![]() |
Dromen van 'De Hel'
14 april 2001, BREDA - Ze noemen het eerbiedwaardig 'De Hel'. Voor veel renners is het echter een droomkoers. Omdat Parijs-Roubaix een wedstrijd is vol stof, keien, heroïek, gevechten van man tegen man, memorabele momenten ('Ik zie Kuiper nog staan') en grote winnaars. Ooit moet het wielrennen zo begonnen zijn, weten zij die de keien aanbidden.
![]() Vijf jaar geleden reed Adrie van der Poel zijn laatste voorjaarsklassiekers. "Maar met dit weer - mijn weer - begint het zo vlak voor Parijs-Roubaix toch weer te kriebelen. Dan zou ik die koers best nog eens willen rijden. Met andere koersen heb ik dat niet."
Adrie van der Poel had iets met Parijs-Roubaix, de meer dan honderd jaar oude koers tusssen (tegenwoordig) het zwierige, historische stadje Compiègne en het noordelijke, asgrauwe Roubaix. Hij was en is niet de enige coureur voor wie de 'Hel van het Noorden' een droomkoers is. Stuart O'Grady was baanrenner in Australië, toen de vader van Patrick Jonker 'plagend' een videoband van de wedstrijd in diens recorder stopte. 'Hier, dit is pas wielrennen', moet Jonker senior gezegd hebben.
"Ik wist niet wat ik zag. Dat dit bestond. Ik was op slag verliefd op die koers en wist direct wat ik wilde: naar Europa gaan en Parijs-Roubaix rijden", zegt O'Grady.
En zo zijn veel jongens ooit op vroege leeftijd gegrepen door de koers die ze omschrijven als 'heroïsch', 'een man-tegen-man-gevecht' of gewoon als de enige wedstrijd die de tand der moderne tijd heeft weerstaan. Zwoegen over het vlakke, winderige boerenland, over amper verharde keienpaadjes, waarop je je niet comfortabel mee kunt laten voeren in het zog van degene die voor je rijdt. 'Eens moet het wielrennen zo begonnen zijn'.
Niet alleen in Australië hebben ze die aloude koers ooit voor de televisie leren kennen. "Ik zal tien, elf jaar geweest zijn toen ik voor de buis zat te kijken", zegt Aart Vierhouten, van alle Nederlandse renners de man die het meest verzot is op Parijs-Roubaix. "Je zag zoveel gebeuren. Het was alsof in die wedstrijd de dingen veel duidelijker naar voren kwamen. Je zag de gevechten, de solo van Moser, het terugkomen. Vanderaerden viel, kwam terug en demarreerde weer. In geen enkele andere koers zag je dat. Het idee dat je daar op die keien tenminste nog terug kon komen na een lekke band, fascineerde me al. Dat beeld van Kuiper, wanhopig wachtend op een wiel, vergeet uiteraard ook niemand. Het duurde een eeuwigheid. Ik weet nog goed hoe ik baalde toen ik dacht dat hij voorbij gereden werd. Bleek het zijn reservefiets te zijn, waarmee ze kwamen aanlopen."
"En dan die stofwolken." Dat stof heeft volgens hem iets magisch. "Als je iemand een wiel hebt gegeven en achter de groep beland, weet je op die stenen echt niet waar je rijdt. Je zit te zwoegen in een enorme stofwolk en ziet niets. Tot je van die keienstrook af bent en de lucht klaart. Dan ineens zie je iedereen weer rijden: de groepjes en de wagens."
Gelukzalig
Zijn eerste Parijs-Roubaix herinnert hij zich nog als de dag van gisteren. "Ik reed bij Rabo en had de wielerbaan in Roubaix nog nooit gezien. Ze zeiden me: het zal niet meevallen de wedstrijd uit te rijden. Maar ik wilde die baan halen. Mijn opdracht was meespringen in het begin en vanaf de eerste kasseistroken wielen geven aan de kopmannen. Ik gaf er twee aan Ekimov en eentje aan Van Hooijdonck. Toen ik gelost werd, begon de wedstrijd pas voor me." Vierhouten lacht gelukzalig als hij eraan terugdenkt. "Ja, ik dacht: dit moet eens mijn wedstrijd worden. Ik kon de stenen gemakkelijk aan."
Vierhouten is bij Rabo het prototype van een meesterknecht. De man die op de grote molen gaten dicht rijdt, als sneeuw voor de zon. Een dag per jaar heeft hij het recht zichzelf voorop te plaatsen. In de Hel kan hij boven zichzelf uitstijgen. En dus kijkt Vierhouten uit naar morgen. Hij deed zijn werk in de andere koersen en voelt zijn moment naderen.
"De laatste weken merk ik dat ik steeds dichter bij het podium kom. In de Ronde van Vlaanderen had ik nog geen superbenen en toch zat ik maar iets meer dan een minuut achter de winnaar. Dat zegt dat de conditie heel goed is. Zondag probeer ik zo lang mogelijk in het wiel van mannen als Tafi, Zanini en Museeuw te blijven. Als ik los, is het over." Vierhouten weet immers van zichzelf dat hij geen Vanderaerden is.
Niet taai?
Vierhouten gaat van start in een ploeg met bijna louter jongeren. Matthé Pronk is een jonkie dat geknipt lijkt voor het labeur op de keien. De Noord-Hollander benadert de koers echter nuchter. "De fascinatie voor Parijs-Roubaix heb ik als jongen nooit zo gehad. Ik heb wel een voorliefde voor zware wedstrijden. Dus ook voor zo'n aparte koers als deze, maar ik zou niet ieder weekeinde een Parijs-Roubaix willen rijden." Omdat het een wedstrijd is gebleken voor de oudere mannen? "Wie zegt dat wij niet taai zijn?"
Karsten Kroon zit op dezelfde golflengte als zijn slapie Pronk. "Ik heb de wedstrijd twee jaar geleden voor het eerst gereden. Het was echt fantastisch. Deze koers heeft uitstraling en heroïek. Jij rijdt over eeuwenoude, uitgesleten weggetjes. Met duizenden mensen langs de kant. Maar toch: het is niet echt mijn koers. Ik kan hem wel aan, maar op andere parcoursen kom ik beter tot mijn recht."
Steven de Jongh (ook Rabo) is een renner die wel goed tot zijn recht komt op de kasseien. "Vanaf het moment dat ik ging fietsen, wilde ik deze wedstrijd rijden. Gecombineerd met het feit dat je hem ook aankunt, maakt dat je van zo'n koers gaat houden."
"Toen ik bij TVM prof werd, hoopte ik vooral Parijs-Roubaix te mogen rijden." Eenmaal op weg naar Roubaix werd het laatste anderhalf uur een martelgang. Die hij nooit had willen missen. "Te vergelijken met het voltooien van de Elfstedentocht of het halen van Parijs in de Tour."
De Jongh overkwam deze maand het ergste wat een Roubaix-adept kan overkomen: ziek worden. "Ik werd ziek in de Driedaagse van De Panne en zat in de Ronde van Vlaanderen aan één stuk door te hoesten op mijn fiets. Ik heb Gent-Wevelgem daarom maar laten lopen. Zondag moet ik aan de start staan."
Vierhouten, De Jongh, Pronk, Van Bon, Hoffman, Knaven, Koerts, Van Heeswijk, ze voelen zich als laaglander snel thuis op de keien. Jeroen Blijlevens traint ook bijna dagelijks met een clubje Roubaix-liefhebbers, maar hem zien ze er niet. Blijlevens: "Iedereen in ons trainingsgroepje doet er lyrisch over. Ik snap niet waarom. Voor mij is het wedstrijd waarin je minstens twee keer lek rijdt en een keer valt. Als er iets is waar ik een hekel aan heb, zijn het die twee dingen. Dus wat er nu zo mooi is aan de wedstrijd, weet ik niet."
Knaven lacht. Hij herinnert zich de neo-prof Blijlevens die even lyrisch was na zijn eerste Parijs-Roubaix. Knaven is al doende van de wedstrijd gaan houden. "Ik ben nooit zo'n tv-kijker geweest. Op die dagen moest ik meestal zelf koersen."
Tot Parijs-Roubaix dus op zijn programma verscheen. "Voorop rijden in de eerste groep, geeft een speciaal gevoel. Parijs-Roubaix is iets legendarisch, en plots rijd je daar zelf in de eerste groep." Iedere keer blijft het voor hem mooi de keien op te draaien. "Al dat stof, al dat volk op de baan. Ik denk niet dat er niet veel aan is als er geen publiek zou zijn. Die mensen maken de sfeer. Waar zij staan, daar moet je heen, weet je."
Parijs-Roubaix is echter ook vaak een meedogenloze wedstrijd. Wie vermoeid raakt, kan zich niet verschuilen in de schoot van de groep. Er zijn weinig andere koersen waar de renners op het vlakke zomaar uit het wiel worden gereden. "Rijden op de keien is een beetje als bergop rijden, slopend dus", weet Knaven. Van der Poel kende dat gevoel ook. "Als je kapot zat, werd het net een bergetappe."
Rijden op de stenen is een vak apart. "Als veldrijder kon ik er mijn stuurmanskunst kwijt", zegt Van der Poel. Erik Dekker mijdt de keienklassieker, omdat hij er zijn talenten niet kwijt kan. "Ik ben er te licht voor geworden. Volgens mij moet je zwaar zijn om goed over de stenen te kunnen rijden."
Lekker
Jans Koerts is zo'n 'zwaar' krachtmens. "Het is lekker om hard over die 'kasseitjes' te rijden", zegt de Mercury-rijder. Ook Koerts begon als knecht aan het karwei in Noord-Frankrijk. "Mijn eerste keer moest ik, bij Festina, Kelly steeds terugbrengen." Koerts gaf wielen af en hield zich desondanks staande. "Ik was 22 jaar oud en als ik niet op Kelly had hoeven wachten, had ik misschien meegedaan in de finale. Sindsdien weet ik dat ik er op een mooie dag ver kan komen."
Het winnen van je jongensdroom. Van der Poel: "Als je weet dat je hem kunt winnen, is het geen droom meer. Want dromen zijn bedrog." Van Bon: "Voor mij was het nooit zoiets als een droom. Wel een koers die ik kan winnen." Knaven: "Ik zeg niet dat het de koers is die ook ga winnen, maar als er een wedstrijd is die ik graag wil winnen, is het Parijs-Roubaix." Van der Poel: "En zeg niet dat alles afhangt van het geluk. Op de erelijst staan alleen grote namen. Dan kun je moeilijk spreken van een gelukskoers."
Martin van Steen behoort ook tot het gezelschap renners dat smult bij de gedachte aan Parijs-Roubaix. Hij zal hem dit jaar zeker niet winnen. Omdat zijn ploeg Bankgirloterij er niet rijdt. "Heel jammer vind ik dat." Zijn collega Jan van Velzen maalt er niet om. "Parijs-Roubaix een jongensdroom? Nou volgens mij meer een nachtmerrie." Jans Koerts en al die anderen weten het: Parijs-Roubaix is een koers waar je verliefd op bent of die je haat.
|