Home | Onderwijs | Onderzoek | Dienstverlening | Bibliotheek | Download/Bestellen | Links | Contact | Studenten hoek | Algemeen

   Inschrijvingen | Roosters | Examen | Computercentra | Beurzen

Examen en examenreglement

Door het College van Bestuur worden de examencommissies benoemd. Deze hebben oa. de volgende taken en bevoegdheden:

In het examenreglement worden de uniforme aspekten van het examengebeuren van de B.Sc.- studie aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname geregeld.
Het examenregelment kan ook als hardcopy verkregen worden bij de examencommissielid of de richting Infastructuur.

Examenreglement FTeW 3-jarige Bacheloropleiding


INHOUDSOPGAVE

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 2 Onderwijseenheden, examens, geldigheidsduur, tentamens, examencommissie

Artikel 2 Onderwijseenheden, studielast, studiepunten

Artikel 3 Examens

Artikel 4 Geldigheidsduur

Artikel 5 Tentamens

Artikel 6 Examencommissie

Hoofdstuk 3 Beoordeling: slagingsnormen, normen voor doorstroming

Artikel 7 Beoordeling

Artikel 8 Slagingsnormen en judicium

Artikel 9 Normen voor doorstroming: studieduur en dispensatie

Artikel 10 Vrijstelling/compensatie

Hoofdstuk 4 Fraude

Artikel 11 Fraude

Artikel 12 De vaststelling van fraude

Artikel 13 Sancties betreffende fraude

Hoofdstuk 5 Klachten, beroep en sancties

Artikel 14 Klachten

Artikel 15 Beroep

Artikel 16 Sancties betreffende toepassing van het examenreglement

Hoofdstuk 6 Invoerings en slotbepalingen

Artikel 17 Invoeringsbepalingen

Artikel 18 Overgangsbepalingen

Artikel 19 Slotbepalingen

Toelichting


 


HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

a. Voltijdse opleiding: opleiding waarvoor de nominale studieduur drie jaar is.

b. Deeltijdse opleiding: opleiding waarvan de nominale studielast gelijk is aan die van de voltijdse opleiding, maar waarvan de spreiding van het aantal studiepunten per jaar en de studieduur verschillend is.

c. Examinator: het lid van het wetenschappelijk personeel dat de onderwijseenheid verzorgt c.q. begeleidt, de toets afneemt en beoordeelt en de uitslag vaststelt.

d. Examencommissie: een door het faculteitsbestuur ingestelde commissie die verantwoordelijk is voor de controle op en het bekrachtigen van examens, de organisatie en de coördinatie van de tentamens van de Faculteit dan wel van een door de Faculteit aangeboden opleiding of groep van opleidingen;

e. Examinandus: degene die zich onderwerpt aan een tentamen of examen;

f. FMeW: Faculteit der Medische Wetenschappen;

g. FMijW: Faculteit der Maatschappijwetenschappen;

h. FTeW: Faculteit der Technologische Wetenschappen;

i. Faculteit: organieke eenheid belast met de verzorging van onderwijs en dienstverlening en het afnemen van tentamens zoals omschreven in artikel 21 van de Universiteitswet (G.B. 1966 no. 78);

j. Fraude: het plegen van bedrieglijke handelingen door of ten behoeve van de student vóór, tijdens of na het tentamen met als doel het tentamen succesvol af te ronden

k. Opleidingscommissie: een door het Bestuur van de Universiteit ingestelde commissie die voornamelijk belast is met de bewaking van het wetenschappelijk niveau van het onderwijs;

l. Onderwijseenheid: de onderdelen van de opleiding door middel waarvan het wetenschappelijk onderwijs verzorgd wordt;

m. Studierichting: samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken;

n. Student: degene die als zodanig is ingeschreven aan de universiteit als bedoeld in art. 3 van de wet;

o. Studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 oktober en eindigt op 30 september van het daaropvolgende jaar;

p. Studielast: de studieduur in werkuren (colleges, practica, voorbereiding op het onderwijs en op het tentamen) van de normstudent, geldend voor een bepaalde onderwijseenheid;

q. Studiepunt: maatstaf ter vaststelling van de studielast: 28 uren studie(arbeid);

r. Tentamen: is een toetsing van kennis, inzicht en vaardigheden van de examinandus met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid.

s. Universiteit: de Anton de Kom Universiteit van Suriname, zoals omschreven in art. 2 van het Academisch Besluit (S.B. 1986 no. 39);

t. Vakgroep: de organieke eenheid binnen de faculteit gericht op het onderwijs en de wetenschapsbeoefening op een bepaald wetenschapsgebied;

u. Wet: de wet van 25 juni 1966 tot regeling van het Universitair Onderwijs in Suriname (G.B. 1966 no. 78) (de Universiteitswet);


 

HOOFDSTUK 2: ONDERWIJSEENHEDEN, EXAMENS, GELDIGHEIDSDUUR, TENTAMENS, EXAMENCOMMISSIE

Artikel 2. Onderwijseenheden, studielast en studiepunten

1. Onderwijseenheden

Het wetenschappelijk onderwijs wordt verzorgd door middel van onderwijseenheden.

Onderwijseenheden kunnen bestaan uit:

a. een cursus, zijnde een geheel van hoorcolleges, werkcolleges, werkgroepen, practica, of een combinatie daarvan, gedurende een studiejaar of een gedeelte daarvan;

b. stages en het verslaan daarvan;

c. het schrijven van papers, essays, leeronderzoeken, scripties werkstukken e.d.;

d. het schriftelijk rapporteren op grond van deelname aan seminars, congressen, symposia, excursies, e.d.;

e. het verrichten van literatuurstudie ter voorbereiding op tentamens, referaten en soortgelijke opdrachten;

f. elementen of combinaties van bovenstaande onderwijseenheden.

2. Studielast

a. De bachelor studie is een onafgebroken studie en bestaat uit drie studiejaren. De nominale studieduur bedraagt drie jaar en de maximale studieduur bedraagt vijf jaar. Het eerste jaar heeft het karakter van oriëntatie, selectie en verwijzing. Dit studiejaar wordt afgerond met een certificaat, dat een geldigheidsduur heeft gelijk aan de resterende duur van de maximale studietijd. Dit studie jaar wordt aangeduid als de BachelorIfase, en de overige twee studiejaren worden beschouwd als de BachelorIIfase.

b. De totale studielast gedurende drie jaar bedraagt minimaal 180 studiepunten en maximaal 190 studiepunten. Voor de BachelorIfase bedraagt de studielast minimaal 60 studiepunten en maximaal 65 studiepunten. De studielast voor het 1e jaar van de BachelorIIfase bedraagt minimaal 60 studiepunten.

c. De totale studielast van de Bachelorstudie aan een deeltijdse opleiding is gelijk aan die van een voltijdse opleiding. Het aantal studiepunten dat per studiejaar aan een deeltijdse opleiding behaald moet worden, wordt navenant aan het aantal van de voltijdseopleiding, door de faculteit bepaald, op advies van de desbetreffende studierichting.

d. Teneinde de studielast zo objectief mogelijk aan te geven, wordt gebruik gemaakt van een studiepuntensysteem. Hierbij wordt voor elke onderwijseenheid de studielast bepaald.

e. Een studiepunt is gelijk aan 28 uren studie(arbeid). De Bachelorstudie aan een voltijdseopleiding omvat per studiejaar twee semesters van elk 15 collegeweken of vier kwartalen van elk 7 tot 8 collegeweken. Elk semester of kwartaal wordt gevolgd door een collegevrije periode en een tentamenperiode.

f. Procedures en standaarden voor het bepalen van de reële studielast (zie artikel 2 lid 1), worden gegeven door de de faculteit, mede op advies van de opleidingscommissie.

g. De onderdelen van de diverse opleidingen en de daaraan gekoppelde studielast worden per opleiding als bijlage aan het examenreglement toegevoegd.


Artikel 3. Examens

1. De Bachelorstudie wordt afgesloten door het Bachelorexamen, ter afronding van de gehele studie.

2. De afronding van de gehele studie wordt vastgesteld en bekrachtigd door de Examencommissie.

Artikel 4. Geldigheidsduur

1. De geldigheidsduur van een volledig afgeronde onderwijseenheid waarvoor de student is geslaagd, is gelijk aan de rest van de maximale studietijd.

Artikel 5. Tentamens

1. Het tentamen kan mondeling en/of schriftelijk worden afgenomen.

2. Een examinator is bevoegd deeltentamens af te nemen, onder voorwaarde dat de examencommissie deze sanctioneert. Alle relevante informatie (o. a. de te hanteren normen) met betrekking tot een tentamen dient voor, of bij de aanvang van de betreffende onderwijseenheid aan de studenten schriftelijk bekendgemaakt te worden.

3. Een deeltentamen kan bestaan uit elk onderdeel van onderwijseenheid. Hier onder vallen ook: practica, veldwerk etc.

4. a. Tot tentamens worden alleen diegenen toegelaten die bij het faculteitsbureau,hebben ingetekend.

b. De intekenperiode begint tien werkdagen voor de aanvang van de tentamenperiode, met dien verstande dat een student uiterlijk vijf werkdagenvoor een tentamen moet hebben ingetekend.

c. Ingeval een tentamen buiten de reguliere periode wordt afgenomen, moet de student uiterlijk vijf werkdagen vóór de dag van het tentamen hebben ingetekend.

d. Bij gebreke van het in sub a en b genoemde kan niet rechtsgeldig aan het tentamen worden deelgenomen.

e. Indien blijkt dat een student zonder in te tekenen heeft deelgenomen aan eententamen is dit tentamen ongeldig.

5. De student die zich voor een tentamen heeft ingeschreven kan zich uiterlijk vijf werkdagen vóór het tentamen terugtrekken.

6. Indien een student voor deelname aan een tentamen heeft ingetekend en zich niet heeft teruggetrokken, wordt betrokkene geacht aan dit tentamen te hebben deelgenomen.

7. De gelegenheid tot het afleggen van tentamens per vak wordt tweemaal per jaar geboden.

8. Elke student heeft, met inachtneming van het in de volgende leden bepaalde, het recht om drie maal aan een bepaald tentamen deel te nemen.

9. Tentamens mogen in beginsel slechts in de daarvoor vastgestelde tentamenperioden worden afgelegd. Indien de examencommissie in overleg met de betreffende examinator besluit één of meerdere tentamens te doen afnemen buiten de reeds


vastgestelde tentamenperioden dan moeten de tentamendata tenminste 3 weken van tevoren vastgesteld en bekendgemaakt worden.

10. Voor criteria om in aanmerking te komen voor een dispensatie kans wordt verwezen naar artikel 9 lid 3.

11. Nadat een student reeds drie maal aan een tentamen heeft deelgenomen zonder daarvoor een voldoend cijfer te hebben behaald en er geen dispensatiegrond (meer) aanwezig is, zal vooruitlopend op nadere voorzieningen, de examinator bindende voorwaarden creëren waaraan de student dient te voldoen teneinde hem/haar in de gelegenheid te stellen met een gunstigere resultaat deel te kunnen nemen aan het tentamen. De student die aan deze voorwaarde voldoet, kan in aanmerking komen voor een vierde kans. De mogelijkheid voor een vijfde (bijzondere) kans wordt uitsluitend geboden indien een student zich nog slechts aan een laatste onderdeel van het studieprogram moet onderwerpen.

Artikel 6. Examencommissie

1. Voor de coördinatie, organisatie en controle van examens en tentamens stelt het faculteitsbestuur ten behoeve van de Faculteit, ten behoeve van een door de Faculteit aangeboden opleiding of groep van opleidingen een Examencommissie in.

2. De Examencommissie heeft als hoofdtaak het vaststellen en bekrachtigen van tentamen en examenresultaten.

3. De Examencommissie treedt in overleg met het Faculteitsbestuur indien en zodra zulks nodig is. Zij verstrekt aan het Faculteitsbestuur allle gevraagde inlichtingen.

4. De Examencommissie kan voorstellen doen aan het Faculteitsbestuur met betrekking tot aanwijzingen voor ordelijk verloop van tentamens.

5. De Examencommissie heeft mede tot taak het jaarlijks evalueren van het examenreglement.

6. De examencommissie brengt binnen twee maanden na het eerste semester een tussentijds verslag uit, en binnen twee maanden na aanvang van het nieuwe collegejaar een jaarverslag over haar werkzaamheden

7. Het faculteitsbestuur benoemt de leden van de Examencommissie uit de leden van het personeel dat met de verzorging van onderwijs aan de faculteit, in die opleiding of groep van opleidingen zijn belast.

8. De examencommissie wordt voor twee jaar benoemd en krijgt voor de uitvoering van haar werkzaamheden ondersteuning van het faculteitsbureau.

9. De examencommissie bestaat uit tenminste een voorzitter en een secretaris. De verdere samenstelling van de Examencommissie is een faculteitsaangelegenheid

10. Examinatoren, vakgroepen, disciplines en studierichtingen zijn gehouden de Examencommissie alle gevraagde inlichtingen te verschaffen.


 

HOOFDSTUK 3: BEOORDELING: SLAGINGSNORMEN, NORMEN VOOR DOORSTROMING

Artikel 7. Beoordeling

1. Examinatoren

a. Indien wegens bijzondere omstandigheden geen examinator beschikbaar is, wijst de Examencommissie na overleg met de betreffende richtingscoördinator een ander aan.

b. Indien voor een bepaalde onderwijseenheid meerdere examinatoren zijn, bepalen deze onderling wie van hen de beoordeling coördineert en de resultaten ervan doorgeeft aan het Faculteitsbureau.

2. Wijze van examineren, inzagerecht, nabespreking

a. Mondelinge tentamens worden afgenomen door een examinator en tenminste nog een lid van het wetenschappelijk personeel van de desbetreffende vakgroep dan wel de opleiding.

b. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast.

c. Van de gang van zaken van zowel het mondeling als het schriftelijk tentamen wordt een procesverbaal opgemaakt; dit wordt samen met de cijferlijst en tentamenbriefjes aan het faculteitsbureau afgegeven.

d. De examinator dient tevens een verslag over de examenresultaten in te dienen volgens nader te geven richtlijnen door het Faculteitsbestuur in samenwerking met de Opleidingscommissie. In dit verslag wordt er behalve een kwalitatieve ook een kwantitatieve analyse gegeven

e. Schriftelijke tentamens worden afgenomen en beoordeeld door de examinator. Papers, essays e.d. worden eveneens beoordeeld door de examinator.

f. De beoordeling van schriftelijke tentamens geschiedt aan de hand van een schriftelijk vastgesteld correctiemodel. De wijze van beoordeling is zodanig dat de examinandus kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen tot stand is gekomen.

g. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 15 werkdagen na afname van een schriftelijk tentamen, wordt de door de examinator vastgestelde uitslag via het faculteitsbureau bekendgemaakt. Perioden van ziekteverlof voorgeschreven door een medicus, vallen hier buiten.

h. Uiterlijk 10 werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen vindt er inzage en nabespreking van het tentamenwerk plaats op een door de examinator te bepalen tijdstip en plaats. De mededeling hieromtrent dient minimaal vijf werkdagen vóór de dag van inzage en nabespreking via het faculteitsbureau te geschieden.

i. Indien na het verstrijken van de genoemde termijn nog geen inzage en nabespreking van het tentamenwerk heeft plaats gehad, bepaalt de


Examencommissie, op verzoek van de studenten, een tijdstip en plaats voor inzage en nabespreking van het tentamenwerk. Het verzoek van de studenten dient, binnen 10 werkdagen na het verstrijken van de termijn van 10 werkdagen, gedaan te worden.

j. Op de dag van inzage en nabespreking van het tentamenwerk is de student in de gelegenheid kennis te nemen van de tentamenopgaven en van het schriftelijk vastgestelde correctiemodel.

k. De eindopdracht/Bachelorthesis en het daarbij behorende verslag worden beoordeeld door de beoordelingscommissie, ingestelde door de Richtingscoördinator.

l. Van elke beoordeling van een onderwijseenheid of een deel daarvan ontvangt de student, via het Faculteitsbureau, een schriftelijk bewijsstuk. Een afschrift

daarvan wordt op dit bureau bewaard.

3. Hercorrectie

a. Een student die ook na inzage en nabespreking niet akkoord gaat met de uitslag van een tentamen, kan de Examencommissie schriftelijk om hercorrectie van het tentamenwerk vragen. De aanvraag om de hercorrectie moet gemotiveerd worden.

b. Bovengenoemd verzoek dient uiterlijk binnen 5 werkdagen na de dag waarop inzage en nabespreking heeft plaatsgevonden te worden gericht aan de Examencommissie.

c. Tegelijk met het verzoek om hercorrectie dient de student over te leggen een bewijs (kwitantie) waaruit blijkt dat hij een door het Faculteitsbestuur vastgesteld bedrag bij het faculteitsbureau heeft gestort. De hoogte van dit bedrag zal vóór de aanvang van het nieuwe collegejaar door het faculteitsbestuur worden bekendgemaakt.

d. Bij een verzoek om hercorrectie zal de Examencommissie een interne of externe deskundige aanwijzen die met de hercorrectie zal worden belast. Deze laatste rapporteert aan de Examencommissie die vervolgens na consultatie van de examinator de uitslag vaststelt.

e. De hercorrector dient binnen 10 werkdagen na ontvangst van het tentamenwerk het herbeoordeelde tentamenwerk met een schriftelijke toelichting aan de Examencommissie te doen toekomen. De student dient binnen 15 werkdagen na indiening van het verzoek, op de hoogte te worden gesteld van de uitslag en heeft recht te weten wie de hercorrector is.

f. Het resultaat na hercorrectie is bindend.

4. Beoordeling

a. De eindbeoordeling geschiedt door toekenning van een cijfer in de schaal van 1 tot en met 10. Bij het beoordelen van sommige onderwijseenheden kan hiervan worden afgeweken (bv. deelname aan werkgroepen).

De cijfers 1 tot en met 10 hebben de volgende betekenis:

1 = zeer slecht 6 = voldoende

2 = slecht 7 = ruim voldoende

3 = gering 8 = goed


4 = zeer onvoldoende 9 = zeer goed

5 = onvoldoende 10 = uitmuntend

b. Aan de toetsing van een onderwijseenheid is voldaan wanneer het desbetreffen de cijfer met in achtneming van art. 7 lid 4a 6 (zes) of hoger bedraagt.

c. Voor de geldigheid van een deeltentamen mag het desbetreffende cijfer niet lager zijn dan 5,0.

d. Het cijfer voor een tentamen wordt, zonder enige afronding, tot op tienden berekend en vervolgens vanaf vijftiende naar het naast hogere hele cijfer afgerond,terwijl breuken van minder dan vijftiende worden verwaarloosd.

Voorbeeld: 6,5 tot en met 6,9 wordt 7.

6,1 tot en met 6,4 wordt 6.

Deeltentamencijfers worden, zonder enige afronding, tot op tienden berekend.Het eindcijfer wordt, zonder enige afronding, tot op tienden berekend uit de desbetreffende deeltentamencijfers. De uitkomst wordt vervolgens afgerond op de wijze vermeld in lid 4 sub d van dit artikel.N.B. 5.45 wrdt 5

e. Bij tentamens wordt het onderlinge gewicht van de vragen c.q. opdrachten op het tentamenblad vermeld. Indien dit niet is geschied worden alle vragen geacht hetzelfde gewicht te hebben.

f. Een afgelegd tentamen kan opnieuw worden afgelegd. De laatste uitslag geldt.

Artikel 8 Slagingsnormen en judicium

1. Voor het verkrijgen van het eerstejaarscertificaat zoals omschreven in artikel 9 (negen), lid 1, moet de student succesvol hebben afgerond alle onderwijseenheden die voor deze fase in de betrokken studierichting verplicht zijn gesteld.

2. Voor het halen van het Bachelorexamen, zoals omschreven in artikel 3 lid 1 en 2, moet de student succesvol hebben afgerond alle onderwijseenheden voor het Bachelor examen van de betrokken studierichting.

De behaalde onderwijseenheden en de bijbehorende cijfers worden op de cijferlijst vermeld.

3. Heeft de student meer (minimaal 3) dan het vereiste aantal studiepunten en/of meer dan het vastgestelde aantal onderwijseenheden gehaald voor het examen, dan wordt dit apart vermeld op de cijferlijst.

4. Het behalen van het eerstejaarscertificaat geeft de student toelating tot de vervolgfase

van desbetreffende Bachelorstudie

5. a. De vakgroep c.q. de studierichting kan bindend bepalen de waarin de tentamens van de onderwijseenheden moeten afgelegd.

b. De student is vrij in het bepalen van de volgorde, waarin hij tentamens wenst af te leggen, behoudens het in lid 5a bepaalde.

6. a. Voor het Bachelorexamen wordt het predikaat “cum laude” toegekend, wanneer voor de onderwijseenheden het gemiddelde cijfer van 8 of hoger is behaald, en wanneer de nominaal toegestane studieduur niet is overschreden. (Zie artikel 9 lid 1).

b. Het predikaat “met genoegen” wordt toegekend, wanneer voor de onderwijseenheden het gemiddelde cijfer van minstens 7 is behaald en de nominale studieduur niet is overschreden. (Zie artikel 9 lid 1).


c. Bij het Bachelorexamen worden voor de toekenning van bovengenoemde predikaten, onderwijseenheden waarvoor geen uitslag in cijfers is vastgesteld en vrijstellingen, buiten beschouwing gelaten. De gezamenlijke studielast van de onderwijseenheden die meetellen voor de “met genoegen” dan wel “cum laude” berekening, dient minimaal 75 % van de totale studielast van het Bachelor examen te bedragen. Om in aanmerking te komen voor voormelde predikaten mag de geëxamineerde slechts voor één onderwijseenheid twee keer aan een toetsing hebben deelgenomen.

Artikel 9. Normen voor doorstroming: studieduur en dispensatie

1. Voltijdseopleidingen

a. De Bachelor opleiding duurt nominaal drie jaar. De totale studieduur aan een voltijdse opleiding bedraagt ook nominaal drie jaar.

b. De student van een voltijdseopleiding dient binnen twee jaar na aanvang van het eerste studiejaar, alle onderwijseenheden van dit eerste studiejaar succesvol te hebben afgerond. Indien hij daartoe in gebreke blijft, komen de resultaten van alle reeds succesvol afgelegde examenonderdelen te vervallen. Herinschrijving is pas mogelijk, één jaar na afschrijving en onder voorwaarden die nader door het Bestuur van de Universiteit zullen worden aangegeven. De mogelijkheid van vrijstelling bij een eventuele nieuwe inschrijving is in dit geval niet aanwezig.

c. De student dient uiterlijk binnen vijf jaar na aanvang van de studie het Bachelor examen behaald te hebben. Indien hij daartoe in gebreke blijft, komen de resultaten van alle reeds succesvol afgelegde examenonderdelen te vervallen.

Herinschrijving is pas mogelijk, één jaar na afschrijving en onder voorwaarden die nader door het Bestuur van de Universiteit zullen worden aangegeven. De mogelijkheid van vrijstelling bij een eventuele nieuwe inschrijving is alleen mogelijk indien het desbetreffende studieprogramm niet is gewijzigd. Voor vrijstelling van onderdelen van het studieprogramma beslist de Examencommissie na overleg met de desbetreffende richtingscoördinator en docent(en)

d. Een student die minimaal 70 % van het aantal studiepunten van het eerste studiejaar heeft behaald, heeft toestemming te mogen deelnemen aan het studieprogramma van het tweede jaar, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 lid 4 en 5a.

2. Deeltijdseopleidingen

a. De BachelorIfase duurt nominaal twee jaar. De BachelorII fase duurt nominaal vier jaar. De totale studieduur aan een deeltijdseopleiding bedraagt nominaal zes jaar.

b. De student van een deeltijdse opleiding dient binnen drie jaar na aanvang van het eerste studiejaar, alle onderwijseenheden van de BachelorI fase succesvol te hebben afgerond. Indien hij daartoe in gebreke blijft, komen de resultaten van alle reeds succesvol afgelegde examenonderdelen te vervallen. Herinschrijving is pas mogelijk, één jaar na afschrijving en onder voorwaarden die nader door het


Bestuur van de Universiteit zullen worden aangegeven. De mogelijkheid van vrijstelling bij een eventuele nieuwe inschrijving is alleen mogelijk als het studieprogramma niet is gewijzigd.

c. De student dient uiterlijk binnen tien jaar na aanvang van de studie het Bachelor

examen behaald te hebben. Indien hij daartoe in gebreke blijft, komen de resultaten van alle reeds succesvol afgelegde examenonderdelen van de Bachelorstudie te vervallen. Herinschrijving is pas mogelijk een jaar nadat de examenonderdelen zijn komen te vervallen. De mogelijkheid van vrijstelling bij een eventuele nieuwe inschrijving is alleen mogelijk als het studieprogramma niet is gewijzigd..

d. Een student die minimaal 70 % van het aantal studiepunten van het eerste studiejaar heeft behaald, heeft toestemming te mogen deelnemen aan het studieprogramma van het tweede jaar, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 lid 4 en 5a.

3. Dispensatie

a. Een student kan een verzoek doen bij de examencommissie om in aanmerking te komen voor een dipensatiekans, op de gronden vermeld in lid 3 sub c en d van dit artikel.

b. Een student die in aanmerking wenst te komen voor de in lid 3 sub a bedoelde dispensatiekans, dient tijdig een gemotiveerd verzoek, vergezeld van relevante bewijsstukken, in bij de examencommissie.

c. Het verzoek voor dispensatie dient uiterlijk 20 (twintig) werkdagen voor de tentamenperiode ingediend te worden. De examencommissie beslist binnen 15 (vijftien) werkdagen, na ontvangst van het dispensatieverzoek. Indien na vijftien werkdagen geen besluit wordt bekendgemaakt aan de student, wordt dit verzoek geacht te zijn goedgekeurd. Uiterlijk de vijftiende werkdag na ontvangst van het dispensatieverzoek zal de schriftelijke mededeling ten aanzien van het besluit hieromtrent voor de betrokkene bij de studentenadministratie beschikbaar zijn, en de student is gehouden dit besluit zelf op te halen.

d. Dispensatie kan slechts op de volgende gronden worden verleend:

i. afwezigheid wegens ziekte, waardoor studeren niet (goed) mogelijk was. De examencommissie moet gedurende de periode van de ziekte hiervan in kennis worden gesteld, onders overlegging van een doktersverklaring;

ii. afwezigheid wegens zwangerschap en bevalling voor een periode van maximaal drie maanden.

iii. afwezigheid wegens dringende redenen (zulks ter beoordeling van de Examencommissie);

iv. onmogelijkheid tot participatie aan de onderwijseenheden om redenen van overmacht, (zulks ter beoordeling van de Examencommissie);

v. ongunstige, zeer bijzondere (huiselijke) omstandigheden, ter beoordeling door de Examencommissie, na overleg met de studentendecaan.

e. De Examencommissie legt schriftelijk vast welke de motieven zijn op grond waarvan het verzoek van de student voor een dispensatiekans wordt afgewezen.


f. De deeltijdstudent heeft ongeacht de langere maximale studieduur, niet meer tentamenkansen dan de voltijdstudent maximaal heeft.

Artikel 10. Vrijstelling

1. De Examencommissie kan een student gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor onderwijseenheden behorende tot het studieprogramma, op grond van eerder, aan of buiten de universiteit, door de student behaalde cijfers voor respectievelijk de desbetreffende of overeenkomstige onderwijseenheden.

2. Het besluit tot het verlenen van vrijstelling wordt genomen, op basis van een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de student vergezeld van relevante bescheiden, aan de Examencommissie, en na advies van de desbetreffende docent c.q. examinator. De Examencommissie beslist binnen drie maanden.

3. Voor onderdelen waarvoor een student vrijstelling heeft gekregen is de datum van vrijstellingverlening bepalend voor toepassing van Artikel 4


 

HOOFDSTUK 4: FRAUDE

Artikel 11. Fraude

1. Van fraude is sprake in onder andere de volgende gevallen:

a. het vóór het tentamen inzicht verwerven of proberen te verwerven in af te nemen tentamenopgaven;

b. Het bij zich hebben en/of gebruik maken van incriminerende aantekeningen in tijdens tentamens gebruikte of te gebruiken boeken, jurisprudentie, hulpmiddelen en dergelijke. Onderstrepingen, arceringen, accentueringen en anderszins markeren van teksten alsmede artikelverwijzingen en verwijzingen naar (gewijzigde) wetteksten vallen hier niet onder;

c. het voorhanden hebben en/of gebruiken van boeken, jurisprudentie, stencils, aantekeningen etc. waar zijdens de examinator of surveillant geen uitdrukkelijke toestemming voor gegeven is;

d. het gebruik maken van de zogenaamde spiekbriefjes;

e. het tentamenwerk van een andere kandidaat c.q. het bieden van gelegenheid voor het laten overnemen;

f. het tijdens tentamens mondeling dan wel schriftelijk vragen naar en/of ontvangen van incriminerende gegevens;

g. het zich tijdens het tentamen uitgeven voor iemand anders dan wel het zich op het tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen;

h. het op enigerlei andere wijze door bedrieglijk handelen de gelegenheid geven om een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maken.

i. Medeplichtigheid tot en bij fraude wordt ook aangemerkt als te zijn fraude.

Artikel 12. De vaststelling van fraude

1. Als er tijdens het tentamen een redelijk vermoeden is dat een examinandus heeft gefraudeerd, wordt deze erop attent gemaakt dat er procesverbaal van het geconstateerde zal worden opgemaakt.

2. Zo het vermoeden van fraude tijdens het tentamen is geconstateerd, wordt het aan de student overgelaten om toch verder aan het tentamen te blijven deelnemen dan wel meteen het tentamenlokaal te verlaten.

3. Van het vermoeden van fraude wordt, onder overlegging van eventuele bewijsstukken en/of verklaringen, schriftelijk melding gemaakt bij de examencommissie.

Zulks dient te geschieden door:

a. de surveillant (die al dan niet de examinator is) onverwijld, in elk geval binnen vijf werkdagen na de tentamendatum, indien hij tijdens het tentamen op de vermoedelijke fraude stuitte.

b. De examinator onverwijld, in elk geval binnen 15 werkdagen na de tentamendatum, indien hij na het tentamen (bijvoorbeeld tijdens het corrigeren van het tentamenwerk), fraude vermoedt.


4. De surveillant kan de student vragen eventuele bewijsstukken beschikbaar te stellen. Een eventuele weigering hiertoe wordt in het procesverbaal vermeld.

5. De van fraude verdachte student kan direct na afloop van het tentamen een verklaring afleggen bij de surveillant. Deze verklaring wordt door de surveillant op schrift gesteld en door hem en de student ondertekend en gedagtekend.

6. Bij de vaststelling van fraude is de Examencommissie gehouden te horen de examinator/de surveillant/de student en relevante personen. Een vertegenwoordiger van de studentencommissie mag aanzitten.

7. Het Faculteitsbestuur stelt voor de Examencommissie de overige procedures en richtlijnen vast voor het behandelen van gevallen van fraude.

8. Onverlet het bepaald in lid 6 dient de Examencommissie het proces van fraudevaststelling binnen 7 werkdagen nadat dit kenbaar is gemaakt, af te ronden en het resultaat hiervan aan betrokkene te hebben meegedeeld

9. Alle besluiten ten aanzien van fraude behelzen de gronden waarop deze zijn gebaseerd.

10. In gevallen van fraude waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Faculteitsbestuur in overleg met het Bestuur van de Universiteit

Artikel 13. Sancties betreffende fraude

1. Ingeval van fraude door een student kan de examencommissie de volgende sancties toepassen:

a. ongeldigverklaring van het betrokken tentamen;

b. uitsluiting van tentamens in het desbetreffende vak voor ten hoogste drie opeenvolgende tentamenperioden nadat de fraude is geconstateerd;

c. uitsluiting voor alle tentamens voor maximaal drie opeenvolgende tentamenperioden;

d. ongeldigverklaring van alle tentamenresultaten van dat semester.

2. Ingeval van herhaling verklaart de Examencommissie de behaalde resultaten van alle onderwijseenheden van de betreffende fase, als te zijn vervallen. De student wordt tevens met onmiddellijke ingang voorgedragen voor afschrijving van de universiteit. De student mag zich gedurende 5 (vijf) jaren niet meer inschrijven voor het volgen van een studie aan de Universiteit. De mogelijkheid van vrijstelling bij een eventuele nieuwe inschrijving is niet aanwezig.

 

HOOFDSTUK 5: KLACHTEN, BEROEP EN SANCTIES

Artikel 14. Klachten

1. Een student (dan wel een groep van studenten) kan een klacht over de gang van zaken tijdens het tentamen c.q. de beoordeling daarvan c.q. het niet of niet tijdig nakomen van verplichtingen voortvloeiende uit dit reglement, voorleggen aan de Examencommissie.

2. De klacht dient schriftelijk te geschieden.

3. De klacht wordt ingediend zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 10 werkdagen nadat het tentamen is afgenomen dan wel nadat de uitslag bekend is gemaakt, dan wel na het vermeend onjuist handelen of nalaten.

4. De Examencommissie zal binnen tien werkdagen in overleg met de examinator en de student een oplossing zoeken voor de klacht. Indien de student zulks wenst, wordt de studentencommissie eveneens geraadpleegd.

Artikel 15. Beroep

1. Tegen een besluit van de Examencommissie staat beroep open bij het (Dagelijks) Bestuur van de Faculteit.1 Dit Bestuur (dat voor deze aangelegenheid wordt bijgestaan door de voorzitter van de studentencommissie of een door deze aangewezen vervanger) beslist, gehoord de student.

2. Het beroep tegen een besluit van de Examencommissie, dient binnen een periode van 10 werkdagen nadat het desbetreffende besluit ter kennis van de belanghebbende is gebracht, schriftelijk te worden ingediend bij het (Dagelijks) Bestuur van de Faculteit.

3. Een besluit over het beroep is met redenen omkleed en dient binnen 20 werkdagen na de schriftelijke indiening ervan te zijn genomen en schriftelijk ter kennis van de belanghebbende(n) te zijn gebracht.

4. Beroep heeft geen schorsende werking.

Artikel 16. Sancties betreffende toepassing van het Examenreglement

Ingeval organen of personen zich (bij herhaling) niet houden aan de bepalingen van dit (dan wel voortvloeiende uit dit) reglement, kan het Faculteitsbestuur sancties treffen al dan niet op voordracht van de Examencommissie dan wel naar aanleiding van een advies op grond van een daartoe strekkend verzoek aan de opleidingscommissie.

1 Bij FMijW: het Dagelijks Bestuur van de Faculteit.

Bij FTeW: het Bestuur van de Faculteit.

Bij FMeW: het Bestuur van de Faculteit.


 

HOOFDSTUK 6: INVOERINGS, OVERGANGS EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17. Invoeringsbepalingen

1. Dit examenreglement treedt in werking op 1 oktober 2004.

2. Het is van toepassing op alle studenten die zich per 1 oktober 20004 ingeschreven hebben voor de driejarige bacheloropleidingen van de Faculteit der Maatschappij wetenschappen en de Faculteit der Technologische Wetenschappen welk zich hebben ingeschreven per 1 oktober 2004.

3. Dit examenreglement kan worden aangehaald als: Bachelor examenreglement 2004 van de Anton de Kom Universiteit van Suriname.

Artikel 18. Overgangsbepalingen

1. Voor alle driejarige bachelorstudies die vóór 1 oktober 2004 zijn aangevangen gelden naast dit reglement tevens de richtlijnen die door het Bestuur van de Universiteit zijn bepaald en aan de faculteiten en de studenten kenbaar zijn gemaakt.

2. Per 1 oktober 2005 komen de in sub 1 genoemde richtlijnen te vervallen en gelden uitsluitend de bepalingen zoals vastgesteld in dit reglement voor bovengenoemde faculteiten.

Artikel 19. Slotbepalingen

1. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Bestuur van de Universiteit na overleg met het Faculteitsbestuur en de daarvoor in aanmerking komende commissies en betrokken partijen

2. Deze besluiten worden daarna aan het examenreglement toegevoegd.

Aldus vastgesteld door het Bestuur van de Anton de Kom Universiteit van Suriname op 19 januari 2005


 

TOELICHTING

ad. Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Om te voorkomen dat begrippen voor meerdere interpretaties vatbaar zijn, wordt een omschrijving van veel gebruikte begrippen gehanteerd.

ad. Artikel 2. Onderwijseenheden, studielast en studiepunten

De onderwijseenheden zijn limitatief opgesomd, waardoor eventuele andere activiteiten geen onderwijseenheden zijn in de betekenis van dit examenreglement.

Teneinde de studielast zo objectief mogelijk aan te geven, wordt gebruik gemaakt van een studiepuntensysteem. Hierbij kan voor elke onderwijseenheid de studielast bepaald worden. Normatieve studielast is de tijd die een (gemiddelde) student, de normstudent dus, nodig heeft om een onderwijseenheid, een studiefase of de gehele opleiding te doorlopen. Dit is al aangegeven hierboven.

Door dit systeem kan de studiebelasting van een onderwijseenheid min of meer objectief gecontroleerd worden. De bedoeling van dit systeem is ook om de zwaarte van de verschillende studieprogrammaonderdelen enigszins vergelijkbaar te maken en normoverschrijding van de overeengekomen belasting per onderdeel te voorkomen. Het kan door de student als instrument gebruikt worden om zich te beschermen tegen al te “royale” examinatoren. Het onderwijs moet studeerbaar zijn, hetgeen inhoudt dat een normstudent zonder noemenswaardige problemen door de opleiding gaat. Een normstudent is een fictieve student op wie de programmering is afgestemd, en die voor de betreffende opleiding een ruim voldoende tot goede begaafdheid, motivatie en studiehouding heeft.

De studielast van een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in studiepunten. Een studiepunt is gelijk aan 28 uren studie(arbeid). Het hier gehanteerde studiepuntensysteem is gebaseerd op het Europese ECTS wat staat voor European Transfer Credit System. Daarbij wordt er voor een studiejaar 60 ECTS gerekend. Deze overstap naar het Europees systeem is gemaakt om aan te sluiten bij een internationaal gestandaardiseerd studiepuntensysteem We spreken hier van (Surinaamse) studiepunt omdat we niet tot Europa behoren. Er geldt dus dat 1 (Surinaamse) studiepunt = 1 ECTS.

Volgens het oude Nederlandse studiepuntensysteem werd uitgegaan van 42 studieweken in een studiejaar (exclusief herkansingen). Voor elke week werden er 40 studie(arbeids)uren gerekend. Eén Nederlands studiepunt is gelijk aan 40 uren (of te wel, één week werken) en heeft het studiejaar dus 42 studiepunten.

De verhouding 42 Nederlandse studiepunten in een jaar ten opzichte van 60 Surinaamse studiepunten in een jaar resulteert in een verhouding van 40 uren studie(arbeid) voor een oud Nederlands studiepunt ten opzichte van 28 uren voor een studiepunt. Merk op dat 1 Nederlandse studiepunt gelijk is aan 40 uren en dus 60/42 hetgeen gelijk is aan 10/7 is 1,43


ECTS (en dus 1,43 Surinaamse studiepunt). Een Surinaamse studiepunt is gelijk aan 28 uren en dus 1 ECTS en dus 42/60 is 7/10 Nederlandse studiepunt.

In de vroegere Examenreglementen die op onze universiteit gehanteerd werden, werd er gebruik gemaakt van de eenheid credit point (cp) om de zwaarte van een onderwijseenheid aan te geven. De relatie die er bestond tussen cp's en uren studie resulteerde meerdere malen in scheve verhoudingen, omdat er vaak slechts op het aantal contacturen gelet werd.

Bij de Faculteit der Maatschappijwetenschappen is men daarom in 1994 overgestapt op een systeem waarbij 1 cp correspondeerde met 60 contacturen, waaraan gekoppeld 90 zelfstudie uren en was 1 cp gelijk aan dus 150 studiearbeidsuren. De Faculteit der Technologische wetenschappen hanteerde echter nog steeds de oude rekenmethode.

Ter bewaking van het wetenschappelijk niveau van het onderwijs geldt, m.b.t. de spreiding van de studielast, de volgende procedure:

a. de vakgroepen binnen de studierichting doen voorstellen met betrekking tot het relatieve gewicht van cursussen, stages, leeronderzoeken, scripties en andere onderwijseenheden, de proportie arbeid die via colleges e.d. besteed zal worden. Dit gewicht wordt uitgedrukt in studiepunten. Voor zover er in een studierichting (nog) geen vakgroepen zijn ingesteld, doet de examinator de voorstellen m.b.t. de proportie.

b. Deze voorstellen worden gedaan aan de opleidingscommissie die hieromtrent besluiten neemt.

ad. Artikel 3. Examens

De driejarige Bachelorstudie wordt afgesloten met het bachelorexamen. Na succesvolle afsluiting van de BIfase wordt aan de student een certificaat uitgereikt. Bij afronding van de gehele opleiding wordt een diploma uitgereikt. Tegen betaling kunnen op verzoek van de student tussentijdse verklaringen worden verstrekt, aangevende de behaalde onderwijseenheden en de bijbehorende cijfers. De hoogte van het te betalen bedrag wordt door het Bestuur van de Universiteit vastgesteld.

ad. Artikel 4. Geldigheidsduur

De Bachelorstudie is een onafgebroken driejarige studie die om praktische redenen is opgesplitst in twee fasen, respectievelijk de BI en de BII fase. In de huidige driejarige Bachelorstudie is de overstap gemaakt van studielimieten naar het systeem van maximale geldigheidstermijnen van onderwijseenheden. Voor bepaling van de geldigheidsduur wordt gerekend vanaf het moment waarop het tentamen is afgelegd dan wel het schriftelijk stuk in het kader van een praktische oefening bij de daartoe aangewezen instanties is ingeleverd.

ad. Artikel 5. Tentamens


Informatie over tentamens en data waarop ze gehouden worden kunnen op de volgende manier aan de student worden gegeven: via de studiegids, middels schriftelijke informatie ter beschikking te stellen via de studentenadministratie, middels schriftelijke informatie ter beschikking te stellen via de docent en via de website van de universiteit.

Voor een goed verloop van de organisatie van tentamens is er een intekenprocedure ingesteld. Hier is er een intekenperiode van tien werkdagen. De laatste dag om in of uit te tekenen voor een tentamen is telkens – overeenkomstig artikel 5 lid 4 sub b – vijf (5) werkdagen vóór de aanvang van een tentamen.

In dit artikel is de driekansenregeling vastgelegd hetgeen inhoudt dat een student per onderwijseenheid recht heeft op drie kansen, waarna hij voor (gewone) dispensatie of een bijzondere kans in aanmerking kan komen onder de voorwaarden vermeld in artikel 9, lid 3.

Er worden driemaal per jaar tentamens afgenomen terwijl de student twee keer in het jaar de kans heeft aan een bepaald tentamen deel te nemen, namelijk gelijk nadat de desbetreffende onderwijseenheid is verzorgd en in de hertentamenperiode van oktober.

De student is in beginsel vrij zelf te bepalen in welke van de tentamenperioden bestemd voor de diverse fasen hij zijn tentamenkansen zal benutten, met dien verstande dat de vakgroep (of studierichting, indien de vakgroepen nog niet operationeel zijn), de volgorde van de tentamens vaststelt op basis van de moeilijkheidsgraad. Het is niet nodig c.q. zinvol onnodige barrières voor de studenten te creëren, behoudens een duidelijke justificatie. Het afleggen van tentamens en de daaropvolgende beoordeling is van cruciaal belang voor de student. Immers, het behalen van een tentamen betekent het verkrijgen van studiepunten ter afronding van de universitaire opleiding. De student moet de gelegenheid geboden worden zo snel als mogelijk zijn studie af te ronden; onnodig tijdverlies is uit den boze.

ad. Artikel 6. Examencommissie

Het is wenselijk gebleken de oorspronkelijke taakstelling van de examencommissie te wijzigen zodanig dat een aantal taken waar de Examencommissie niet aan toe kwam, toebedeeld zullen worden aan de Opleidingscommissie of in overleg met laatstgenoemde commissie zullen worden uitgevoerd. Uitgaande van lid 4 kan de Examencommissie een huishoudelijk reglement vaststellen voor het richtig doen verlopen van tentamens.

ad. Artikel 7. Beoordeling

Het aanwijzen van (vervangers van) examinatoren geschiedt bij voorkeur in overleg met de vakgroep c.q. de studierichting.

De tentamenstof kan slechts worden ontleend aan bronnen, die uit schriftelijk materiaal zijn samengesteld. De vragen en opgaven van de tentamens mogen deze bronnen niet te buiten gaan. Het tentamineren van leerstof is alleen mogelijk indien essentiële gedeelten, zijnde: een beknopte weergave van de hoofdpunten, de hoofdelementen van een redenering en/of

een aandachtspuntenlijst op schrift beschikbaar zijn. In de studiegids dient de te tentamineren leerstof expliciet vermeld te staan.

De leerstof dient ruimschoots vóór de aanvang van de tentamenperiode, maar bij voorkeur vóór de aanvang van het onderwijs dat op het tentamen voorbereidt, schriftelijk te worden bekendgemaakt. Indien de examencommissie c.q. examinator de examenstof nader wil bepalen, is hij daartoe bevoegd, mits een zodanig besluit uiterlijk een maand vóór het afnemen van het tentamen schriftelijk bekend wordt gemaakt op de aanplakborden. De vragen en opgaven van het tentamen zijn zo evenwichtig mogelijk gespreid over de examenstof. Het tentamen representeert de onderwijsdoelen naar inhoud en vorm. De vragen en opgaven van het tentamen zijn duidelijk en ondubbelzinnig, en zijn zodanig gesteld of bevatten voldoende aanwijzingen dat de student kan weten hoe uitvoerig en gedetailleerd de antwoorden moeten zijn.

Geruime tijd voor het afnemen van het desbetreffende tentamen maakt de Examencommissie c.q. examinator bekend op welke wijze het tentamen wordt afgelegd. Het is wenselijk dat geruime tijd voor het afnemen van een tentamen, de examinator, de examinandi zo mogelijk in de gelegenheid stelt kennis te nemen van een schriftelijke proeve van een dergelijk tentamen, alsmede van de modelbeantwoording en de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.

De duur van het tentamen is zodanig dat examinandi, naar redelijke maatstaven gemeten, voldoende tijd hebben om de vragen te beantwoorden. Waar mogelijk, mogen de tentamenopgaven door de student na afloop van het tentamen worden meegenomen. Tentamens worden volgens artikel 5 lid 9 afgenomen in de daartoe vastgestelde tentamenperioden. Onderwijseenheden die niet in de vorm van een tentamen worden getoetst, mogen beoordeeld worden gedurende het gehele kwartaal, semester of studiejaar.

De keuze of een tentamen mondeling dan wel schriftelijk wordt afgenomen is in principe aan de examinator. Ten behoeve van de objectiviteit dienen de examinator en de medebeoordelaar, bij mondelinge tentamens, de gang van zaken in een procesverbaal vast te leggen.

Van het afnemen van tentamens wordt procesverbaal opgemaakt. Daarin wordt o.a. vastgelegd in welk vak tentamen is gedaan, de studierichting, het aantal kandidaten, wie de surveillanten zijn, de geprogrammeerde en feitelijke aanvangstijd van het tentamen en eventueel vermoeden van fraude. Het procesverbaal wordt zo gauw als mogelijk na afloop van het tentamen via de Faculteitsadministratie aan de Examencommissie verzonden.

ad. Artikel 8. Slagingsnormen en judicium

Teneinde vast te stellen of het Bachelor examen is behaald, dient de Examencommissie na te gaan of alle onderwijseenheden die zijn voorgeschreven, succesvol zijn afgerond. Dit houdt in dat voor de desbetreffende onderwijseenheden het cijfer 5,5 of hoger moet zijn behaald.


ad. Artikel 9. Normen voor doorstroming: studieduur en dispensatie

In dit artikel zijn de regelingen met betrekking tot bijzondere dispensatiekansen t.a.v. respectievelijk de voltijdse en de deeltijdse opleidingen vastgesteld. Blijkens art. 9 lid 1 en 2 in relatie met art. 5 lid 8 en 9, heeft een BIstudent drie reguliere tentamenkansen en meerdere dispensatiekansen te benutten tot en met de laatste tentamenperiode van het tweede dan wel het viere inschrijvingsjaar, voor respectievelijk de voltijdseopleiding danwel de deeltijdse opleiding. Belangrijk: nietafronding binnen de bovengenoemde perioden heeft tot gevolg dat alle reeds succesvol afgelegde onderwijseenheden komen te vervallen. De mogelijkheid van vrijstelling bij een eventuele nieuwe inschrijving is alleen aanwezig als de inhoud van het desbetreffende onderdeel niet is gewijzigd.

De nominale studieduur voor een:

voltijdse opleiding is: 1 jaar (BI) + 2 jaar (BII) = 3 jaar.

deeltijdse opleiding is: 2 jaar (BI) + 4 jaar (BII) = 6 jaar.

De maximale studieduur voor een:

voltijdse opleiding is: 2 jaar (BI) + 3 jaar (BII) = 5 jaar.

deeltijdse opleiding is: 4 jaar (BI) + 6 jaar (BII) = 10 jaar.

Het verzoekschrift voor een (gewone) dispensatiekans dient vergezeld te gaan van relevante bewijsstukken. Uitgaande van lid b kan een student die geen gronden heeft om dispensatie voor een vierde kans te verkrijgen of van wie een desbetreffend verzoek is afgewezen, dus in aanmerking komen voor een bijzondere (vierde, vijfde etc.) kans, eveneens met in achtneming van art. 4.

Volgens lid 3 dient er een causaal verband te bestaan tussen de vermelde dispensatiegronden en de studie. Uit het verzoekschrift moet dus blijken dat de achterstand in de studie direct is veroorzaakt door de aangevoerde gronden. Vrijwillige afschrijving heeft geen schorsend effect op de geldigheidstermijnen van onderwijseenheden.

De examencommissie kan ex art. 9 lid 1 sub d en lid 2 sub d en met inachtneming van artikel 8 lid 4 nadere regels vaststellen op grond waarvan een student van de BI naar de BII fase kan doorstromen. Zij zou kunnen vaststellen dat het behalen van bepaalde tentamens (zgn. doorstromingsvakken) behaald dienen te worden. De student mag in principe in de BIIfase “vrij doorstromen.” De Examencommissie kan ter zake hiervan bindende regels vaststellen.

ad. Artikel 10. Vrijstelling/compensatie

In de vrijstellings/compensatieregeling, vastgelegd in dit artikel, is expliciet opgenomen, dat ook eerder aan onze universiteit behaalde onderwijseenheden voor vrijstelling of compensatie kunnen worden voorgelegd. Door het waarderen van de reeds succesvol afgeronde onderwijseenheden kunnen de betrokken studenten gemotiveerd raken zich weer in te schrijven behoudens gevallen waarbij de vrijstellingsmogelijkheid is uitgesloten, bijvoorbeeld ingeval van art. 9 leden 1 en 2. Belangrijk is dat bij de beoordeling van vrijstellingsaanvragen rekening gehouden moet worden met art. 4.


ad. Artikel 11. Fraude

Er is een geheel nieuwe frauderegeling ontworpen, waarbij er indicaties zijn gegeven over wat mogelijk frauduleus gedrag kan zijn. Gehandhaafd blijft het gegeven dat de Examencommissie moet vaststellen of er fraude is gepleegd, voordat de sanctieregel kan worden toegepast. Een surveillant, de examinator een of student moet van het vermoeden van fraude melding maken bij de Examencommissie. De student maar ook de examinator en/of de surveillant die schriftelijk melding heeft gemaakt van de fraude, kan/kunnen, blijkens artikel 15 lid 1, beroep aantekenen bij het Dagelijks Bestuur van de Faculteit.

ad. Artikel 12. Vaststelling van fraude

Dit artikel spreekt voor zich.

ad. Artikel 13. Sancties van fraude

Er is een nieuwe sanctieregeling ontworpen om tegemoet te komen aan het bezwaar dat er geen mogelijkheid was om naar rato van de ernst van de fraude een toepasselijke sanctie op te leggen. Met drie tentamenperioden wordt gedoeld op de reguliere tentamenperioden binnen een jaar.

ad. Artikel 14. Klachten

In dit artikel is het recht van beklag vastgelegd ter zake de naleving van verplichtingen van de faculteit jegens studenten. Met de zinsnede “Het beroep heeft geen schorsende werking” wordt bedoeld dat de werking van het besluit van de Examencommissie door het beroep van de student niet gestuit c.q. geschorst wordt.

ad. Artikel 15. Beroep

Er is een beroepsmogelijkheid tegen besluiten van de Examencommissie bij het Dagelijks Bestuur dat voor deze aangelegenheid wordt uitgebreid met de voorzitter van de studentencommissie of een door deze aangewezen vervanger. Indien een der leden van het Dagelijks Bestuur zelf belanghebbende is, wordt hij / zij vervangen door een ander lid van het Faculteitsbestuur.

ad. Artikel 16. Sancties betreffende toepassing van het examenreglement

Het artikel maakt expliciet duidelijk, dat het Faculteitsbestuur al dan niet op voordracht van de Examencommissie kan ingrijpen als (bij herhaling) misstanden geconstateerd worden.

Alhoewel de bevoegdheid tot het opleggen van sancties soms ligt binnen de bevoegdheden van het Faculteitsbestuur, is het raadzaam dat het bestuur in overleg treedt met de Examencommissie dan wel de vakgroepen alvorens tot sancties over te gaan.

ad. Artikel 17. Invoeringsbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

ad. Artikel 18. Overgangsbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

ad. Artikel 19. Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Een compleet copie van het examenreglement kan worden opgehaald bij het secretariaat Infrastructuur (Tel 465558 ext 351).

 Anton de Kom Universiteit van Suriname
 Faculteit der Technologische Wetenschappen - Infrastructuur

Contact: ftew-infra@uvs.edu
Telefoon: 465558 tst. 351/352/353

© 2009 FTeW - Infrastructuur