Eerste Kamer
Prof.dr. U. Rosenthal (Uri), lid VVD-fractie Eerste Kamer
Mr. A.J. te Veldhuis (Jan), lid VVD-fractie Tweede Kamer
Mevrouw L.A.G.M. de Zeeuw-Lases (Loes), burgemeester Ruurlo
Dr. T. Zwart (Tom), universitair hoofddocent Rijksuniversiteit Utrecht.

Laatste wijziging 5 april 2003

Terug naar beginpagina