A Capella - Zang zonder begeleiding
Adagio -
Langzaam
Agitato - Beweeglijk, onrustig
Allegretto - Enigzins vrolijk
Allegro - Vrolijk
Amabile, Amoroso, Dolce -
Lieflijk
Animato - Levendig
Andante - Gematigd
Aubade - Eremuziek in de voormiddag.
Beat - Muziek met eenvoudig ritme en zware hoofdaccenten.
Bas-sleutel -  F-sleutel
   Sol-sleutel - G-sleutel
Belcanto
- Wijze van zingen waarbij aan de schoonheid van stem meer
   waarde wordt gehecht dan aan tekst (interpunctie en uitspraak).
Beurt(ge)zang - Gezang waarin verschillende partijen om beurten zingen.
Calando - Afnemend
Canon - Lied dat door na elkaar invallen meerstemmig klinkt.
Cantabile - Zangerig
Cantate - Muziekstuk, meestal met koren, solo's enz., vaak kerkmuziek.
Chromatisch - In halve tonen opvolgend.
Contrapunt - Harmonisch samengaan van zelfstandige melodieën.
Crescendo - Aanzwellend
    Decrescendo - In sterkte afnemend.
Diatonisch
- In natuurlijke opeenvolging van tonen, in hele en halve tonen
   opeenvolgend.
(D)oksaal - Tribune voor het koor.
Dolendo - Weemoedig
Doloroso - Treurig
Doppio - Dubbel
Dorische toonschaal - Een van de toonreeksen in de Oud-Griekse muziek.
Drieklank - Samenklank van drie tonen van een octaaf: grondtoon, terts en
    kwint.
Duet - Tweestemmig gezang. Samenspel van twee muziekinstrumenten.
    Trio -
Zangstuk voor drie stemmen of 3 instrumenten, b.v. piano, viool
       en cello.
    Kwartet - Muziekstuk voor vier instrumenten of zangstemmen.
    Kwintet - Muziekstuk voor vijf instrumenten of zangstemmen.
    Sextet - Muziekstuk voor zes instrumenten of zangstemmen.
    Septet - Muziekstuk voor zeven instrumenten of zangstemmen.
    Octet - Muziekstuk voor acht instrumenten of zangstemmen.
    Nonet - Muziekstuk voor negen instrumenten of zangstemmen.
Dur
- Majeur toonladder.
Eenstemmig - Alle zangers zingen dezelfde melodie.
Espressivo, con espressione -
Met uitdrukking.
Etude
- Een compositie die als basis dienst voor het verbeteren van de
   techniek. Een oefenstuk.
Falset - Middelhoge vrouwenstem, hoge mannenstem (kopstem).
Fantasie
- Een muziekstuk waarbij gevoel en stemming belangrijker zijn
   dan de vorm.
Fermate - Teken van verlenging van rust of noot, waarboven het is
   geplaatst.
Flebile - Klagend
Forte (f) - Krachtig, Mezzoforte (mf) - Middelmatig krachtig, Fortissimo (ff) -
   Zeer krachtig.
Gregoriaans - Rituaalzang der R.K. Kerk.
Grondtoon - De uitgangstoon van een toonsoort, toonladder of akkoord.
Interval, Toonafstand - Afstand tussen twee tonen.
Kruis (#)
- Teken dat aangeeft dat een noot een halve toon hoger moet
                worden gespeeld of gezongen.
  Mol (b) - Teken dat aangeeft dat een noot een halve toon lager moet
                 worden gespeeld of gezongen.
Largetto - Enigszins langzaan en breed vloeiend.
Largo - Langzaam en statig.
Lento - Langzaam
Libretto - Tekst van een opera.
Maat - Eenheid van het ritme; indeling naar tijdsduur; vakje dat een maat
   aangeeft.
Madrigaal - Meerstemmig lied waarbij iedere stem een eigen melodielijn
   heeft en tekstexpressie zeer belangrijk is.
Maestoso - Groots, majestueus.
Majeur - Grote terts.
  Mineur - Kleine terts (droevig klinkend).
Messa - Mis
Mesto - Somber, droevig
Metronoom - Toestel om het tempo van de muziek vast te stellen.
Moderato - Gematigd
Modulatie - Overgang in een andere toonsoort.
Motet - Meerstemmig godsdienstig zangstuk.
Muzieksleutel
- Teken ter aanduiding van de toonsoort.
None - 9e toontrap; interval van 9 tonen.
Notenbalk - Vijf evenwijdige lijnen waarop muziekschrift wordt geschreven.
Notennamen (relatieve)- Do (ut), re, mi, fa, sol, la. Namen in 1050 door Guido
   van Arezzo aan de noten gegeven, naar de eerste lettergrepen van een
   hymne op Johannes de Doper. Later is si als 7e noot toegevoegd; of
   absolute notenamen a t/m g.
Octaaf - Omvang van 8 noten.
Parlando
- Bijna sprekend.
Passionato - Met hartstocht.
Piano (p)
- Zacht, Mezzopiano (mp) - Middelmatig zacht, Pianissimo (pp) -
   Heel zacht
Prestissimo - Zo vlug mogelijk.
Presto - Haastig
Psalmodie -  R.K. wijze van zingen van psalmen; het psalmgezang.
Rapsodie - Muziekstuk samengesteld uit zonder vast schema verbonden
   melodieën die vaak uit volksmuziek afkomstig zijn.
Recital - Muzikale voordracht door één persoon.
Recitatief - Half sprekend half zingend voorgedragen; sprekend gezongen
   stuk; instrumentale nabootsing daarvan.
Register - Een der naar toonhoogte verschillende afdelingen van het
   gebied dat alle tonen omvat die de stem kan voortbrengen; een der
   verschillende klanken die het orgel kan voortbrengen.
Ritardando - Langzamer
Ritenuto
- Teruggehouden
Rondino - Klein rondo
Rondo - Muziekstruk met steeds herhaald hoofdthema.
Rubato - Vrij van tijdsmaat.
Scherzando - Schertsend
Scherzo - Schertsend, vrolijk (gedeelte van een) muziekstuk.
Seconde - 2e diatonische toontrap.
Septiem - Toonafstand tussen de eerste en zevende toon.
Solfège - Gehooroefening waarbij noten zowel gehoord als gezongen
   worden.
Sonate
- Een werk voor solo-instrument, met of zonder een begeleidend
    instrument.
Staccato - De tonen stotend, los van elkaar te spelen of te zingen.
Stembuiging - Toonwisseling in de stem.
Tempo - Tijdmaat; snelheid van beweging.
   Ritme - Regelmaat in dans, muziek en vers.
Tenuto - Aanhoudend
Terts - Afstand van 1 ½ (kleine ~) of 2 (grote ~) tonen.
Transponeren - Een muziekstuk overzetten in een andere toonsoort.
Stemvork - U-vormig stuk metaal dat bij aanslaan een bepaalde toon
    aangeeft.
Syncope - Tegen de maat ingaand ritme.
Ouverture - Openingsstuk van een opera.
Polyfoon - Meerstemmig, Unisono - Eenstemmig.
Vocalise - Zangoefening zonder woorden (door één vocaal of de
    lettergreep 'la' op verschillende toonhoogten te zingen).
Zangstemmen - Sopraan, Mezzosopraan, Alt (vr), Altus (mnl), Countertenor,
    Tenor, Bariton, Bas.
Zangtermen
hoofdpagina