DOMINICUS GYMNASIUM - ATHENEUM

 

LEESDOSSIER ENGELS -KLAS 5  en 6.

 

A.   AANWIJZINGEN INDELING BOEKVERSLAG

B.    VERWERK1NGSOPDRACHTEN

 

A. De volgende onderdelen vinden in onderstaande volgorde hun plaats in het boekverslag.

 

A1. Bibliografische qegevens

 


Auteur :

Titel:

Ondertitel :

Plaats (van uitg.):

Jaar (van uitg.):

Eerste druk:

-   pseudoniemen hier niet oplossen

-   indien afwezig: weglaten

-   indien afwezig: z.pl.

-   indien afwezig: z.j.

- bedoeld is het jaar van de eerste druk

[mogelijke bibliografische gegevens: ISBN-nr, -aantal pagina's]

Opdracht:

 

-   indien afwezig: weglaten; bedoeld is een in het boek

  voorkomende vermelding van de persoon aan wie

  het boek opgedragen is. Letterlijk overnemen.

Motto:

-   indien afwezig: weglaten; bedoeld is een tussen de

   titelpagina en het verhaalbegin voorkomend

   tekstfragment (regels tekst), dat door de auteur

   meegegeven wordt ter overweging. Letterlijk

   overnemen; niet toelichten of verklaren in deze

   paragraaf, maar benutten bij de motievenstudie.

N.B.: deze bibliografische gegevens dienen puntsgewijs gegeven te worden - en dus niet als verhaaltje.

A2. Samenvatting

De   samenvatting   geeft   een   helder   en   betrouwbaar   beeld   van   de   belangrijkste gebeurtenissen in het verhaal. Bij de bepaling van de omvang van de samenvatting moeten uitersten vermeden worden - een samenvatting van enkele regels is even onbruikbaar als een samenvatting van zeven kantjes A4 - en rekening worden gehouden met het beoogde doel: een zodanig beeld van de tekst te geven dat over ruim twee jaar het verhaal bij lezing

van de samenvatting in herinnering geroepen kan worden. Veel samenvattingen die via het net binnenlopen, voldoen daarom niet of nauwelijks.

Bedenk dat de vermelding van enkele 'details' een samenvatting veel levendiger maken kan en het geheugen als steun kan dienen.

A3. Vertelinstantie

-          Bepaal zo genuanceerd mogelijk de vertelinstantie van de tekst. Gebruik de begrippen,
zoals ze gedefmieerd zijn in het 'Overzicht begrippen literaire analyse'.

-          Geef minimaal twee tekstbewijzen (met vermelding van vindplaats: pag. nr.), die de
keuze ondersteunen. Soms is onvermijdelijk dat je bij de bewijzen nog een korte
toelichting geeft, omdat ook bewijzen zelden voor zich spreken.

-          Geef - liefst met behulp van de tekstbewijzen - aan wat de functie en / of het effect van
de gehanteerde vertelinstantie is in het boek in kwestie: objectivitiet, subjectivrteit,
spanning, kans op identificatie, misleiding, enz. zijn mogelijke functies / effecten.

A4. Personages

-          Beschrijf en typeer de personages die in het verhaal een belangrijke rol spelen.

-          Bij de typering dient allereerst het onderscheid tussen 'flat' en 'round characters' gevolgd
te worden. Toelichting bij de typering is onontbeerlijk.

-          Bij de beschrijving is het van belang aandacht te vragen voor het uiterlijk (gezicht,


lichaamsbouw, maar ook leeftijd, geslacht, kleding, opvallende kenmerken), het innerlijk (karakter en principes, ook zoals dat in gedachte en gedrag tot uitdrukking komt), de relatie met andere personages in het verhaal (vader, moeder, zoon, dochter, werkgever, buurvrouw) en de verhaalfunctie (brenger van het noodlot, contrastfiguur).

-     Bij vitale passages citeren en verwijzen naar de tekst via paginanrs.

A5. Ruimte

-          Beschrijf en typeer de belangrijkste ruimten in het verhaal. Selectie is verstandig, om te
voorkomen dat alle ruimten beschreven worden. Weersgesteldheid geldt als ruimtelijk
element.

-          Gebruik de terminologie, zoals die gebruikt is in het 'Overzicht begrippen literaire
analyse'.

-          Bij vitale passages citeren en verwijzen naar de tekst via paginanrs.

A6. Tiid

-          Analyseer de tijd en het tijdsverloop in het verhaal. Hanteer de aspecten en gebruik de
terminologie, zoals die gebruikt zijn in het 'Overzicht begrippen literaire analyse'.

-          Bij vitale passages citeren en verwijzen naar de tekst via paginanrs.

A7. Motieven

-          Typeer, beschrijf en analyseer de motieven in het verhaal. Volg daarbij de definities,
zoals die gebruikt zijn in het 'Overzicht begrippen literaire analyse'.

-          Typering van de motieven geschiedt door naamgeving (het motief van de inwijding,
motief van de oorlog,  motief van de verioren zoon) en categoric (verhaalmotief,
leidmotief, cultuur-historisch motief).

Beschrijving van de motieven geschiedt door een drietal bewijsplaatsen (citaten, met verwijzing naar de tekst) per motief, voorzien van een toelichting, waarin de betekenissen van dat motief tot uitdrukking komen.

-          De analyse van  de motieven  ligt  in  het veriengde van  het commentaar bij  de
bewijsplaatsen. Er wordt bij wijze van slotsom een beeld gegeven van de1 betekenis van
het motief in het verhaal.

-          Vergeet het motto niet een rol te laten spelen in de motievenstudie: komt het motto in een
van de motieven terug, dan heb je een extra bewijsplaats gevonden.

A8. Thema

Geef in een zin de grondgedachte van het boek! Geef daarbij toelichting, waarin tot uitdrukking komt: hoe je tot dit thema hebt besloten en hoe de gevonden motieven in het thema terugkeren. Het is een misverstand te menen dat de formulering van het thema ergens op internet of in een uittreksel(boek) standaard te vinden is: het is jouw keuze met behulp van de in je verslag voorrdien verzamelde gegevens. Er is niet een thema, maar het is ook niet zo dat alle formuleringen goed zijn.

A9. Mening

Hopelijk heb je een boek gekozen dat de moeite van het lezen en analyseren waard was. Een teleurstellende ervaring kan echter ook wel eens het oordeel scherpen. Om dat oordeel gaat het in eerste instantie. Belangrijker echter dan de uitslag (goed of slecht) zijn de argumenten die je gebruikt om je tevredenheid of onvrede uit te drukken. Moeilijke woorden en omvang van het boek zijn als argumenten aan de onnozele kant.

A10. Bronnen / gebruikte literatuur

Geef precies aan welke bronnen (gedrukte en ICT) je gebruikt hebt.


B. VERWERKINGSOPDRACHTEN

B1. Welke ideeen, gevoelens, problemen, situaties of gebeurtenissen die in het boek beschreven worden, zijn 'van alle tijden' (dus over honderd jaar nog steeds actueel of interessant)? Schrijf hierover een betoog van minimaal een Yz A4'tje. Geef steeds concrete voorbeelden u'rt het boek.

B2. Geef een uitgebreide beschrijving van de afbeelding op de voorkaft van het boek. Welke verwachtingen wekt deze afbeelding met betrekking tot de inhoud? Voldoet het verhaal aan deze verwactingen? Geef een toelichting. Welk verband is er tussen deze afbeelding en het verhaal?

Welke passage uit het boek past het beste bij deze afbeelding? Geef een kort citaat en verwijs naar de tekst via paginanummer.

B3. Welke invloeden van de tijd waarin het boek geschreven is, vind je terug in het verhaal? Geef steeds concrete voorbeelden.

Had het boek ook in een andere tijd geschreven kunnen zijn? Geef een uitvoerige toelichting.

B4. Als je een boek gelezen hebt over een maatschappelijk onderwerp (bijvoorbeeld (drugs)verslaving, oorlog, discriminatie), is het mogelijk dat je mening over dtt onderwerp na het lezen veranderd is.

Geef eerst een korte toelichting van het maatschappelijk onderwerp dat in het boek aan de orde gesteld wordt.

Geef vervolgens aan hoe je over het onderwerp dacht voordat je het boek ging lezen. Beschrijf hoe het boek je mening of kennis over het onderwerp heeft aangevuld of veranderd. Hoe denk je er nu over? Probeer ook aan te geven waardoor het komt dat je kennis is toegenomen of je mening is veranderd.

B5. Zoek op internet twee verslagen (niet enkel samenvattingen) van een boek dat jij hebt gelezen. Lees deze kritisch door. Schrijf per verslag op wat er in behandeld wordt (informatie over de auteur, samenvatting van de inhoud van het verhaal, een analyse van de 'technische kanten' van het boek, enz.). Vertel steeds wat je van dat onderdeel vindt, of de informatie volgens jou klopt en welke informatie er eventueel ontbreekt. Schrijf vervolgens op wat jij het beste verslag vindt; geef hiervoor tenminste drie argumenten. Doe de twee verslagen samen met jouw commentaar in je leesdossier.

B6. Vergelijk het boek met de verfilming ervan. Kies twee dingen uit waar je op gaat letten, bijvoorbeeld: de tijd, de manier waarop spanning wordt opgebouwd, het perspectief of de ruimte. Maak van deze twee aspecten in zowel het boek als de film een analyse en vergelijk deze met elkaar. Welke overeenkomsten en verschillen zie je? Probeer een verklaring te geven voor de verschillen. Vertel tot slot wat je vindt van de manier waarop het boek is verfilmd.

B7. Verklaar de titel van het boek. Geef met redenen aan of je de titel wel of niet goed gekozen vindt. Verzin twee mogelijke alternatieve titels voor het boek en geef bij elke titel een verklaring waarom je deze geschikt vindt.

B8. Geef een korte beschrijving van het einde van het boek (ongeveer tien regels). Leg uit of je een dergelijk einde wel / niet verwacht had.

Vond je het een bevredigend einde of liet het je achter met onbeantwoorde vragen? Geef een toelichting. Zou je zelf voor een ander einde gekozen hebben? Licht je antwoord toe.


B9   Geef 3 concrete voorbeelden van moeilijke keuzes waarvoor een van de hoofdpersonen gesteld wordt. Beschrijf daarbij steeds: a) de verschillende arternatieven, b) de keuze die gemaakt wordt en de reden daarvoor, c) de consequentie van de gemaakte keuze. Geef bij elk voorbeeld aan of je vindt dat de persoon in kwestie wet of niet de juiste beslissing neemt. Voorzie je antwoorden van een toelichting.

B10. Selecteer vijf tekstfragmenten die jou bijzonder aanspreken. Neem de fragmenten over, verwijs naar de tekst via paginanrs, en licht de keuze van elk fragment uitvoerig toe.

B11. Leg uit tot welke literaire stroming het boek dat jij gelezen hebt, behoort. Noteer de kenmerken van de stroming en noem enkele auteurs en werken die bij deze stroming horen. Leg uit waarom het werk dat jij getezen hebt tot deze stroming hoort. Geef daarbij voorbeelden uit het boek.

B12. Welke scene in het boek heeft de meeste indruk op je gemaakt? Geef een korte beschrijving.

Stel je voor dat je een van de hoofdpersonen was in deze scene. In je dagboek schrijf je een half A4'tje over wat er gebeurd is en welke indruk dit op jou gemaakt heeft.

B13. Selecteer vijf handelingen die je het meest kenmerkend vindt voor de hoofdpersoon. Omschrijf de situatie en de handeling. Verwijs naar de tekst via paginanrs. Geef bij elk gekozen fragment een uitvoerige toelichting waarin je beschrijft in welke mate de handeling de hoofdpersoon karakteriseert.

B14. Relaties spelen altijd een rol in een roman. a) Welke relaties zijn belangrijk in de roman die je gelezen hebt? b) Hoe zijn de onderlinge relaties (vrienden, geliefden, baas -personeel, ouder - kind, etc.)? c) Welke psychologische oof sociale spanningen / conflicten treden er op tussen de personages en waaruit vloeien die voort? d) Worden deze spanningen opgelost? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waardoor, hoe, door wie?

B15. Eigen normen en waarden spelen vaak een belangrijke rol in een verhaal omdat deze persoonlijte-'leefregels' ook bepalend zijn voor het gedrag van een persoon. Bepaal op basis van het gedrag van twee personages wat hun leefregels zijn. Geef vervolgens aan hoe deze normen en waarden leiden tot een bepaalde situatie / conflict. Staaf je beweringen met tekstbewijzen.

B16. Wat een vemaalpersonage voelt is vaak een aanwijzing voor wat hij of zij zal doen. Geef eerst aan welke opvallende emoties er bij het personage leven. Lever hierbij tekstbewijzen. Beschrijf vervolgens gebeurtenissen in het verhaal die het gevolg zijn van het feit dat deze persoon naar zijn of haar hart heeft geluisterd in plaats van het verstand. Was het resultaat bevredigend?

B17. Kies twee personages uit het verhaal en vergelijk ze met elkaar. Vergelijkingscriteria die aan bod moeten komen zijn: thuissituatie, familie, opleiding, talenten en vaardigheden, interesses.ambities, gedrag tegenover anderen, persoonlijkheid. Beschrijf ook je eigen respons op de twee gekozen personages. Wat waren je eerste indrukken van ze en waarom? Wat is je eindoordeel over ze? Geef ook aan waarom je mening wel of niet veranderd is.