Voor woensdag en donderdag voorspelde de meteo echter een tijdelijke maar
substantiële weersverbetering. Na een haastig ontbijt werden de rugzakken gepakt en
vertrokken we richting La Palud. Vandaar ging het met de funnevia del Mt Bianco (heen en
terug ongeveer 1000Bfr) naar de rifugio Torino. Als je op voorhand geen overnachting
geboekt hebt kan je maar beter extra vroeg in dit "Alpenhotel" arriveren. Immers
wie eerst komt heeft de meeste kans op een nog vrijstaand bed. Refugio is eigenlijk een
slechte benaming voor deze gigantische constructie met hotelallures. Ja, zelfs het toilet
is voorzien van stromend water. Pikant detail, in de refuge mag er eigenlijk door de
klimmers niet zelf gekookt worden. Op een dag als vandaag stelde dit geen enkel probleem,
op het zonnige terras was er volop kookgelegenheid. Bij slecht weer stel ik mij toch
vragen ontrent de zin van deze reglementering. Wij, Chris, Patrick en ikzelf hebben de dag
al luierend en genietend van de hoogtezon en de prachtige uitzichten doorgebracht. In
zuidelijke richting heb je een schitterend uitzicht op Courmayeur, de Val Veny en de Val
Ferret. Hogerop zie je de Gran Paradiso, Grivola, Rutor en dergelijke. Aan de zuidelijke
horizon kan je bij goed weer tot aan het Parc national des Ecrins kijken. In het westen
domineert de alles overheersende Monte Bianco het vergezicht. Van hieruit kan je trouwens
de twee toppen van deze witte gigant duidelijk onderscheiden. Ten oosten van de hut
verrijst de Grandes Jorasses met zijn kwalijke reputatie. Het eigenlijke doel van onze
tocht, namelijk de Dent du Geant en de Aréte de Rochefort zijn ook te bewonderen. Met een
verrekijker kan je de klimmers observeren die deze reusachtige granieten monoliet trachten
te bedwingen. Reeds in de vroege namiddag beginnen klimmers van allerlei pluimage hun
opwachting te maken bij de hut. Tegen de avond is gans de hut stampvol. De nacht is zoals
meestal in dergelijke omstandigheden een verschrikking. Je ligt bij elkaar gestouwd, als
sardienen in een blik, gans de nacht te luisteren naar menselijke slaapgeluiden
.
Ondanks het geopende raam hangt er een muf geurtje afkomstig van ongewassen lijven, vies
ondergoed en borrelende darmgassen. Over één ding waren we alle drie roerend eens. Het
was er koud, ijskoud zelfs. Wij hebben alle drie, volledig gekleed, de nacht doorgebracht
onder een vieze paardendeken. Omstreeks 3u30 wil plotseling 250 man gelijktijdig opstaan,
zich gelijktijdig kleden, ontbijten en zo snel als mogelijk gelaarsd en gespoord op het
ijs staan. Je kan je de chaos wel inbeelden.
Stijgijzers en touw heb je reeds nodig van in het begin want het sneeuwveld ligt vlak
achter de hut. Aanvankelijk volg je een breed spoor dat makkelijk in het schijnsel van je
hoofdlamp te onderscheiden is. Het terrein loopt nog wat af zodat je stramme spieren
rustig opgewarmd geraken. Al heel vlug bereik je een splitsing, wij nemen het rechterspoor
richting Aiguilles Marbrees. Op het linkerspoor zien we in de verte al enkele touwgroepen
richting Vallee Blanche trekken. De sneeuwkwaliteit is bijzonder goed, de koude nacht
heeft voor een mooie harde korst op de sneeuw gezorgd. Nieuw materiaal wordt hier grondig
op de juiste instellingen getest. Iets te ruime stijgijzers vallen zo onder je schoenen
vandaan. Aanvankelijk gaat het heel gemoedelijk bergop tot je de voet bereikt van een smal
sneeuwcouloir dat leidt naar een enorm rotsblok (gendarme). Het couloir zelf meet ongeveer
drie touwlengten en is behoorlijk steil. Aan het diepe daalspoor zie we dat de
schitterende sneeuwcondities van de ochtend onder invloed van een hoog staande zon algauw
zullen verslechteren. Boven gaan we rechtsaf en staan we voor een wand, route mixte, dus
rots en ijs, van geringe moeilijkheidsgraad (niveau 2). Deze klim is niet moeilijk maar
omwille van het gevaar voor steenslag zeker niet ongevaarlijk. Een helm is dus
noodzakelijk. Een echt duidelijk spoor is er niet voorhanden. Alle rotsblokken liggen los.
Het makkelijkst vorder je nog over achtergebleven ijsresten van het voorjaar. Aandacht en
concentratie zijn hier op zijn plaats. Eens deze hindernis overwonnen bereik je de voet
van de eigenlijke Dent du Geant. Tijdens de klim er naar toe verliest deze rotstand veel
van zijn aantrekkingskracht. Van ver imponeert hij maar hoe dichter je hem nadert hoe meer
hij gaat lijken op een rotswand die zelfs in onze contreien zou kunnen staan. Met de
Aréte de Rochefort is het net het omgekeerde. Van veraf lijkt deze graat een fluitje van
cent maar eens je erop staat vloeit de adrenaline rijkelijk door je lichaam. Langs rechts
sta je boven een afgrond van ± 3000m ( je kijkt tot in de Val Ferret). De andere kant is
nog steeds goed voor een slordige 2000m niveauverschil. De breedte van de graat varieert
van aanvankelijk een ruime halve meter tot een voet breed wat verderop. Deze graat is van
een verbluffende schoonheid. Hij is smal, ruw, op bepaalde plaatsen steil en voorzien van
prachtige sneeuwluifels. Wij besluiten om de Dent du Geant nog wat links te laten liggen
(het is 06u30 en de graniettand ligt nog volledig in de schaduw terwijl er een ijskoude
wind doorheen de col giert) en eerst een tocht over de graat te maken. Goede afspraken
over de handelwijze bij een eventuele valpartij zijn wel aan te raden. Wij hebben de graat
gevolgd tot aan het steile stuk waar de rotsen terug beginnen. De terugweg is in het
dalende stuk nog extra moeilijk en gevaarlijk. Terug aan de voet van de Dent du Geant
gekomen was het daar een drukte van jewelste. Meerdere touwgroepen Amerikaanse militairen
wilden de beklimming wagen onder leiding van een Italiaanse berggids. Na meer dan een uur
wachten in de ijzige koude was het onze beurt. Mijn Amerikaanse voorganger had blijkbaar
alleen nog maar een theoretische klimopleiding achter de rug. Dat de overstap van theorie
naar praktijk gigantisch kan zijn heeft die jongen aan den lijve moge ervaren. Het lukte
hem maar niet om zelfs relatief eenvoudige passages te overwinnen. Door al dat gepruts
werd er zodanig veel tijd verloren dat wij besloten op onze passen weer te keren. Wij
wilden immers nog met de laatste lift van de dag terug dalwaarts gaan. Beide doelen in
één dag realiseren is zeker mogelijk maar dan moet het Amerikaanse leger wel thuis
blijven. De terugtocht verliep zonder noemenswaardige moeilijkheden en rond 14u30 waren we
terug in de refuge. Vandaar de trappengalerij af richting kabelbaan en een half uurtje
later stonden we terug in een zonovergoten La Palud.
Alles nog eens flink doorspoelen met een paar stevige pinten en een mooie klimtocht
werd geschiedenis.