Studio 6     Universal Video     Camera's     The making of

Realisator Bert Struys met script-girl Marieke Vervaeke.  


Monteur Henri Erismann en Marieke vieren de 100e bobijn.

 

The making of 

Toen het scenario door realisator Bert Struys goedgekeurd werd, besteedde men een maand aan het zoeken naar geschikte locaties. De eigenlijke opnames duurden tussen 1 en 4 maanden, afhankelijk van het feuilleton.

De belichte bobijnen worden in het labo ontwikkeld. Van de negatieven worden een positieve kopieën of rushes gemaakt. De monteur, in de meeste gevallen Henri Erismann, was dikwijls ook aanwezig op de opnames. Zo kon hij de rushes reeds ter plekke beoordelen. Dit gebeurde in samenspraak met Bert Struys.

Daarna moeten beeld (op pellicule) en geluid (op audiotape) gesynchroniseerd worden. Meteen wordt ook het belang van de 'claquette'  duidelijk. Het klapbord of claquette dient als referentiepunt. De klap wordt namelijk  zowel op de beeld- als op de geluidsband geregistreerd.

De opnames gebeuren bijna nooit in volgorde van het draaiboek. Om organisatorische redenen wordt alles door elkaar opgenomen. Tijdens de montage worden alle shots los van elkaar geknipt en in de juiste volgorde terug samengebracht. Het hoeft geen betoog dat de montage een enorm belangrijke schakel in het geheel is. Daarom werkte men er ook meestal aan van september tot januari.

Op de gemonteerde werkkopie worden nog sfeer- en andere geluiden toegevoegd : de sonorisatie. Als alles daarna in de juiste verhouding gemixt is kan er eindelijk geklonken worden op de goede afloop.  Tegen die tijd is Bert Struys echter al lang met de voorbereidingen voor het volgende feuilleton begonnen.