(Op)voeden is (g)een Kunst
Vroeger en nu
Ik denk nog vaak aan vroeger. Aan de tijd dat ik nog jong was. Die zondagen dat ik samen met mijn vader naar de hei ging. Achterop de fiets, gespannen kijkend naar zijn voorover gebogen rug. Hoe hij weer en wind trotseerde, mij vrijhoudend van alle weerbarstige weersinvloeden. Ik kon niet wachten op alle komende geneugten en spoorde mijn vader aan tot meer tempo.
En als we dan op de hei aankwamen , doolden we uren rond op zoek naar wild, klein en groot. We dronken uit onze veldfles en verorberden de door moeder zorgvuldig in aluminiumfolie verpakte broodjes kaas. En als we dan moe en voldaan op de heide neerploften, keken we al op onze rug liggend, naar die majestueuze wolken. Die wonderbaarlijk majestueuze wolken die oneindig voorbijdreven, dansend op de zachte westenwind.
Het waren die wolken, van horizon tot horizon, die mij inspireerden. Het waren die prachtige witte wolken die grenzeloze fantasieën in mij los maakten.
En steevast vroeg mijn vader dan: “Waar denk je aan , Hansje, waar lijken die wolken op?”
En mijn antwoord was altijd hetzelfde. Dromend zag ik alles voor me, en alle wolken die voorbijdreven veranderden in schapen, ontelbare schapen met een plotseling opdoemende herder in het midden.
Als ik dan genoeg schapen geteld had, zag ik vanuit mijn ooghoeken mijn vader huilen, achter een paar ondeugende ogen die een schaterlach verrieden..
Het waren die momenten van onschatbaar geluk.
Die momenten dat we elkaar aanvoelden, en die, zoals later zou blijken, van onschatbare waarde zouden zijn.

Vanmiddag dacht ik weer aan vroeger, en mijn besluit was genomen. Reggie moest en zou mee naar de hei. Hij was over te halen dit keer, er was geen vriendje in de speeltuin en bovendien niks op t.v.
Derhalve naar de hei getogen, niet met de fiets, maar met de auto. Toch lekker makkelijk zo`n ding. Een uurtje rondgewandeld (geen wild te bekennen, heide is leeggeroofd) als het Reggie begint te vervelen. “Ik heb dorst, Papa”, klinkt het verveeld.
Zwijgend maak ik het meegebrachte blikje cola open en samen consumeren we de inhoud. Waar naar toe met het lege geval? Ik besluit het in mijn zak te steken, verbaasde blikken tot gevolg.
“Laten we eens lekker even gaan liggen, jongen,” tracht ik een traditie voort te zetten.
Met zichtbaar tegenzin geeft Reggie aan mijn verzoek gevolg.
Een tijdje staren we naar de wolken. Ze zijn nog net zo wonderbaarlijk als weleer. Mijn zoete herinneringen maken zich van mijn gedachten meester. Ik bedenk dat mijn vader toen zo oud moet zijn geweest als ik nu. De onvermijdelijke vraag brandt op mijn lippen.
“Waar denk je aan, Reggie, waar lijken de wolken op?”
Ik zie Reggie helemaal opbloeien en zijn fantasie neemt een loopje met hem.
“Zie je de ene daar komen, papa?” Ik kijk in de richting die hij mij aanwijst.
“Het is net een Pokemon, nietwaar?” Ik frons mijn wenkbrauwen.
“En daar een digimon, en een Dragonball Z en een Action Man en een …. En een… en een…”

Tranen biggelen over mijn wangen. Het is niet meer als vroeger.
Ik heb geen zin om te lachen.