
Trelatête

zicht op de Mont Blanc |
Als sneeuwbeklimming voor de zomer van 1997 viel de keuze op
Aiguilles de Trelatête
(3892m ). De eerste dag van de beklimming was reeds ver gevorderd toen we (Chris,
Theo en Jos) ons naar de bivakhut Gino Rainetto begaven.
In de Val Veni moet je de wagen achterlaten aan Cantina della Visaille (1659m), ondanks
het feit dat de weg verder loopt na de gesloten slagboom. Het is beter zo, want met de
jaren zag je steeds meer dagjestoeristen, de rust verstoren en het milieu vervuilen.
Driehonderd meter hoger waar de Lac Combal een beek vormt, voert een pad ons langs de
rechter zij-moreen van de Miage naar een lang en soms steil bergpad. Niettegenstaande
we het reeds herhaalde malen bestegen hadden, bleef het een zware beproeving zeker met
onze goed gevulde rugzakken. Na drie en een half uur zweten stonden we in de sneeuw
aan de deur van de bivakhut (3059 m). Eigenlijk bleef er nog tijd genoeg over om tot op
de top van de Petit Mont Blanc te gaan. Onder ons zagen we echter een horde mensen
naderbij komen waardoor we onmiddellijk besloten om zo vlug mogelijk een plaatsje te
bemachtigen in de hut gezien er maar negen britsen beschikbaar zijn. Twee gemzen: een
moeder met jong verbleven in de onmiddellijke omgeving van de hut.
De volgende morgen om halfvijf was het opstaan geblazen en werden na een vluchtig
ochtendmaal de rugzakken op de schouders gehesen en de stijgijzers aangebonden. Er
was geen bewolking en de weerkaatsing van de volle maan op de sneeuw liet ons toe om
zonder bijverlichting te stijgen. Om vijf uur maakten we dan ook onze eerste voetsporen in
de krispende sneeuw. Ondanks de zachte temperatuur beten de stijgijzers zich goed in de
sneeuw en het was dan ook vanzelfsprekend dat we vlug zouden moeten vorderen om
goede sneeuw-kondities te behouden.
Ten zuiden in de verte konden we de lichtflitsen van een onweer waarnemen en uit de vallei
onder ons stegen langzaam enkele slierten nevel op, maar de wind die van de toppen
kwam blies ze steeds weer naar beneden.
Om zes uur, juist voordat de zon de toppen boven ons goud zou kleuren, stonden we op de
top van de Petit Mont Blanc. Van de kleine rots-top terug naar beneden klauteren was
makelijker dan de daaropvolgende afdaling naar de Glacier du Petit Mont Blanc. Een
afdaling die, gezien de loszittende rotsen en de onderliggende ijsspleten, best beveiligd
moest worden.
Eens op de gletsjer werd het zigzaggend stijgen tussen de ijsspleten. Hogerop bij de
ijsval
die ons over de ganse breedte van de gletsjer de weg versperde bleef er ons maar een
mogelijkheid over. Langs onze rechter zijde liep een sneeuwbrug over de gapende
ijsspleet . Met een kloppend hart, niet allen van de inspanning, en de nodige
veiligheidsmaatregelen werd dit obstakel dan ook genomen. Een steile maar korte klim
bracht ons op de ijsrug die de grens vormde tussen de twee gletsjers.
Van daaruit was het verdere vervolg van de route naar de top ons duidelijk. Een
sneeuwhelling die steeds steiler werd en voor de oostelijke top wel even een helling van
70° vertoonde, wees ons de weg naar de top. Om half negen bood de top ons een
onvergetelijk zicht op de glacier de la Lex Blanche en langs de andere zijde op de Mont
Blanc. Op dat ogenblik was de Val Veni, Val Ferret en Courmayeur bedekt door een
immens wit wolkendek. Het zicht op de middentop was enigszins irreëel, met een ronde
witte mast die erop neergeplant is, zoiets verwacht je zeker niet op deze hoogte.
Rond negen uur werd de afdaling aangevat. Onze voeten zakten steeds dieper in de
sneeuw, het was tijd om gestadig te dalen. De sneeuwbrug werd met nog meer
omzichtigheid overschreden. Iets voor de middag bereikten we de bivakhut. Na onze
achtergebleven materiaal gerecupereerd te hebben werden de laatste 1387 meters
hoogteverschil van de 2233m aangevat.
Een beklimming met heel mooie momenten waar het kiezen van de route een voortdurende
bezigheid is. Een niet-veel belopen route waar best een grote portie hooggebergte
ervaring van pas komt.
|