1. De knikkers en het spel


Inhoudstafel

Algemene inleiding op 'Democratie'

Een welomlijnd beeld geven van wat democratie inhoudt, is een onmogelijke opgave. Wat we in dit hoofdstuk doen, is een aantal interessante beschouwingen doorgeven, geplukt uit de rijke literatuur over het thema. Beschouwingen over: de rol van de staat, de macht van de economie, het 'sociale kapitaal' van een verenigingsleven, enz.Het zijn stukjes van de kleurrijke mozaïek.We noemen het misschien beter: 'demozaïek'?


Democratie voor de vuist weg

What's in a name?

In het dagelijks taalgebruik slaat 'democratie' op vele dingen groot en klein. We beginnen bij het kleine:

Democratie is een manier om tot besluiten te komen, waarbij gestreefd wordt naar consensus of een meerderheid van het aantal aanwezigen. Een organisatie waar een 'democratische cultuur' heerst, zorgt er binnen haar statuten en structuren voor dat alle belanghebbenden evenveel aan hun trekken komen, dat zij niet het gevoel hebben dat er over hun hoofden wordt beslist.

Op ietwat grotere schaal staat democratie voor:

Een bestuursvorm, zoals ze is ontstaan in de 17de - 18de eeuw in West-Europa, met als grondkenmerken: inspraak/beslissingsmacht van verschillende, zoniet alle lagen van de bevolking in hoe de samenleving moet geordend worden; de scheiding der machten om de kans tot monopolievorming van één ervan te neutraliseren; het monopoliseren van het geweld door de (zich ontwikkelende) staat.

Op z'n smalst betekent dat: de puur vormelijke kant, ttz. het organiseren van die inspraak, doorgaans via vertegenwoordigers van die bevolkingslagen die zich groeperen in politieke partijen (verkiezingen zijn het uitgangsbord van de democratie).

Op z'n breedst: het erkennen van maatschappelijke voorwaarden (pijlers) om die democratische vorm ook een draagkracht, een inhoud te geven. De mensenrechten zijn zo'n pijlers, waarbij in de meeste Westerse democratieën het recht op vrije meningsuiting (o.a. persvrijheid), de vrijheid van vereniging en het nastreven van een sociaal welzijn voor iedereen (herverdeling van de rijkdom) de belangrijkste zijn, maar lang niet de enige.

En soms komt het begrip voor in heel andere contexten. Voorbeeld: 'oesters aan democratische prijzen'.

Een werkbaar begrip

Democratie is een goedbedoelde poging om zoveel mogelijk spanningen en tegenstrijdigheden, eigen aan het menszijn en het samenleven, op te vangen, zodat zoveel mogelijk mensen het gevoel krijgen een bevredigende hoeveelheid controle over het eigen leven te hebben. Spanningen en tegenstrijdigheden, als daar zijn:

Eigenbelang versus groepsbelang (algemeen belang): hoeft mekaar niet altijd uit te sluiten (een gezond milieu komt mij én iedereen ten goede).

Gelijkheid versus vrijheid: hoeft mekaar niet uit te sluiten, maar deze spanning heeft o.a. geleid tot neoliberale versus totalitaire regimes, die zich allen 'democratieën' noemden.

Knecht versus meester: hoeft mekaar niet uit te sluiten, maar bracht heel wat revoluties teweeg. In een sociaal overleg, waarbij de staat als neutrale instantie aanwezig is, kunnen spelregels vastgelegd worden die elk dient te respecteren. België is daar een typevoorbeeld van (zie Hoofdstuk 3 over België).

Democratie voor de vuist weg

Terug


Democratie is een jong meisje

De geschiedenis kent democratieën van sterk uiteenlopende omvang. Het Athene van Pericles is volgens de geschiedenisboekjes de eerste democratie, vermoedelijk omdat het woord van Griekse origine is (demos, betekent volk). Athene was een kleine stadstaat waar alle mannelijke 'burgers' de stad bestuurden, zonder tussenkomst van gekozen vertegenwoordigers. Vrouwen en slaven namen aan dat bestuur geen deel.

Zo'n 'directe', eerder kleinschalige vorm van democratie komt niet veel meer voor. Bepaalde gilden en steden in de Middeleeuwen kenden beurtrolsystemen inzake de voogdij of bestuursverantwoordelijkheid voor een bepaalde periode.

Het verschil met wat er later tijdens en na de Verlichting zou komen, ligt in de begrippen rechtstaat en mensenrechten. De kernidee van de rechtsstaat is dat alle onderdanen maar ook alle machthebbers of -uitvoerders gelijk zijn voor het geldende recht. En sinds de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring (1776) en de Franse Revolutie met z'n 'Déclaration des Droits de l'Homme et du Citoyen' (1789) zijn de mensenrechten met de democratie verweven.

Dat deze nobele doelstellingen niet altijd tot een perfecte samenleving hebben geleid, daar kunnen het aantal oorlogen in deze eeuw alvast over getuigen: twee 'grote' en onnoemelijk veel kleintjes. Maar los daarvan is de democratie zoals we ze vandaag kennen een vrij nieuw en recent fenomeen. De 19de eeuwse West-Europese democratieën waren in wezen elitair. Het proces waarbij brede lagen van de bevolking via het algemeen stemrecht politieke gelijkheid verwierven, is nog niet zo oud. Zo is het amper 50 jaar geleden dat vrouwen in België stemrecht (plicht) verwierven.

De achillespees

De steeds uitbreidende deelname aan verkiezingen lokte wel eens de naam uit van 'massademocratieën'. Maar zelfs dan heeft de democratie tijden van crisis gekend. Ook (extreem-)nationalistische bewegingen konden in deze bestuursvorm gedijen en via haar structuren soms uitgroeien tot antidemocratische, autoritaire of zelfs totalitaire regimes. Dat soort regimes typeert evenzeer de recente Europese politieke geschiedenis als het trage democratiseringsproject. Sinds 'zwarte zondag' (24 november 1991, de doorbraak van het Vlaams Blok in het parlement) beseffen we terug dat de democratie haar eigen ondergang in zich draagt. Overal in Europa kampen de huidige partijen sinds de val van de Berlijnse Muur (1989) met dergelijke fenomenen (extreem-rechts, nationalisme, racisme,...).

Democratie voor de vuist weg

Terug


De Zeven Plagen

Democratie is geen vaststaand gegeven. Democratie is een proces, is nooit af, wordt voortdurend en opnieuw en onophoudelijk gedefinieerd, herbekeken, omgedraaid, waarbij niemand het laatste woord heeft. En soms wordt democratie ook verkracht en misbruikt. Democratie heeft al meermaals gediend als schaamlapje, als vlag en als grafdelver, waarbij het de graafwerken nog aanmoedigde ook. Democratie betekent relatieve onzekerheid, want er zijn verschillende meningen en allen streven ze naar een zo groot mogelijke ruimte in het centrum van de macht.

Kris Deschouwer stond na die Zwarte Zondag even stil bij de inherente zwakheden van de 'democratie'. Hij stelt ze, wat pathetisch, voor als de Zeven Plagen.

  1. 'Democratie biedt niet de minste garantie dat de politieke elite bekwaam en eerlijk is. De methode om ze te selecteren maakt dat immers niet mogelijk'. Je moet éérst populair zijn, en dan bekwaam.
  2. 'Democratie is ontzettend traag. Ze heeft immers de neiging om naar meerderheden te streven, en bovendien voor vele beslissingen nog eens advies te vragen aan diverse organisaties waarin de directe betrokkenen vertegenwoordigd zijn.'
  3. 'Democratie levert vage beslissingen op', het gevolg van het feit dat men probeert te steunen op een zo groot mogelijk deel van de bevolking.
  4. 'Democratie heeft de neiging bijzonder kortzichtig te zijn', niet verder dan de volgende verkiezing.
  5. 'Democratie hanteert de logica van het aantal.'
  6. 'Democratie biedt vaak het bedenkelijke spektakel van kibbelende politici.' Ruzie is het basisingrediënt van de democratie. Of nauwkeuriger: het debat, het conflict, de onderhandeling.
  7. 'Democratie heeft de neiging om politieke partijen tot leven te wekken, die een allesbehalve democratische interne organisatie hebben.'

Een alternatief voor de democratie zou wel telkens één plaag kunnen opheffen, maar vervangt ze wellicht door een andere die er minder fraai uitziet.

Een Fransman in de Far Oewest

De Tocqueville, een Frans politicus reist door het nieuwe democratische Amerika... een 150 jaar geleden. We zullen die man nog tegenkomen. Z 'n geschriften althans. Hij voorspelde een aantal gevaren inherent aan democratie. Individualisme en het enkel gericht zijn op de eigen belangen, de politieke apathie waarbij men de politiek overlaat aan de politici vormen volgens hem de grootste bedreiging voor een democratische samenleving. Het ergste wat een democratie kan overkomen, zo schrijft hij, is dat de burger niet langer geïnteresseerd is om van zijn rechten en vrijheden gebruik te maken om aan politiek te doen.

'Ik zie dan voor me een ontelbare massa van in alle opzichten gelijke mensen, die heel egocentrisch bezig zijn met het rusteloos najagen van hun onbeduidende, burgerlijke genoegens waar zij hun hart op gezet hebben. Ieder op zich vormt een eigen wereldje waarbuiten het lot der anderen zich voltrekt: zijn gezin en zijn kennissen betekenen voor hem de mensheid... Zijn bestaan wordt begrensd door eigen persoon en belangen. (...) Boven al deze egocentrische individuen torent een enorm bevoogdend machtsapparaat als enige instantie die hun welzijn garandeert en hen van wieg tot graf begeleidt. Het is allesomvattend, voorziet en regelt alles tot in de details en wel met fluwelen handschoenen... Het probeert de onderdanen hopeloos gefixeerd te houden in een staat van onmondigheid. Het stelt op prijs, dat zij een aangenaam leven hebben, als hun gedachten en verlangens zich maar niet richten op iets anders dan hun welverzorgd bestaan. Het spant zich graag in voor hun welvaren, mits het zelf kan uitmaken waaruit dat welvaren bestaat.'

(De Tocqueville, in 'De la démocratie en Amérique' (1835), geciteerd door Goedele De Keersmaeker in het Noord-Zuid-Cahier, dec. 1993).

Democratie is dus een proces, het staat nooit stil, het groeit, het gaat met rasse schreden vooruit en moet soms terug naar af (1940-'45). Tijdens kritieke periodes wordt er heel wat over gepubliceerd. Ook nu blijken we dus aanbeland in zo'n kritieke fase en de titels liegen er niet om. Nogal wat is 'voorbij': de verzuiling voorbij, de politiek voorbij, de schaamte voorbij, de slogans voorbij, de theorie voorbij. Allerlei onheilspellende scenario's beroeren de geesten: beschavingen zullen gaan botsen, samenlevingen worden 'dualer', de derdewereldoorlog staat voor de deur.

De kritieken betreffen doorgaans:

We behandelen ze hierna één voor één en doorspekken ze met voorbeelden van dicht bij huis. Je kan er grosso modo van uit gaan dat vele elementen van kritiek ook in andere Westerse democratieën gehoord worden, zij het met andere accenten.

Democratie voor de vuist weg

Terug


De scheiding der machten

De Verlichte Geesten

Volgens de principes en de geschriften van Montesquieu (1689-1755) - vooral in 'De l'Esprit des Lois', 1748 - houdt de scheiding der drie machten in dat geen van hen, noch de wetgevende, de uitvoerende noch de rechterlijke macht, in staat mag zijn het monopolie op de macht te verkrijgen. Elk heeft zijn bevoegdheden, en al dienen ze vrij onafhankelijk van mekaar te kunnen werken, toch zijn ze aan elkaar verbonden.

Montesquieu was evenals andere filosofen van z'n tijd de willekeur van de absolutistische vorst en de adel beu. De scheiding der machten was een middel om de bestaande macht te versnipperen over verschillende personen, instellingen. Zo kon de 'burger' (niet langer meer de 'onderdaan') genieten van een grotere rechtszekerheid. De rechtsstaat was geboren.

In die rechtsstaat mag in principe geen klassenjustitie bestaan. Volgens de Engelse filosoof Locke (17de eeuw) is het heil van het volk de hoogste wet. Het volk draagt z'n macht over aan verkozen vertegenwoordigers, die met het volk een soort contract afsluiten: zij zullen instaan voor het welzijn van het volk. Zoniet, dan kunnen zij afgezet worden. Ook met de monarchie wordt zo'n contract afgesloten: hij of zij mag op de troon blijven als hij of zij de volkssoevereiniteit erkent en belooft de rechten van de burgers na te leven. De vorst die vroeger boven de wet stond, mocht eronder gaan staan.

Geef mij een stevig gerecht

We springen een paar eeuwen verder in de tijd. En we bevinden ons terug in het Koninkrijk België, alwaar de vorst nog steeds de volkssoevereiniteit erkent. Maar zijn 'waarde landgenoten' hebben de laatste tijd kritiek gespuid op de rechtsstaat die hij geacht wordt te vertegenwoordigen.

Eén van die kritieken die al een jaar de gemoederen opzweept, is of die mooie scheiding der machten wel bestaat, of ze al niet lang een fictie is. Zo geeft de rechterlijke macht, o.m. in het fameuze 'Spaghetti-arrest', de indruk dat scheiding der machten voor haar betekent, dat het zich niks hoeft aan te trekken van de rest van de samenleving. Die indruk wordt gevoed door de uiterlijkheden van het systeem: het soort geheimtaaltje waarvan magistraten en advocaten denken zich te moeten bedienen, de oubollige kledij - al zijn de pruiken al opgeborgen -,... Ook in het justitie-apparaat zelf geven een aantal magistraten toe dat de rechterlijke macht van enige wereldvreemdheid getuigt, een eigen kaste vormt binnen de samenleving, en vanuit haar ivoren toren erop neerkijkt.

'Ils (les juges) conçoivent un grand dégoût pour les actions de la multitude et méprisent secrètement le gouvernement du peuple.'

(de Tocqueville, weet je nog wel)

Het is voor het publiek niet makkelijk zicht te krijgen op wat er zich in de wereld van de rechterlijke hoven afspeelt. Niemand gaat er ook spontaan naar toe, je gaat alleen als je moet, als je gedwongen wordt (misschien verzuurt die 'dwangmatigheid' op den duur de sfeer bij haar professionele krachten?).

We werden de laatste jaren overrompeld met schandalen, corruptie- en fraudedossiers, onbestrafte maffiose praktijken (moord op Cools, moord op Van Noppen), waarbij alvast de indruk bleef hangen dat de schuldigen (politici of belangrijke zakenlui) geregeld de dans ontsprongen, of dat er moedwillig met het onderzoek 'gefoefeld' werd. Zou dan toch niet iedereen gelijk zijn voor de wet? Zulks valt uiteraard niet altijd te bewijzen, maar een hardnekkige indruk leidt wel een eigen leven en wordt al snel als 'waarheid' beschouwd als ze niet (regelmatig) ontkracht wordt door tegenvoorbeelden.

Als het Hof van Cassatie plots meende zo'n tegenvoorbeeld te moeten geven (de wraking van onderzoeksrechter Connerotte), was het op pijnlijke wijze duidelijk dat ze het maatschappelijk wantrouwen niet echt begrepen had. Het gevolg: een massa van om en bij het kwart miljoen op een regenachtige zondag te Brussel, oktober 1996.

De ritselaars

Daags na die regenachtige dag (of was het de avond zelf?) kwam een nieuw probleem in verband met de scheiding der machten opdagen: de benoeming van een aantal nieuwe rechters voor de Raad van State. De politieke partijen hadden die volgens kleur onder elkaar verdeeld, daarmee te kennen gevend dat zij 'het ideologisch evenwicht binnen de maatschappij' dienden te bewaken. Tot vóór hun benoeming waren de benoemde personen afhankelijk van een bepaalde politieke partij en haar geplogenheden omtrent macht. Velen kunnen zich van de indruk niet ontdoen dat die politieke afhankelijkheid na de benoeming zo zal blijven, met name dat er geen onafhankelijke rechtspraak kan bestaan als er een duidelijke link bestaat met de politieke partijen (die zeker in België een grote invloed hebben op de uitvoerende én wetgevende macht).

Niet dat gerecht en politiek twee handen op één buik zouden zijn. De scherpe uitval van Mevr. Liekendael, procureur-generaal bij het Hof van Cassatie tijdens haar openingsrede voor het nieuwe rechterlijke jaar (maandag 1 september '97) sprak boekdelen. Zij verweet de Commissie Verwilghen (algemeen bekend als de Commissie Dutroux) dat zij (de Commissie) haar boekje te buiten ging. Jan Van Delm (BRT-journalist, in Actueel) vond de uitval best begrijpelijk: parlementaire onderzoekscommissies gaan nu eenmaal na waar de fouten zaten in gerechtelijke onderzoeken (de Bende van Nijvel, Dutroux,...). En wie krijgt nu graag in volle media-belangstelling de boter op zijn of haar hoofd, zeker als je voordien redelijk beschermd in een ivoren toren zat?

Gesteld dat deze spanningen en conflicten ooit op een serene manier hun beslag vinden in een vernieuwde werking van zowel politiek als gerecht (ruzie als gangmaker van democratie), dan zijn deze wrevels op zich positieve signalen.

Het parlement in de brokken

Combineer de bovenstaande gevallen met een andere indruk die al wat langer meegaat: dat het summum van de democratie, het parlement, steeds minder in de politieke pap te brokken heeft. Zo raasden de opeenvolgende treinen met volmachten sinds de jaren '80 het gezag en de macht van het parlement in stukken. Knikken, zwijgen en stemmen volgens de partijrichtlijn, veel manoeuvreerruimte voor individuele acties en wisselmeerderheden was er niet. En het gevaar is niet denkbeeldig dat wie het waagt een parlementair buitenbeentje uit te steken, de volgende herverkiezing wel op z'n onschendbare buik mag schrijven. Het zijn tenslotte de partijen die de rangorde van de kieslijsten bepalen. Zij beslissen met andere woorden over tal van politieke carrières.

"(…) Ik had kunnen blijven zitten, ik had mijn parlementaire wedde kunnen blijven opstrijken. Geen kunst: te gelegener tijd op het juiste knopje drukken, en bij de volgende verkiezingen zouden ze mij wel weer de eerste plaats op de lijst Gent-Eeklo geven. En ik zou waarschijnlijk meer dan genoeg stemmen kunnen sprokkelen voor een gegarandeerde nieuwe legislatuur in het parlement… Maar ondertussen zou ik wel zoveel beslissingen moeten nemen of moeten toedekken waar ik niet achtersta, maar waar ik wel mee verantwoordelijk voor zou zijn".

(Johan Van Hecke in "het grote afscheidsinterview", Humo nr. 2975/38, 9 september 1997)

De regering trok en trekt het initiatief naar zich toe, 'in belang van het land', 'om uit de crisis te geraken, of 'uit de tunnel', waarvan het einde nog altijd steevast in zicht is. Het eigenlijke wetgevende werk gebeurt, zo blijkt uit onderzoek, steeds meer in de partijcenakels of komt uit de kabinetten van de regering. Wat zitten die parlementairen dan te doen in hun wetgevende kamer en senaat, zo vraagt de tvkijkende burger zich af. Hij of zij ziet gescheld en geraas en gebral in een steeds leger wordend halfrond. De indruk die ontstaat is hardnekkig en kan in het achterhoofd blijven hangen van de burger die op een regenachtige zondagvoormiddag z'n 'burgerplicht' gaat vervullen, eens om de zoveel jaar.

Terug


De oude politieke cultuur

Een aantal van deze kritieken komen terug in de discussie over een nieuwe politieke cultuur, pardon, de Nieuwe Politieke Cultuur (zelden een begrip zo snel tot afkorting gedegradeerd geweten: de NPC): de benoemingen in de administratie, het dienstbetoon, de zogenaamde cumul, hebben te maken met de vrij grote macht die partijen bezitten in het spelen van het spel en het kiezen van de knikkers. Partijen bepalen wie volksvertegenwoordiger of senator kan worden (de kiezer kan de hem voorgestelde volgorde goed- of afkeuren, of wat bijstellen) en plaatsen hun lievelingen graag op meerdere fronten tegelijk (kamerlid én burgemeesterschap,...).

Voor wat, hoort wat. Een volksvertegenwoordiger moet z'n 'kiescliënteel soigneren', dat wil zeggen dat er een en ander moet 'geregeld' worden: zoonlief zoekt een job, vaderlief z'n pensioen komt niet in orde', dochterlief heeft last van een ijverige belastingscontroleur,... Dat soort regelingen werkt makkelijker als de kantoren van de staatsadministratie in de kleur van de partijen zijn geschilderd.

Ook over partijfinanciering en kiesuitgaven is al heel wat te doen geweest. Bedrijven die 'studiediensten' van partijen financieel ondersteunen, geld dat in de kieskas terechtkomt, … Die geldschieters zullen dat toch niet uit puur filantropische overwegingen doen, of toch? Doorzichtigheid en beperking van de kiesuitgaven kunnen alvast de geruchtenmolen doen stoppen.

We staan even stil bij het Belgische triumviraat: het dienstbetoon, de politieke benoemingen en de 'cumul'.

De oude politieke cultuur

Terug


Dienstbetoon

'Dienstbetoon is een rationele vorm van politieke participatie.' Dat kan wat verrassend klinken, maar Sam De Pauw, K.U.L.-politicoloog, maakt die stelling hard in het tijdschrift Res Publica ('96, nr. 1). De kostprijs van het dienstbetoon is laag, de drempel is laag, er is een succesgehalte van 50 tot 75 % en de burger krijgt binnen de twee maand gegarandeerd antwoord. Dat is 'rationeel' omdat het in schril contrast staat tot de doorgaans weinig toeschietelijke houding van veel overheidsdiensten.

Ook voor de parlementair is dienstbetoon een rationele vorm van handelen. Schrijft Sam De Pauw: 'onderzoek heeft overvloedig aangetoond dat het parlement zijn grondwettelijke taken als wetgevend en controlerend orgaan niet langer kan uitoefenen. Het parlementair wetgevend initiatief kent slechts een slaagkans van 10 %, zodat 85 % van de wetten stammen uit regereringsinitiatief.'

De parlementair haalt dan liever nog wat bevrediging uit de eerstelijnshulp bij administratieve ongevallen, de zitdag als 'het dokterskabinet van de samenleving'. Daar is alvast stemmenwinst uit te halen. Vaak is hij of zij, onder druk van de partij of door de concurrentie in eigen streek, gedwongen tot het houden van dienstbetoon, wil hij of zij nog meetellen.

Sociologen zoeken de historische achtergrond voor het dienstbetoon bij de afname van ideologische of traditiegetrouwe argumenten om voor een bepaalde partij te stemmen. Die partij kan dat vacuüm vullen door mensen aan zich te binden door hun 'diensten' aan te bieden. Stemmen uit dankbaarheid, niet uit overtuiging. Partijen hebben daardoor het idee, zo niet gelanceerd, dan toch inge'burger'd dat je een politieke kruiwagen nodig hebt om 'iets gedaan te krijgen'.

Vraag en aanbod

Wat rationeel is voor de burger en voor de parlementair, is dat nog niet voor de gemeenschap. 'Uiteindelijk worden burger- en maatschappelijke rechten gedegradeerd tot individuele gunsten, die men enkel kan verkrijgen via politiek dienstbetoon', concludeert ook Lieven De Winter, politicoloog aan de U.C.L. ('Wegwijs Politiek', Davidsfonds '94). Hij telt een 2.000 dienstbetoondossiers per jaar per parlementair (samen een miljoen voor het hele parlement), waar hij of zij gemiddeld 8 uur per week mee bezig is. De meest courante vragen horen thuis in één van deze vier sectoren: tewerkstelling, steun voor aanwerving en promotie, inkomensproblemen en huisvesting.

De meeste parlementairen zijn niet happig hun dienstbetoon aan banden te leggen. Wel roepen zij nu 'edeler' motieven in om hun gedrag te rechtvaardigen: het afschaffen zou een extra kloof tussen politiek en burger betekenen, de parlementair zou vervreemden van wat leeft bij de bevolking.

Anderen zeggen dat hun dienstbetoon leidt tot wetgevend werk om een bepaalde situatie te verbeteren. Het onderzoek van De Pauw toont aan dat daar geen verband tussen bestaat: 'Het (dienstbetoon) is vaak de allerindividueelste expressie van het allerindividueelste probleem (...), een collectieve oplossing in de zin van een verbeterde wet of een verbeterde administratieve procedure lijkt slechts zelden uit de bus te komen'. Het is zoals bij liefdadigheid, het helpt de mensen, maar het lost hun kwetsbaarheid niet op.

De oude politieke cultuur

Terug


Benoemingen

De Winter (Lieven, wel te verstaan) bracht in 1981 de partijpolitisering in kaart (Res Publica): de ad hoc-commissies binnen de partijen die zich uitspreken over een kandidaat, de gedetailleerde afspraken naar aanleiding van een nieuw regeerakkoord over de proporties van de gepolitiseerde benoemingen, het permanent overleg tussen de regeringspartijen om elkaar te controleren (de zogenaamde Commissie Dekens en konsoorten). Hij stelt daarbij vast dat de steeds aanzwellende kabinetten daarbij een sleutelrol spelen.

Dat spel heeft zo zijn voordelen (gunstig effect op partijfinanciën door het vragen van een 'wederdienst') maar vooral nadelen. Ambtenaren die het zuiver wilden spelen, konden naar hun bevordering fluiten, raakten ontmoedigd en gefrustreerd. Het heeft tot diep in de volgende eeuw de overheidsdiensten opgezadeld met een al te negatief en eenzijdig imago: een leger norse onbekwamen met een of andere partijkaart die vooral niet willen gestoord worden tijdens het kaarten.

Het systeem afschaffen stuit op weerstanden. Zo waarschuwde minister De Clerck bij een belangrijke benoeming dat 'systematisch kleurloze mensen benoemen, tot een kleurloos beleid zou leiden'.

'Men moet inzien', zegt Johan Ackaert, politicoloog aan het L.U.C., 'dat politisering eigenlijk erger is dan de Agusta-affaire. Het gecumuleerd effect ervan kost ontzettend veel meer dan wat in die helikopterzaak aan smeergeld is betaald.'

De oude politieke cultuur

Terug


De cumul

De cumul, tegelijk franje en heilige koe in het Belgische bestel. Het parlementair ambt wordt soms ge-cumul-eerd met een uitvoerend mandaat (burgemeester, schepen), of met functies in de gemeenteraad, in (semi-)overheidsinstellingen (de intercommunales), ... Van een andere orde zijn de banden met of functies in allerlei drukkingsgroepen (vakbonden, ziekenfondsen, bedrijven, holdings, ...).

Johan Ackaert becijferde de cumuls bij de Vlaamse Parlementairen: 7 op 10 doet het, 37 % als gemeenteraadslid, 15 % als schepen, 18 % als burgemeester. In absolute cijfers stapelt de CVP het meeste op, maar verhoudingsgewijs moeten de VLD, SP en VU niet onderdoen.

Maar ook de rol van drukkingsgroepen is niet te onderschatten. Dirk Jan Eppink, wetstraat-redacteur bij De Standaard:

'Als je de zetbaas speelt van een bepaalde drukkingsgroep, krijg je een zeer kwalijke cumul. Dan wordt het parlement een bedenkelijk toneelstuk. Als het over gezondheidszorg gaat, zie je plots al die bleke ziekenfondsgezichtjes op het toneel verschijnen en hun nummertje opvoeren. Dat moet eruit. Als mensen belangen hebben in bijv. de energiesector, moeten ze de ethiek opbrengen daaruit terug te treden.'

(Bladgroen, mei '97)

Er circuleren heel wat voorstellen om de genoemde drievuldigheid aan banden te leggen. Centraal bij de hervormingspogingen staat het parlement dat dringend tot 'herwaarderingsgebied' moet uitgeroepen worden. Concrete voorstellen zijn: de aanduiding van de parlementsvoorzitter door het parlement zelf (zit nu bij de bevoegdheid van de regering), een volwaardig statuut voor de parlementair, een onafhankelijker houding ten aanzien van de partijen. De Nieuwe Politieke Cultuur-thema's zijn oefeningen om het parlement autonoom en zelfstandig te laten functioneren.

Dirk Jan Eppink:

'Partijen moeten terug kiesverenigingen worden, moeten zich niet meer bezig houden met het selecteren van personeel. De macht van partijvoorzitters - zonder grondwettelijke basis overigens -, de macht van arrangeurs en marchandeurs moet beperkt worden. Als tegelijk de administratie terug een efficiënte, bekwame en klantvriendelijke invulling krijgt, dan kan het parlement zijn controlerende en wetgevende taken beter opnemen, terug de spil worden van het politieke bestel.'

(Bladgroen, mei '97)

Dat klinkt als Witte Marsmuziek in de oren.

De oude politieke cultuur

Terug


De mensenrechten als pijlers van de democratie

In het aprilnummer 1997 van Graffiti (Graffiti is een jeugddienst, met zetel in Gent) bespreekt Midel Mastro 'de Dollarcratie', de link tussen het grote geld en de werking van de democratie in de VS. Hij (of zij?) stelt zich pertinente vragen na elke reeks onthutsende cijfers over de loonverschillen, het onbetaalbaar geworden onderwijs, het schrappen van de huursubsidies, enz.:

'Betekent democratie niet het recht op werk, en dat tegen een billijk loon? Is toegang tot degelijk onderwijs niet een fundamentele pijler van een democratie? Is het recht op huisvesting dan geen basiselement van een democratisch systeem? Is het democratisch gehalte van een maatschappij ook niet af te meten aan de manier waarop de zwaksten in die samenleving behandeld worden?'

Als je slechts van een democratie kunt spreken, wanneer aan alle rechten voldaan is, is geen enkel land op dit moment een democratie. Maar de dagelijkse praktijk van het begrip maakt deze bedenking irrelevant.

Wel zijn er gradaties, en die komen naar voren in de verschillende bijvoegsels en adjectieven.

Zo heb je de 'verwaterde' of 'cosmetische' democratie, zoals veel Latijns-Amerikaanse landen, Zuid-Korea, de Filippijnen, sinds de verdwijning van de dictaturen kunnen genoemd worden.

'De democratisering blijft beperkt tot formele participatie aan de verkiezingen. Ze brengt enige verbetering in mensenrechten en burgerlijke vrijheden en schept wat meer ruimte voor sociale hervorming. Maar tegelijk gaan repressie en schending van mensenrechten door, voornamelijk tegen de gekende groepen: arbeiders, studenten, linksen, verdedigers van mensenrechten.'

(Bob Hendrickx, in 'Democratie op een laag pitje', themanummer van het Noord-Zuid-Cahier, december '93)

In deze democratieën hebben de conservatieve politici doorgaans het bestuur in handen, maar de oude allianties met het leger en het zakenleven blijven bestaan. Zij hebben een ingebouwd voordeel bij verkiezingen, schrijft Hendrickx, net omdat ze op (financiële e.a.) steun van die groepen kunnen rekenen. Veel geloof in de nieuwe 'democratische' instellingen heeft de bevolking (nog) niet. Dat komt het pijnlijkst tot uiting bij de rechtspraak, toch een fundamentele pijler van een democratie. De meeste militaire junta's hebben zichzelf 'straffeloos' verklaard voor hun schendingen van de mensenrechten in het verleden. Zij dreigen met een nieuwe staatsgreep, mochten de nieuwe burgerregeringen aan die straffeloosheid raken. Wat de toenmalige president in Argentinië Alfonsín, deed besluiten: om de democratie te redden, moet je een van haar basisprincipes opofferen.

Toch kunnen organisaties van arbeiders, vrouwen, enz. zich beginnen profileren, verbreden en versterken. Vooralsnog blijven zij echter buiten het centrum van de macht. Op langere termijn kan zo'n begin van een democratische cultuur wel z'n vruchten afwerpen, als de kiem kans krijgt om verder te groeien.

Aan de andere kant staat wat Hendrickx de 'progressieve' democratie noemt. Die is eigenlijk onverenigbaar met een ontzettende kloof tussen arm en rijk in de eigen schoot. Zij kan niet bestaan zonder een diepgaande sociale hervorming, zonder het doorbreken van de concentratie der macht in de handen van een kleine elite, zonder waarachtige onafhankelijkheid.

Tussen de 'verwaterde' en de 'progressieve' democratie liggen uiteraard honderden schakeringen, die samen 'transitie'-democratieën kunnen genoemd worden. Elk land dat in zo'n overgangsvorm zit, zal eigen accenten leggen, zal verschillende rechten prioritair stellen. Afrika is Rusland niet.

Hoe dan ook, elk democratiseringsproces zal een antwoord moeten formuleren op vragen als: wat met de verhouding burger-staat, wat met de fundamentele mensenrechten, hoe omgaan met minderheden, wat is de rol van de pers, de media, hoe organiseren we de verdeling van de welvaart, de werkgelegenheid?

In hoofdstuk 3 gaan we na hoe verschillende landen met mensenrechten en fundamentele vrijheden omgaan.

Terug


De lege doos en hoe die op te vullen

Verkiezingen als uitgangsbord Panchayats Das Kapital (Sozial)
Verkiezingen als uitgangsbord

Democratisering is in. De laatste 10 jaar beleven we het failliet van de militaire dictaturen over heel de wereld, en worden 'democratieën' in gang gestoken, of wordt daar vanuit de donorlanden of -instellingen hard op aangedrongen. Mobutu was amper het land uit of het Westen eiste al democratische verkiezingen in het oude, verscheurde Kongo, het liefst met meerdere partijen. Nagenoeg alle Afrika-kenners zijn het er over eens dat het Westen mee verantwoordelijk is voor het creëren van de maatschappelijke chaos in dat land.

Zoals in het vorige deel al is aangeduid, betekent democratie niet veel als een aantal basisrechten niet worden gerespecteerd. Zo bekeken kan in principe een land met verkiezingen en meerdere partijen stukken minder 'democratisch' werken dan een eenpartijstaat met aandacht voor de noden van de bevolking. Hoofdstuk 3 gaat daar specifiek over. Als zo'n eenheidspartij een verzameling is van verscheidene strekkingen die onderling (kunnen) ijveren om politieke zeggenschap, kan dat 'democratischer' werken dan in een systeem waarbij alle partijen samen niet de meerderheid van de bevolking vertegenwoordigen. Met andere woorden, het hangt er dus van af.

De lege doos ...

Terug


Democratie als tweedehands-exportproduct

Inzake Afrika zijn een aantal verlichte geesten in het Westen tot het besef gekomen dat ons zo geliefde meerpartijenstelsel daar misschien niet zo'n goed idee was. Zoals het voorbeeld van Oeganda (zie later) al aantoont, rekruteerden de partijen teveel op etnische of religieuze of regionale basis, wat soms de conflicten eerder aanwakkerde. Verkiezingsshows konden ontaarden in bloedige botsingen tussen de verschillende groepen. Uitslagen werden vervalst, waarnemers in het ootje genomen, overwinningen met het geweer ongedaan gemaakt. Als de 'internationale gemeenschap' de verkiezingsuitslag min of meer erkende, keerde de 'rust' sowieso weer (want het land haalde het internationale nieuws niet meer!)

Verkiezingen worden op deze manier afgedwongen aan het begin van een proces. Dat zou wel eens een misverstand kunnen zijn. Het lijkt logischer de stembusgang pas aan het einde ervan te organiseren: pas als er een aantal àndere voorwaarden gerealiseerd zijn. Na een dictatuur kunnen die voorwaarden bijv. inhouden: het herstellen van de rust, van de vrede, het langzaam wortel laten schieten of het terug herstellen van volksbewegingen, burgerorganisaties, sociale weefsels, het opstarten van (eventueel nieuwe) instellingen die het vertrouwen kunnen genieten van de bevolking, vluchtelingen laten terugkeren, een aantal sleutelsectoren beheersen (media, bankwezen,...), noem maar op. Pas als er enige stabiliteit is, kunnen goed georganiseerde verkiezingen aantonen dat het land op weg is om democratischer te functioneren. En dat verkiezingen meer zijn dan een formeel gedoe, of een theathervoorstelling om anderen te plezieren.

Ook in België heerst er enige malaise omtrent het 'verplichte nummertje' om de zoveel jaar. Al zijn de omstandigheden erg verschillend met Latijns-Amerika of Afrika, ook hier heerst apathie: waartoe die formaliteit als het gevoel overheerst steeds minder controle te hebben op maatschappelijke evoluties? Maken we onszelf niks wijs door vertegenwoordigers te kiezen die samen niet zo veel macht meer hebben? Zo bekeken lijkt onze 'representatieve parlementaire democratie' bij nader onderzoek ook eerder op een lege doos.

'Uit die studie (1) blijkt dat maar liefst een kwart van de kiesgerechtigde Belgen 'nooit' meer zou gaan stemmen, als ze niet verplicht werden. De SP, de grootste tegenstander van de afschaffing, riskeert dat bijna de helft (48 %) van haar electoraat thuisblijft. VLD, Agalev en VU zijn voorstander van afschaffing en zij hebben relatief gezien dan ook het minst te vrezen: de liberalen zouden 'slechts' 38 % spijbelaars hebben, de groenen en de democratische Vlaams-nationalisten respectievelijk 25 en 30 %. De CVP schommelt met net geen 39 % tussen SP en VLD en heeft dan ook niet toevallig voor- en tegenstanders in haar rangen. De grootste verliezer in Vlaanderen zou evenwel het Vlaams Blok zijn: ruim 50 % van de kiezers zou afhaken. Toch pleit het Blok voor de afschaffing van de stemplicht.'

(Filip Rogiers in De Morgen, 25/8/97)

(1) Een ongepubliceerde studie over 'Electoraal en potentieel absenteïsme', van Johan Ackaert (LUC) en Lieven De Winter (UCL).

De lege doos ...

Terug


Een volksraadpleging?

Opdat verkiezingen op nationaal niveau zinnig zouden zijn, hebben de burgers nood aan dat gevoel van controle over waar we met z'n allen naar toe gaan. Kan dat gevoel aangescherpt worden door het houden van al dan niet consultatieve of bindende referenda? De meningen zijn verdeeld. Volgens sommigen geeft het de politici een prima kans om 'tussendoor' de meningen te peilen van de burgers. Het voordeel is dan dat die burger

gevraagd wordt na te denken en mee verantwoordelijkheid op te nemen. Het bevordert de dialoog.

Critici vrezen voor de noodzakelijke voorwaarden (de noodzaak aan objectieve informatie, de afbakening van het thema, de opkomstplicht of -recht,...). Bovendien kan het in crisis-situaties tot ongewenste conclusies leiden: de meerderheid van de bevolking wil de migranten buiten? Of zoals in Zwitserland - hét land bij uitstek van het referendum - waar vrouwen in een kanton zich uitspraken tegen het stemrecht voor vrouwen. Een 'tussendoor' bolletje zwart kleuren neigt naar een nieuwe formele ingreep, en of dat de lege doos voller maakt? Een beetje misschien, maar er zijn meer instrumenten nodig.

De lege doos ...

Terug


Grasworteldemocratie

We keren nog even terug in de tijd: naar 1835, het jaar dat de Tocqueville z'n werk publiceerde over de democratie in Amerika. Ook hij voorspelde politieke apathie als een bedreiging voor de democratie. Toen al bepleitte hij twee remedies tegen de groeiende kloof tussen burger en overheid: de decentralisatie van het bestuur (breng de politiek dichter bij de bevolking), en een sterk verenigingsleven waarlangs de burger voor zijn eigen belangen of idealen kan opkomen, of deze los van de politiek zelf kan verwezenlijken. Politieke participatie die dus verder gaat dan het uitbrengen van een stem. Hieronder spitten we die gedachte even uit: het belang van een sterke lokale democratie, en het belang van het 'sociaal kapitaal' in een samenleving.

De lege doos ...

Terug


Panchayats

In de jaren '80 constateert men in West-Europa twee bewegingen: de erosie van de nationale soevereiniteit ten voordele van supranationale instellingen, zoals de Europese Gemeenschap (dit dossier gaat op dit luik niet in), en tegelijk het delegeren van meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden naar de lokale overheden, bijv. op het vlak van milieubeheer.

Wat kun je doen als iemand beslist om in je buurt een elektriciteitscentrale te plaatsen, of een vervuilende fabriek? Niet zo veel, waarschijnlijk. Je kan betogen en hopen dat een plaatselijke politieker de inzet en de macht heeft om een beslissing ongedaan te maken.

Nochtans is er een verband tussen bijvoorbeeld de graad van milieuvervuiling en de sterkte van een lokale democratie. Het Indiase Centre for Science and Environment, New Delhi, onderzocht in 1993 die verbanden in de diverse Europese systemen van lokale democratie. Anil Agarwal, algemeen secretaris van het Centre, concludeerde dat er een goed ecologisch beheer is uitgebouwd, daar waar die lokale democratie het sterkst staat. Om het even scherp te stellen: als elke gemeente het recht heeft om een veto te stellen tegen de aanwezigheid van zwaar vervuilende industrie op haar gronden, zou die industrie (en de politiek) wel verplicht worden naar milieuvriendelijker productiewijzen te zoeken. Maar hebben ze dat vetorecht? Hoe zit het met hun lokale bevoegdheden en macht?

De lege doos ...

Terug


Lokale macht

In Zweden en in Zwitserland is dat het duidelijkst. De lokale en provinciale (departementale) autoriteiten kregen daar heel wat milieutaken gedelegeerd, niet alleen in de uitvoering van nationale of federale regels, maar ook in het opzetten van een eigen industrie rond afvalverwerking, energievoorziening, enz. Het is volgens Agarwal niet toevallig dat de landen met de zwakst uitgebouwde lokale democratie ook het meest een beroep doen op kernenergie (Frankrijk, Groot-Brittannië):

"(Bij lokale democratie) speelt het NIMBY-principe: Not In My BackYard. 'Pak uw nucleaire kernreactor, zet hem waar u wil, maar niet in mijn achtertuin! Dit is mijn habitat. Hier beslis ik! Niet u, meneer de politicus, al bent u door mij verkozen. Deze beslissing neem ik als lid van deze gemeenschap!'. Dit is geen zaak van een staat, want die vraagt zich bij kernenergie enkel af hoeveel elektriciteit kan worden opgewekt. Hoe gecentraliseerder de staat, hoe meer kernenergie je hebt. Daarom is panchayati raj - zoals wij lokale democratie in India noemen - zo belangrijk. Je hebt dus eigenlijk een zwakke staat en een ijzersterke lokale democratie nodig."

('De Wereld Morgen', jan. '94)

Agarwal vindt het toenemend belang van de lokale overheid een van de meest fascinerende experimenten in het Noorden. 'Het Zuiden', zo zegt hij, 'dat z'n systemen van gemeenschapsbeheer verloor tijdens de kolonisatieperiode en in de 'rush' naar modernisering, zou dit met grote aandacht moeten volgen.'

Het opwaarderen van de lokale overheden is in principe opgenomen in het Europese Verdrag van Maastricht. Het zogenaamde subsidiariteitsbeginsel stelt dat beslissingen genomen moeten worden op het niveau dat daar het meest geschikt voor is. In veel gevallen is dit het lokale niveau, zo dicht mogelijk bij de mensen die de gevolgen van de beslissingen zullen ondervinden.

De lokale overheden kregen ook op de internationale fora een vooraanstaande rol toebedeeld in het creëren van oplossingen en acties om tot 'duurzame ontwikkeling' te komen. De VN-Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling, gehouden te Rio de Janeiro, 1992, besteedde er zelfs veel aandacht aan. Het omvangrijke actieprogramma van de Conferentie, de zogenoemde Agenda 21, bevat heel wat actiepunten die betrekking hebben op het lokale niveau. In hoofdstuk 28 daarvan worden de lokale besturen uitdrukkelijk opgeroepen om, in overleg met inwoners en specifieke doelgroepen, te komen tot een eigen Lokale Agenda 21. Meer informatie daarover vind je in het 'Draaiboek Lokale Agenda 21', dat in het voorjaar van 1997 werd uitgegeven (verkrijgbaar bij het Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling, Vlasfabriekstraat 11, 1060 Brussel – tel. 02/539 26 20).

De lege doos ...

Terug


Das Kapital (Sozial)

Meer bevoegdheden voor lokale besturen brengt de besluitvorming dichter bij de mensen, maar dat is geen voldoende voorwaarde om 'democratie' echt te laten leven. In dit verband wordt graag verwezen naar de bevindingen van de Amerikaanse politicoloog Robert Putnam inzake gemeenschapszin, vertrouwen en het belang van een goed uitgebouwd verenigingsleven voor een levenskrachtige democratie. De term 'sociaal kapitaal' verwijst naar bepaalde kenmerken van sociale relaties: netwerken, vormen van wederkerigheid, vertrouwen. Patrick Stouthuysen, politicoloog aan de VUB, vatte Putnams onderzoek samen in een artikel in 'Samenleving en politiek' (1997 nr. 3), waaruit we onze mosterd haalden.

De lege doos ...

Terug


Democratie als leerproces

Een samenleving benadert het ideaal van 'civic community' (aanwezigheid van gemeenschapszin) wanneer burgers actief betrokken zijn bij de politiek, wanneer ze elkaar als gelijken ontmoeten, wanneer er onderlinge solidariteit, vertrouwen en tolerantie bestaan, en wanneer er sociale structuren zijn die samenwerking bevorderen. Uit vroeger onderzoek van Putnam bleek dat het niet noodzakelijk de economisch meest ontwikkelde regio's waren die het best scoorden op het vlak van democratisch functioneren. Andere factoren bleken belangrijker. Maar welke?

Putnam onderzocht daarvoor de verschillen tussen het eerder welvarende noorden van Italië en het armere zuiden. Door het verzamelen van gegevens over lidmaatschap van organisaties, over de mate waarin de mensen geïnformeerd zijn, over de kranten die ze lezen, over deelname aan referenda, over het gebruik van voorkeurstemmen, kwam hij tot een duidelijker beeld.

Waar al sinds oudsher pogingen lukten om een gecentraliseerd gezag op te bouwen (een sterke monarchie in het zuiden), ontstonden verticalere machtsstructuren, die minder ruimte lieten voor zelfstandige experimenten. Dat was dus anders in het noorden waar de stadstaten vrijelijker de politieke ruimte konden ontplooin. In het noorden bestond dus de 'institutionele context die 'civic traditions' deed ontstaan met hoge betrokkenheid ten aanzien van het lokale bestuur, de publieke zaak. Dat had een sterke invloed op de kwaliteit van en de betrokkenheid op de politiek.

Hoe ontstaat nu zo'n 'context'? Putnam stelt dat in een samenleving met bloeiende sociale netwerken, waar mensen regelmatig mekaar ontmoeten in verschillende contexten, de kans groot is dat er leerprocessen ontstaan. Mensen leren tot afspraken komen, leren conflicten beheersen, leren voor zichzelf op te komen en leren zich neer te leggen bij een niet-gewenste beslissing. Het feit dat ze met elkaar in de toekomst nog verder moeten leven, zet een rem op ongebreideld korte termijn-opportunisme.

'Zo kan uiteindelijk zelfs gemeenschapszin ontstaan. Mensen durven tijd en energie te steken in initiatieven waar ook anderen beter van kunnen worden, zonder voortdurend te moeten vrezen dat die anderen daarop zullen parasiteren. Zo ontstaan zichzelf versterkende processen.'

(Patrick Stouthuysen)

Sociaal kapitaal komt moeilijk tot stand, maar gaat gemakkelijk verloren. Waar het afwezig is, stamp je het niet zomaar uit de grond (zie de oude Oostbloklanden en de ex-Sovjet-Unie). Het zou bijvoorbeeld kunnen dat dat in Tsjechië stukken gemakkelijker gaat dan in Rusland, gezien de verschillen in gemeenschapstradities van beide landen.

De lege doos ...

Terug


Verenigingen kalven af

Putnam stortte zich op het sociaal kapitaal in de VS en kwam tot onthutsende vaststellingen die ook ons niet onberoerd kunnen laten, omdat we in hetzelfde bedje ziek zijn.

'Sinds 1960 is de opkomst bij verkiezingen met een kwart gedaald. Uit enquêtes blijkt dat het vertrouwen in de politieke instellingen gestaag achteruit gaat: in 1992 verklaart ongeveer driekwart van de bevolking 'zeer weinig vertrouwen' in de nationale overheid te stellen. Burgers keren zich in groeiende mate af van de politiek. Die trend zet zich ook door op andere terreinen. Zo daalt ook in de VS het kerkbezoek, zij het veel minder spectaculair dan in Europa. In 1953 waren 32 % van de werknemers aangesloten bij een vakbond. Dat cijfer viel terug tot 15 % in 1992. Die terugloop vinden we ook voor ouderverenigingen, voor liefdadigheidsorganisaties, de Boy Scouts, het Rode Kruis, sportverenigingen.

Er zijn evenwel een aantal tegengestelde trends. Zo zijn er ook organisaties waarvan de ledencijfers toenemen. Dan gaat het om milieuverenigingen of vrouwenorganisaties. Er is bijvoorbeeld ook de 'Association of Retired Persons', een organisatie van actieve senioren. Die telde 400.000 leden in 1960, maar vormt vandaag met zijn 33 miljoen donateurs, na de katholieke kerk, de grootste privé-organisatie ter wereld. Ook andere non-profitorganisaties, zoals Oxfam of de talloze museumverenigingen, hebben een groeiend aantal donateurs. Voorts zijn er de ontelbare 'self-help'-groepen, losse gespreksgroepen van mensen die met dezelfde problemen zitten'.

(Patrick Stouthuysen, 'Gemeenschapszin en sociaal kapitaal' in Samenleving en Politiek, 1997, nr. 3, p. 41)

Putnam stelt echter vast dat die nieuwe engagementen vrijblijvender zijn. Hij noemt het 'giro-activisme' (het overschrijven van een som geld).

Daarvoor hoef je mekaar niet te ontmoeten. Het gaat dus niet om sociale netwerken waar leerprocessen ontstaan. Het ziet er dus volgens Putnam niet zo best uit. Gesteld dat de aanwezigheid van sociaal kapitaal effectief de kwaliteit van economie en politiek bepaalt, dan zullen de gevolgen daarvan op termijn voelbaar zijn.

De lege doos ...

Terug


Het sociaal weefsel

De grote schuldige blijkt volgens Putnam de televisie te zijn, die ongeveer 40 % van de beschikbare vrije tijd opslorpt. Een omgekeerd patroon vind je bij krantenlezers: zij die het meest lezen zetten makkelijker de stap naar het verenigingsleven.

Er is ook een zekere link met stadsvernieuwing en sanering. De nieuwe hoogbouwwijken, en dat weten we bijna intuïtief, blokkeren het gemeenschapsleven.

Wanneer lokale postkantoren, stations of haltes, buurtscholen door saneringen of privatiseringen verdwijnen, vallen belangrijke knooppunten in het sociale verkeer weg. Het besparen op financieel kapitaal gaat gepaard met een verlies aan sociaal kapitaal. Patrick Stouthuysen trekt alvast stoute conclusies:

'Margaret Thatcher drukte dat zeer treffend uit toen ze verklaarde dat 'there is no such thing as society'. Als er alleen individuen bestaan, dan hoef je je als overheid ook niet te bekommeren over dingen als gemeenschapszin. Daarvan zien we vandaag de resultaten in die landen waar men het meest enthousiast de neoliberale toer is opgegaan. Er werd niet geïnvesteerd in het onderhoud van het sociale weefsel, de openbare infrastructuur werd verwaarloosd, de welzijnssector werd onder curatele gesteld. (…) en zo komen we, via een omweg, terug bij de maakbaarheidgedachte die de sociaal-democratie ooit hoog in het vaandel droeg (…). Een leefbare samenleving veronderstelt een overheid die de voorwaarden schept waaronder mensen gemeenschapszin kunnen ontwikkelen'. (p. 43)

De lege doos ...

Terug


De economie

Minder arbeid, meer vreugd?
Holle bomen

Aan de relatie tussen economie en democratie hebben we een apart hoofdstuk gewijd.(zie hoofdstuk 4)

Heel diep gaan we er hier niet op in. Toch twee bedenkingen, één over de nieuwe functie van vadertje Staat als Holle Boom, en één over Vrouw Holle oftewel het 'opzij-opzij-opzij'-syndroom.

We moeten rennen-springen-vliegen-duiken-…

Een aantal regelmatig terugkerende begrippen: internationale concurrentie, de 3 %-norm van Maastricht, de onhoudbare loonnormen, de fundamentele doorlichting van de sociale zekerheid.

… Het komt ons een oor in, maar gaat ons ander oor weer uit? Zou het kunnen dat de

honderdduizenden boodschappen over de plicht tot saneren en concurreren ons steviger beïnvloeden dan zichtbare reclames langs de weg? Wordt onze arbeidsmoraal daar niet stevig door opgeklopt, zeker nu nogal wat gezinnen twee uitwerkende volwassenen tellen?

De economie

Terug


Minder arbeid, meer vreugd?

Dat de economie (en daarbij aansluitend de loonarbeid) in toenemende mate ons leven beheerst, zal niemand ontkennen. De ideologie van groei en consumptie heeft ons allen bij de lurven. Alhoewel.

Tegelijk horen we tal van verzuchtingen over dit systeem. Steeds meer mensen – en uit onderzoek blijkt zelfs de meerderheid van de topmanagers – willen liever wat meer vrije tijd en zijn bereid daar wat loonverlies tegenover te plaatsen.

Arbeidsduurvermindering wordt – voorlopig enkel achter de debattafels – ernstig overwogen om de wurgende spiraal van werkloosheid voor de enen en overgestresseerde zenuwen voor de anderen te doorbreken.

Alleen zijn we er maatschappelijk en cultureel nog niet uit hoe we dat gaan organiseren. Er is bijv. de traditionele vakbondswerking die economische groei (en dus concurrentie) en de daarbij horende 'off-spins' (werkgelegenheid, koopkracht en dus consumptie) evengoed verdedigt als het patronaat. De uiteindelijke consequentie van deze stelling is het soort rol van stervensbegeleiding die vakbonden de laatste decennia willens-nillens op zich moeten nemen bij het sluiten of verplaatsen van bedrijven.

De economie

Terug


Rust adelt, arbeid roest

'Als ieder wat minder werkt, is er werk genoeg voor iedereen'. Dat moet toch te organiseren zijn. De Oostenrijkse filosoof André Gorz voert het begrip 'zelfbeperking' in als strijdmiddel tegen de economische dominantie:

'(…) De correlatie tussen minder arbeiden en minder consumeren enerzijds, en meer autonomie en meer bestaanszekerheid anderzijds, moet voor iedereen hersteld worden via de politiek. Met andere woorden: dit houdt in dat individuen institutionele garanties krijgen dat, een algemene vermindering in werkuren, iedereen de voordelen zal opleveren die mensen eertijds voor zichzelf zochten: een vrijer, meer ontspannen en rijker leven. Zelfbeperking wordt op die manier verschoven van het individuele-keuze-niveau naar een sociaal project.

(Gorz, in 'Oikos', jaargang 1, nr. 4, 1997)

Deze zienswijze houdt verband met de discussie over het wettelijke minimumloon voor iedereen, onafhankelijk van de arbeidsduur (die alleen nog kan afnemen) en misschien zelfs onafhankelijk van arbeid zelf.

Belangrijk is het overstijgen van de 'individuele keuze': Gorz spreekt duidelijk over 'institutionele garanties', dit wil zeggen: het is een politiek project. Het gaat dus om het maatschappelijk organiseren van wat velen als individuele behoefte aanvoelen: de kwaliteit van het leven verbeteren.

Dat politiek project kan dan de link leggen met het 'sociaal kapitaal' van Putnam. De politiek kan, door zo'n herverdeling van arbeid te begeleiden, terug het initiatief nemen om het sociaal kapitaal (de netwerken van verenigingsleven) van een samenleving te stimuleren. Met andere woorden, de burgers krijgen dan de tijd, de ruimte én een stimulerend discours (alle drie even belangrijk) om opnieuw aan sociale weefsels nieuwe solidariteitverbanden te werken, om wederzijdse hulpnetwerken uit te bouwen, enzovoort. Dat ook zo'n stimulerend discours nodig is, mag blijken uit de nog steeds voortdurende negatieve beoordeling van 'langdurig werklozen' ("'t is dat ze niet willen werken") of mensen die deeltijds willen werken ("luizen" worden ze in Nederland spottend genoemd).

De economie

Terug


Een 'sterke' democratie

Dirk Diels gaat een heel boek lang na ('Ondergesneeuwde Sporen') hoe arbeid onze manier van burgerschap bepaalde, en hoe dus een gewijzigde arbeidsrealiteit een vernieuwd burgerschap moet aanzwengelen. Ook hij verwijst naar Gorz, naar Putnam en naar de Amerikaanse filosoof Benjamin Barber. Eén van z'n besluiten:

'Onze arbeidssamenlevingen huldigen een enge visie op vrijheid en burgerschap. Wie meedoet in de betaalde arbeid, telt mee. Wie niet meedoet of wie niet kan meedoen, geniet heel wat minder aanzien. Dat dominante arbeidsethos heeft ook de politiek haar zin ontnomen. Dé politiek is een zaak van professionals geworden. (…) Wanneer we het arbeidsbegrip openbreken en ook rekening houden met de burgers die zich vrijwillig engageren in zelfgekozen gemeenschapsverbanden, kan een bredere visie op politiek en vrijheid worden ontwikkeld. Dat alternatief heet – in de woorden van Barber – 'sterke democratie'. Ze heeft de vorm van een gemeenschap van actieve burgers die zichzelf regeren. Die burgers scholen zich aldus in allerlei praktijken van besluitvorming en samenwerking'. (p. 127)

De economie

Terug


Holle Bomen

Maar heeft de overheid, de staat nog de wil en de ruimte om zo'n herverdeling mogelijk te maken? De industriële, financiële en technologische krachten bepalen de wereld meer dan de staten en de overheden op dit moment doen. Nochtans worden die staten geacht de uiteindelijke politieke autoriteit te bezitten over samenleving en politiek.

Dat is het uitgangspunt van Susan Strange, Britse econome, in haar recente boeken over de rol van de staat, of beter van de 'non-state authorities', de organisaties die verantwoordelijk zijn voor de grote structurele veranderingen in de economie en de technologie. Strange toont met talloze voorbeelden aan hoe de vormgeving van de samenleving meer en meer in handen komt van instanties, ondernemingen en organisaties die niet democratisch 'erkend' zijn maar wel dominant aanwezig. Of het nu gaat om de maffia, de grote telecommunicatiebedrijven, de accountancy- en consultancybedrijven of kartels, allen zijn het vormen van 'niet-staats-authoriteiten' die de ruimte van het politiek bedrijf voortdurend inkrimpen en/of bedreigen. De maatstaven voor het overheidsingrijpen worden nu buiten de staat vastgelegd. "De rollen zijn omgekeerd", stelt ze, "de markt trekt de grenzen van het publieke domein".

In het beste geval krijgen de staten nog medezeggenschap. En zelfs dat wordt langzaam opgegeven. Niet openlijk, want dat betekent 'afgang' in de ogen van de bevolking. Maar soms is de machteloosheid niet te verhullen, zoals bleek bij de sluiting van de Renault-fabriek in Vilvoorde. Het verontwaardigd protest van de politici klonk zeer hol.

"Staten zijn holle bomen", zegt Susan Strange, "ze zijn hun kern aan het verliezen. De buitenkant groeit door, er komen nieuwe takken en die dragen blad. Maar bij een flinke storm lopen zij gevaar".

Wat te doen?

Strange loopt niet hoog op met de weinig democratisch gecontroleerde supranationale instellingen. Zij stelt voor fundamenteel 'neen' te zeggen tegen arbitrair genomen beslissingen, de 'negarchie':"de macht om arbitraire autoriteit nietig te verklaren (to negate), te limiteren of te beheersen". Embryonale ontwikkelingen van deze 'negarchic power' ziet Strange in transnationale organisaties als Amnesty International en Friends of the Earth, in het verzet van overheden tegen de almacht van de internationale financiële markten, in het blootleggen van structuren en machtsvormen die de legitimiteit en efficiëntie van de democratie aantasten.

"Als tegengewicht voor grote en belangrijke instellingen zoals het IMF, de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie, bepleiten veel experts het uitbreiden van de bevoegdheden van de Verenigde Naties (VN) en enkele van haar Raden. Zo zou de Economische en Sociale Raad van de VN (een voor de rest vrij onbekende instelling) op het vlak van sociaal-economische aangelegenheden moeten zijn wat de Veiligheidsraad voor de 'wereldvrede' betekent. Een illusie? Een onrealistische verwachting gezien de logge bureaucratie en de beperkte middelen van de VN?

Wellicht. Maar de vraag is gesteld: er is behoefte aan zo'n tegengewicht. Aan alle instanties, waaronder de VN, om te zien hoe dat er kan uitzien. Kofi Annan, de nieuwe secretaris-generaal van de VN, zal voor deze nieuwe uitdagingen een dosis cafeïne goed kunnen gebruiken.

(Info op basis van de lezing van Sam Van den Abeele, lic. geschiedenis, voor Jongeren en de Wereld, 7 april 1997.

De economie

Terug


Een concrete oefening

Zaal F, het Sienjaal, Beweging voor Mensen van Goede Wil, Centrum voor Politieke Vernieuwing, TriAngel, de Witte Comités, NPC, de Werkgroep Langendries, SOS Democratie. Een losse greep aan initiatieven die de laatste paar jaar onstonden om de democratie te verfraaien of volledig van inhoud te herzien.

Het zal je wel opgevallen zijn dat er in dit hoofdstuk niks geschreven is over deze pogingen om de Belgische democratie in een nieuw kleedje te steken. Aan jou om uit te zoeken wat het kaf en wat het koren is?

Terug